vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
zaaknummer / rolnummer: 241754 / HA ZA 12-58
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A. Sanders-Maanurdin te Valkenswaard,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.C. Appünn te Berlicum.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 april 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 15 augustus 2012
- het faxbericht aan de rechtbank van mr. Sanders-Maanurdin van 22 augustus 2012, mede ondertekend door mr. Appünn
- de brief van de rechtbank aan mr. Sanders-Maanurdin van 28 augustus 2012, in afschrift verzonden aan mr. Appünn
- de brief aan de rechtbank van mr. Sanders-Maanurdin van 30 augustus 2012
- de akte overleggen producties van de vrouw
- de akte uitlating producties van de man.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Partijen hebben een affectieve relatie gehad, die inmiddels is beëindigd.
2.2. Partijen zijn een samenlevingsovereenkomst aangegaan, die is neergelegd in een notariële akte van 2 november 2000.
2.3. In artikel 5 van de samenlevingsovereenkomst is bepaald dat de inboedel, aangeschaft voor de gemeenschappelijke huishouding partijen ieder voor de onverdeelde helft toebehoort.
2.4. Partijen hebben de gezamenlijke eigendom van de woningen met toebehoren aan de [adres A] en de [adres B] te [woonplaats]. Deze woningen zijn gezamenlijk belast met een recht van (aflossingsvrije) hypotheek ten gunste van de ABN AMRO bank voor een bedrag van € 252.000,--. Partijen zijn de hypothecaire lening gezamenlijk aangegaan.
2.5. Partijen hebben een gezamenlijke rekening (een zogenaamde en/of rekening) bij ABN AMRO bank onder rekeningnummer [1].
2.6. Partijen zijn beiden verzekeringnemer van een spaarhypotheekverzekering bij ABN AMRO onder polisnummer [2]. De waarde van deze polis bedroeg per 9 september 2011 € 19.651,54.
2.7. De vrouw is eigenaar van de loods aan het [adres C] te [woonplaats].
2.8. Op 2 november 2000 heeft de vrouw een bedrag van fl. 50.000,-- (€ 22.689,--) aan de man geleend.
2.9. Op 1 oktober 2002 heeft de vrouw een bedrag van € 45.000,-- aan de man geleend.
2.10. Partijen hebben gezamenlijk een aantal overeenkomsten van geldlening gesloten met derden. Het gaat om een overeenkomst met de heer [A], waarbij aan de heer [A] een bedrag van € 25.000,-- is geleend en twee overeenkomsten met de heer [B] waarbij aan de heer [B] bedragen zijn geleend van respectievelijk
€ 6.000,-- en € 4.800,-- (dit bedrag is inmiddels teruggebracht tot € 3.800,--). De vorderingen uit hoofde van deze geldleningsovereenkomsten zijn nog niet opeisbaar.
in conventie en in reconventie
3.1. De vrouw vordert in conventie na vermindering en vermeerdering van eis samengevat –
a. de wijze van verdeling van de gemeenschappelijke goederen c.q. verrekening vast te stellen overeenkomstig het voorstel van de vrouw,
b. te bepalen dat het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de akte tot levering van de onroerende zaken ex artikel 3:300 BW,
c. de man te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de loods staande en gelegen aan het [adres C] te [woonplaats] te ontruimen en ontruimd te houden, met afgifte van de sleutels aan de vrouw en met achterlating van de zaken die aan de vrouw toebehoren,
d. de vrouw te machtigen om deze ontruiming des nodig plaats te doen vinden met behulp van de sterke arm,
e. de man te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat hij, nadat drie dagen na de betekening van het vonnis zijn verstreken, niet voldoet aan de veroordeling tot ontruiming.
3.2. De man voert verweer en vordert in reconventie samengevat –
de verdeling van de goederen vast te stellen overeenkomstig het voorstel van de man.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in conventie en in reconventie
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschap(pen) dienen te worden verdeeld en dat de rechtbank de wijze van verdeling daarvan dient te gelasten. Partijen zijn het erover eens dat de volgende goederen gemeenschappelijk zijn: de woningen aan de [adres A] en de [adres B] te [woonplaats], de inboedel, de spaarhypotheekverzekering bij ABN AMRO onder polisnummer [2], de bankrekening met nummer [1] en de onder 2.9. genoemde vorderingen op de heren [A] en [B]. Partijen zijn het er voorts over eens dat de hypothecaire schuld aan de ABN AMRO bank gemeenschappelijk is.
4.2. De kwesties die partijen met name verdeeld houden zijn de waarde van de aan partijen in gezamenlijke eigendom toebehorende woningen en de door de vrouw gevorderde ontruiming van de haar in eigendom toebehorende loods. De rechtbank zal eerst ingaan op de kwesties waarover partijen geen verschil van mening (meer) hebben.
4.3. Partijen zijn het erover eens dat het schilderij van [C] aan de man wordt toegedeeld tegen een waarde van € 2.042,--. De rechtbank zal de wijze van verdeling van het schilderij aldus gelasten.
