ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ9774
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Nadeelcompensatie voor meervalkwekers na subsidieverlening aan tilapia-kwekerij
In deze zaak hebben eisers, meervalkwekers, een verzoek tot nadeelcompensatie ingediend bij het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant. Dit verzoek was gericht op schadevergoeding die zij stellen te hebben geleden als gevolg van een subsidie die in 2004 werd verleend aan de Stichting Aquacultuur Zuidoost Nederland voor de kweek van tilapia. Eisers betogen dat de subsidie heeft geleid tot oneerlijke concurrentie, omdat de Stichting na de subsidie is overgestapt op de kweek van claresse, een soort meerval, wat volgens hen heeft geleid tot een instorting van de meervalmarkt en een scherpe omzetdaling in hun bedrijven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de subsidie aan de Stichting in 2004 werd verleend en dat de Stichting vanaf 2008 3.000 ton meerval op de markt heeft gebracht. Echter, de rechtbank oordeelt dat er geen direct causaal verband is aangetoond tussen de subsidieverlening en de schade die eisers hebben geleden. De rechtbank wijst op verschillende factoren die hebben bijgedragen aan de omzetdaling van eisers, zoals de economische crisis, concurrentie van buitenlandse producenten en hoge productiekosten in Nederland. Bovendien hebben eisers geen cijfermatige onderbouwing geleverd voor hun stelling dat de omzetdaling uitsluitend te wijten is aan de claressekweek van de Stichting.
De rechtbank concludeert dat er sprake is van een te ver verwijderd verband tussen de subsidieverlening en de door eisers gestelde schade. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de eisers niet in hun bewijsvoering zijn geslaagd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 3 mei 2013.