vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01/889071-12
Datum uitspraak: 08 mei 2013
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen
[verdachte]]
geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [woonplaats, adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2013 en 24 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 juli 2012. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 november 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat verdachte:
1. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 05 januari 2011 te Eindhoven en/of Amsterdam en/of Groningen en/of 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland en/of een meerdere plaatsen in België, [persoon 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
[persoon 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [persoon 1] met of voor een derde
Immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan met die [persoon 1] en/of
- voornoemde [persoon 1] verzocht/bewogen in de prostitutie te gaan werken en/of
- tegen voornoemde [persoon 1] gezegd dat het door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld voor haar gespaard/bewaard zou worden en/of zou worden besteed aan een gezamenlijke toekomst en/of
- voornoemde [persoon 1] bewogen om zijn, verdachtes, naam in haar nek te laten tatoeëren en/of
- voornoemde [persoon 1] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en/of
- (de werkzaamheden van) die [persoon 1] gecontroleerd, althans haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- die [persoon 1] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem af te staan/af te dragen;
(artikel 273f lid 1 sub 4 en sub 9 Wetboek van Strafrecht)
2. in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 19 juni 2012 te Eindhoven en/of een of meerdere plaatsen in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende amphetamine en/of heroïne, zijnde amphetamine en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
op 19 juni 2012 te Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 15,62 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 B/C Opiumwet)
3. op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 19 juni 2012, te Eindhoven en/of Amsterdam en/of Groningen en/of 's-Hertogen-bosch en/of een of meerdere plaatsen in Nederland en/of een of meerdere plaatsen in België, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meer hoeveelheid/hoeveelheden (contant) geld zijnde de inkomsten uit:
- de prostitutiewerkzaamheden van [persoon 1] en/of
- de verkoop van verdovende middelen
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat/die voorwerp(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
(artikel 420bis/quater van het Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Voor zover de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten in België zouden zijn gepleegd, is de Nederlandse strafwet toepasselijk. De feiten zijn gepleegd ten aanzien van een persoon die toen de leeftijd van achttien jaar had bereikt. Ook bezat verdachte ten tijde van het plegen van deze feiten de Nederlandse nationaliteit. Die nationaliteit bezit verdachte nu nog. De onder 1 en 3 gepleegde feiten worden door de Nederlandse strafwet als misdrijven beschouwd en op die feiten is ook door de Belgische strafwet straf gesteld.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2010 tot en met 05 januari 2011 te Eindhoven en Amsterdam en Groningen en 's-Hertogenbosch en in België, [persoon 1] door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
[persoon 1] door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [persoon 1] met een derde
Immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan met die [persoon 1] en
- voornoemde [persoon 1] bewogen in de prostitutie te gaan werken en
- tegen voornoemde [persoon 1] gezegd dat het door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld voor haar gespaard/bewaard zou worden en zou worden besteed aan een gezamenlijke toekomst en
- voornoemde [persoon 1] bewogen om zijn, verdachtes, naam in haar nek te laten tatoeëren en
- voornoemde [persoon 1] meermalen naar een prostitutieplek vervoerd en
- de werkzaamheden van die [persoon 1] gecontroleerd en
- die [persoon 1] bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem af te staan/af te dragen;
2. in de periode van 8 mei 2012 tot en met 19 juni 2012 in Nederland, meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
op 19 juni 2012 te Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 15,62 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2010 tot en met 19 juni 2012, in Nederland en in België, voorwerpen, te weten hoeveelheden (contant) geld zijnde de inkomsten uit:
- de prostitutiewerkzaamheden van [persoon 1] en
- de verkoop van verdovende middelen
heeft verworven en omgezet terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert dat verdachte voor de onder 1, 2 en 3 aan verdachte ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie vordert tevens de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op de dag dat dit vonnis wordt uitgesproken.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft een kwetsbare, jonge vrouw bewogen tot prostitutie en op grove wijze voordeel getrokken uit haar werkzaamheden, terwijl verdachte wist dat de vrouw zeer kort daarvoor ook al slachtoffer van mensenhandel was geweest. Verdachte heeft het slachtoffer op slinkse wijze afhankelijk van hem gemaakt en haar vervolgens uitgebuit. Verdachte heeft gehandeld uit puur winstbejag en geen enkele rekening gehouden met de gevolgen voor de psychische en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Deze gevolgen blijken mede uit hetgeen het slachtoffer in haar schriftelijke slachtofferverklaring heeft aangegeven. Nergens heeft verdachte getoond dat hij inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn handelen.
Daarnaast heeft verdachte welbewust gehandeld in harddrugs terwijl van algemene bekendheid is dat die verdovende middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan en die gebruikers hun drugsgebruik veelal door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Daarvan heeft verdachte zich niets aangetrokken. Hij had slechts oog voor financieel gewin dat hij met het handelen in harddrugs kon realiseren.
Bovendien heeft verdachte zich gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan witwassen van gelden uit de prostitutie door het slachtoffer en uit de handel in harddrugs. Verdachte had in de betrokken periode nauwelijks legale inkomsten of vermogen. Het geld dat door het slachtoffer met de prostitutie werd verdiend, ging voor een groot deel naar verdachte . Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de criminele herkomst van gelden wordt verhuld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een langdurige gevangenisstraf passend en geboden is en dat de door de officier van justitie gevorderde straf een passende straf is voor de hiervoor bewezen verklaarde feiten. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf en wel voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De vordering van de benadeelde partij [persoon 1] [feit 1].
De rechtbank acht de vordering voor zover deze betrekking heeft op verdachte, geheel toewijsbaar. Dit betreft een bedrag van € 13.400,-- bestaande uit materiële schadevergoeding [post: verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden].
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Voorlopige hechtenis.
Op 14 november 2012 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst omdat het belang dat verdachte bij de schorsing van zijn voorlopige hechtenis had, diende te prevaleren boven het belang van de strafvordering en het belang van de maatschappij bij voortduring van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Gelet op de aan verdachte op te leggen straf, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële omvang, is de rechtbank van oordeel dat het belang dat de maatschappij in het algemeen en het slachtoffer van verdachte in het bijzonder hebben bij de onmiddellijke tenuitvoerlegging van die straf, thans prevaleren.
De rechtbank zal dan ook de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
5, 10, 24c, 27, 36f, 57, 63, 273f en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en
2 en 10 van de Opiumwet.
Verklaart de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit:
* Mensenhandel.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit:
* Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde feit:
* Witwassen, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten:
* Een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit voorts:
* Maatregel van schadevergoeding van € 13.400,-- subsidiair 102 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [persoon 1] van een bedrag van € 13.400,-- (zegge: dertienduizend vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 102 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit materiële schadevergoeding.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [persoon 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [persoon 1] van een bedrag van € 13.400,-- (zegge: dertienduizend vierhonderd euro), bestaande uit materiële schadevergoeding.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. S. van Lokven, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 8 mei 2013.
Mr. Van Lokven is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.