ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ9803
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Nadeelcompensatie voor meervalkwekers na subsidieverlening aan Stichting Aquacultuur Zuidoost Nederland
In deze zaak hebben eisers, meervalkwekers, een verzoek tot nadeelcompensatie ingediend bij de staatssecretaris van Economische Zaken. Dit verzoek was gebaseerd op schade die zij stelden te hebben geleden als gevolg van een subsidie die in 2004 was verleend aan de Stichting Aquacultuur Zuidoost Nederland voor de kweek van tilapia. Eisers betoogden dat de subsidie had geleid tot oneerlijke concurrentie, omdat de Stichting na de subsidie was overgestapt op de kweek van claresse, een soort meerval, wat volgens hen de meervalmarkt had verstoord en hun omzet had doen dalen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat de omzetdaling direct het gevolg was van de subsidieverlening aan de Stichting. De rechtbank oordeelde dat er een te ver verwijderd verband was tussen de subsidieverlening en de door eisers gestelde schade. De rechtbank wees op verschillende factoren die bijdroegen aan de daling van de vraag naar meerval, zoals de economische crisis en concurrentie van goedkopere geïmporteerde vis. Bovendien was er geen bewijs dat de Stichting door de subsidie goedkoper kon produceren dan de eisers.
De rechtbank concludeerde dat de eisers niet in hun bewijsvoering waren geslaagd en dat de subsidieverlening niet de directe oorzaak was van hun schade. Het beroep van de eisers werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 8 mei 2013.