4.4. Voor wat betreft de overige inboedel heeft de vrouw bij dagvaarding voorgesteld dat ieder daarvan behoudt wat hij/zij thans in bezit heeft. Nu de man zich daartegen niet heeft verzet, zal de wijze van verdeling van de resterende inboedel aldus worden gelast.
4.5. Partijen zijn het erover eens dat zij ieder bij helfte gerechtigd zijn tot de onder 2.10 genoemde vorderingen op [A] en [B]. Deze vorderingen zullen ieder bij helfte aan de man en de vrouw worden toegedeeld, zodat zij gelijkelijk het kredietrisico dragen.
4.6. Partijen zijn het er tevens over eens dat de beide woningen aan de vrouw zullen worden toegedeeld. Kennelijk maakt de man geen aanspraak meer op het door hem in reconventie gevorderde gebruiksrecht van de woning aan de [adres A]. Partijen zijn het er voorts over eens dat de polis met nummer [2] aan de vrouw zal worden toegedeeld. De rechtbank gaat uit van de door de vrouw opgegeven waarde van deze polis van afgerond € 19.652,--, nu geen van partijen heeft aangevoerd dat de waarde van deze polis intussen is gewijzigd. Partijen zijn het er ook over eens dat de vrouw de aan de woningen verbonden hypothecaire schuld van € 252.000,-- zal overnemen en de daaraan verbonden lasten voortaan zal voldoen als ware het haar eigen schuld. De rechtbank zal de wijze van verdeling aldus gelasten, op voorwaarde dat de vrouw het ertoe leidt dat de man door de ABN AMRO bank wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid.
4.7. De vrouw heeft voor het geval dat de man nalaat om medewerking te verlenen aan de notariële levering aan haar van zijn aandeel in de woningen, gevorderd dat deze uitspraak in de plaats van de akte of een deel daarvan zal treden. De rechtbank zal deze vordering aldus toewijzen dat dit vonnis in de plaats van de wilsverklaring van de man zal treden, voor het geval de man zijn medewerking niet verleent.
4.8. De vrouw heeft voorgesteld dat de bankrekening met rekeningnummer [1] zonder enige verrekening aan haar wordt toegedeeld. De bankrekening zal aldus aan de vrouw worden toegedeeld, nu de man zich hiertegen niet heeft verzet.
4.9. De vrouw heeft bij dagvaarding verklaard de aan de man verstrekte leningen ad totaal € 67.689,-- alsmede het bedrag van € 409,06 (de helft van de door de vrouw betaalde rekening van de door partijen gezamenlijk ingeschakelde makelaar) te willen verrekenen met de aan de man verschuldigde overbedelingsuitkering. De man heeft zich hiertegen niet verzet. De rechtbank vat dit voorstel van de vrouw op als een vordering tot verklaring voor recht en deze vordering zal als zodanig worden toegewezen.
4.10. De man voert verweer tegen de vordering van de vrouw tot ontruiming van de loods. Hij wil de loods blijven gebruiken als ontspanningsruimte. De rechtbank zal de vordering echter toewijzen. De man verblijft zonder recht of toestemming van de vrouw in de loods en de vrouw heeft er recht op in het ongestoorde bezit van haar eigendom te worden gesteld. De gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen. De gevorderde machtiging de ontruiming zo nodig plaats te doen vinden met behulp van de sterke arm zal worden afgewezen, aangezien het de rechtbank voorkomt dat de dwangsom voldoende prikkel voor de ontruiming zal zijn. De door de man in reconventie gevorderde toedeling van de loods aan hem zal worden afgewezen.
4.11. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen van 15 augustus 2012 zijn partijen ermee akkoord gegaan dat de rechtbank een taxateur zal benoemen ter taxatie van de woningen [adres A] en [adres B] te [woonplaats] en dat de uitslag van die taxatie voor beide partijen bindend zal zijn bij de afrekening.
4.12. Vervolgens zijn partijen nader overeengekomen dat zij zelf opdracht zullen geven aan een taxateur en dat zij zich zullen conformeren aan de uitkomst van deze taxatie. Dit is meegedeeld bij het faxbericht aan de rechtbank van mr. Sanders-Maanurdin van 22 augustus 2012, mede ondertekend door mr. Appünn.
4.13. Bij akte overlegging producties heeft de vrouw taxatierapporten betreffende [adres A] en [adres B] te [woonplaats] overgelegd. Deze rapporten zijn opgemaakt door taxateur ir. J.K.M. Scholte Albers in opdracht van beide partijen. De marktwaarde van [adres A] per 18 december 2012 bedraagt volgens deze taxateur € 145.000,-- en de waarde in verhuurde staat € 120.000,--. De marktwaarde van [adres B] per 18 december 2012 bedraagt volgens de taxateur € 200.000,--.
4.14. De man heeft bij akte uitlating producties aangevoerd dat bij de verhuurde woning ([adres A], rb.) uitgegaan dient te worden van de waarde in onverhuurde staat, omdat de huurovereenkomsten door de vrouw kunnen worden beëindigd, zodat zij de woning vrij van huur kan verkopen. Hij heeft voorts aangevoerd dat hij in redelijkheid niet aan de getaxeerde waarden ter hoogte van € 145.000,-- en € 200.000,-- gehouden kan worden, omdat de WOZ-waarde van de [adres A] per 1 januari 2012 door de gemeente is vastgesteld op € 202.000,-- en de WOZ-waarde van de [adres D] op € 222.000,--. In de taxatierapporten van november 2011 waren de waarden respectievelijk € 161.250,-- en
€ 225.000,--. De man verzoekt de rechtbank daarom van deze laatste waarden uit te gaan.
4.15. De rechtbank overweegt het volgende. Eerder wilde de man niet akkoord gaan met de in november 2011 getaxeerde waarden. Met name de man wilde dat de woningen werden gehertaxeerd. Voorafgaand aan de hertaxatie is hij met de vrouw overeengekomen zich te zullen conformeren aan de uitkomst van deze taxatie. Dat de waarde van de woning zou zijn gedaald in verband met de economische crisis viel te verwachten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de man in redelijkheid wel aan de getaxeerde waarden kan worden gehouden. Er is ook geen aanleiding om voor de waardering van de woningen een eerdere peildatum te hanteren dan de datum van feitelijke verdeling, nu beide partijen te kennen hebben gegeven de feitelijke verdeling als peildatum te zien. Nu bij dit vonnis de wijze van verdeling wordt vastgesteld, heeft de uitspraakdatum van dit vonnis te gelden als peildatum. De peildatum is aldus 8 mei 2013. De niet voor de samenleving van partijen gebruikte woning aan de [adres A] is op dit moment (nog steeds) verhuurd, zo blijkt uit het meest recente taxatierapport. Waardering tegen de peildatum betekent dan ook dat de waarde van de woning is: de waarde in verhuurde staat. De rechtbank gaat ervan uit dat de waarde van de woningen sedert 18 december 2012 niet (substantieel) is gewijzigd.
4.16. De bovenstaande wijze van verdeling leidt tot het volgende resultaat:
Omschrijving waarde aan man aan vrouw
woning [adres A] 120.000 120.000
woning [adres B] 200.000 200.000
hypotheek -252.000 -252.000
levensverzekering [2] 19.652 0 19.652
ABN en/ of rekening 0 0 0
vordering [A] 25.000 12.500 12.500
vordering [B] 2008 6.000 3.000 3.000
vordering [B] 2010 3.800 1.900 1.900
schilderij [C] 2.042 2.042
totalen 124.494 19.442 105.052
komt ieder toe 62.247 - 62.247 62.246
onder-resp overbedeling - 42.805 42.805
De man heeft derhalve een vordering op de vrouw van € 42.805,-- uit hoofde van overbedeling.
4.17. Nu de vrouw haar vordering op de man in verband met de hiervoor onder 4.9. genoemde bedragen mag verrekenen met de door haar aan de man te betalen overbedelingsuitkering (waarmee de man heeft ingestemd), resteert een bedrag van
(€ 67.689 + € 409,06 =) € 68.098,06 – € 42.805,-- = € 25.293,06 dat de man nog aan de vrouw dient te betalen. Nu de vrouw niet heeft gevorderd de man te veroordelen tot terugbetaling van de geldleningen aan haar, maar slechts dat zij mag verrekenen, zal de rechtbank geen veroordeling tot betaling uitspreken.
4.18. Het in conventie en in reconventie meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
4.19. Gelet op de relatie tussen partijen zullen in conventie en in reconventie de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in conventie en in reconventie
5.1. stelt de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vast als overwogen in 4.3. tot en met 4.8.,
5.2. stelt als voorwaarde voor de verdeling van de woningen zoals overwogen in 4.6., dat de vrouw het ertoe leidt dat de man uiterlijk 14 dagen voor de voorgenomen notariële leveringsdatum van de woningen door de ABN AMRO bank wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld,
5.3. bepaalt, voor het geval de man, daartoe uitgenodigd door de notaris, niet zijn medewerking verleent aan het verlijden van de akte(s) tot levering van de woningen aan de [adres A] en de [adres B] te [woonplaats], dat dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring van de man die is benodigd voor het verlijden van die akte(s),
5.4. bepaalt dat partijen elk gehouden zijn om de helft van de kosten, verbonden aan de uitvoering van deze verdeling, te voldoen,
in conventie
5.5. verklaart voor recht dat de vrouw de aan de man verstrekte leningen ad totaal
€ 67.689,-- alsmede het bedrag van € 409,06 (de helft van de door de vrouw betaalde rekening van de door partijen gezamenlijk ingeschakelde makelaar) mag verrekenen met de aan de man verschuldigde overbedelingsuitkering,
5.6. veroordeelt de man om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de loods staande en gelegen aan het [adres C] te [woonplaats] te ontruimen en ontruimd te houden, met afgifte van de sleutels aan de vrouw en met achterlating van de zaken die aan de vrouw toebehoren,
5.7. veroordeelt de man tot betaling van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat hij, nadat drie dagen na de betekening van het vonnis zijn verstreken, niet voldoet aan de veroordeling tot ontruiming.
5.8. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.10. wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.11. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.12. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L.A. Boer en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2013.