ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ9548

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
01/889035-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en witwassen van inkomsten uit prostitutie

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en witwassen. De verdachte heeft in de periode van 2 januari 2011 tot en met 1 maart 2011 een kwetsbare jonge vrouw, aangeduid als [persoon 1], gedwongen tot prostitutie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met mededaders, de vrouw onder druk heeft gezet door middel van geweld en misbruik van haar kwetsbare positie. De verdachte heeft haar cocaïne verstrekt en haar gedwongen om haar verdiensten aan hem af te staan. Dit alles heeft geleid tot een veroordeling voor mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen, en witwassen van de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden van de vrouw.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 4.900,-- aan de benadeelde partij [persoon 1], ter compensatie van de materiële schade die zij heeft geleden door de daden van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van dit bedrag.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte geen inzicht heeft getoond in de laakbaarheid van zijn handelen en dat hij heeft gehandeld uit puur winstbejag, zonder rekening te houden met de gevolgen voor het slachtoffer. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank de belangen van de maatschappij en het slachtoffer voorop heeft gesteld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01/889035-12
Datum uitspraak: 08 mei 2013
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats, geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats, adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2013, 17 april 2013 en 24 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 juli 2012. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 november 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 januari 2011 tot en met 01 maart 2011 te Eindhoven en/of Gilze Rijen en/of Tilburg en/of Nijmegen en/of Amsterdam en/of elders in Nederland en/of een of meerdere plaatsen in Duitsland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, [persoon 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
[persoon 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte en/of zijn mededader(s), te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [persoon 1] met of voor een derde
Immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde [persoon 1] en/of
- voornoemde [persoon 1] onderdak verschaft en/of
- voornoemde [persoon 1] verzocht/bewogen in de prostitutie te gaan werken en/of
- tegen voornoemde [persoon 1] gezegd dat het door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld voor haar gespaard/bewaard zou worden en/of
- voornoemde [persoon 1] cocaïne, althans verdovende middelen, verstrekt en/of
- voornoemde [persoon 1] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en/of
- voornoemde [persoon 1] (meermalen) geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en/of
- voornoemde [persoon 1] (meermalen) gedreigd te slaan en/of stompen en/of
- (de werkzaamheden van) die [persoon 1] gecontroleerd, althans haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- die [persoon 1] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem/hen af te staan/af te dragen;
(artikel 273f lid 1 sub 4 en sub 9 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 02 januari 2011 tot en met 19 juni 2012, te Eindhoven en/of Tilburg en/of Amsterdam en/of Gilze Rijen en/of Nijmegen en/of een of meerdere plaatsen in Nederland en/of een of meerdere plaatsen in Duitsland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meer hoeveelheid/hoeveelheden (contant) geld zijnde de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden van [persoon 1], heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat/die voorwerp(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
(artikel 420bis/quater van het Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Voor zover de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten in Duitsland zouden zijn gepleegd, is de Nederlandse strafwet toepasselijk. De feiten zijn gepleegd ten aanzien van een persoon die toen de leeftijd van achttien jaar had bereikt. Ook bezat verdachte ten tijde van het plegen van deze feiten de Nederlandse nationaliteit. Die nationaliteit bezit verdachte nu nog. De onder 1 en 2 gepleegde feiten worden door de Nederlandse strafwet als misdrijven beschouwd en op die feiten is ook door de Duitse strafwet straf gesteld.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op tijdstippen in de periode van 02 januari 2011 tot en met 01 maart 2011 te Gilze
Rijen en Tilburg en Nijmegen en Amsterdam en in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, [persoon 1] door geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en
[persoon 1] door geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem, verdachte en/of zijn mededaders, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [persoon 1] met een derde
Immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde [persoon 1] en
- voornoemde [persoon 1] onderdak verschaft en
- voornoemde [persoon 1] verzocht/bewogen in de prostitutie te gaan werken en
- tegen voornoemde [persoon 1] gezegd dat het door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld voor haar gespaard/bewaard zou worden en
- voornoemde [persoon 1] cocaïne verstrekt en
- voornoemde [persoon 1] meermalen naar een prostitutieplek vervoerd en
- voornoemde [persoon 1] meermalen geslagen/gestompt en
- de werkzaamheden van die [persoon 1] gecontroleerd en
- die [persoon 1] bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem/hen af te staan/af te dragen.
2. op tijdstippen in de periode van 02 januari 2011 tot en met 1 maart 2011, in Nederland en in Duitsland, voorwerpen, te weten hoeveelheden (contant) geld zijnde de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden van [persoon 1], heeft verworven en omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert dat verdachte voor beide ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie vordert tevens de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op de dag dat dit vonnis wordt uitgesproken.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft een kwetsbare, jonge vrouw bewogen tot prostitutie. Verdachte heeft voordeel getrokken uit de werkzaamheden van deze vrouw. Hij heeft het slachtoffer, in samenwerking met zijn mededaders, op slinkse wijze afhankelijk van hem gemaakt en haar vervolgens uitgebuit. De afhankelijkheid van het slachtoffer heeft hij in sterke mate vergroot door haar cocaïne te verstrekken.
Nergens heeft verdachte getoond dat hij inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn handelen.
In tegendeel, in de periode dat verdachte gedetineerd was, heeft hij met zijn mededaders geregeld dat het slachtoffer zou blijven werken in de prostitutie, zodat de inkomsten van verdachte ook tijdens zijn detentie zouden zijn gegarandeerd. Verdachte heeft gehandeld uit puur winstbejag en geen enkele rekening gehouden met de gevolgen voor de psychische en lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte zich gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan witwassen. Het geld dat door het slachtoffer met de prostitutie werd verdiend, ging (nagenoeg) geheel naar verdachte. Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de criminele herkomst van gelden wordt verhuld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een langdurige gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf en wel voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank legt daarmee een zwaardere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van de bewezen verklaarde feiten onvoldoende tot uitdrukking bracht.
De vordering van de benadeelde partij [persoon 1].
In het dossier [§ 4.3, pag. 127] is berekend dat de benadeelde partij tijdens haar werkzaamheden voor verdachte een bedrag van € 7.000,-- zou hebben verdiend en aan verdachte of zijn mededaders zou hebben afgegeven. Verbalisanten zijn daarbij, bij gebreke van concrete gegevens daarover, uitgegaan van 20 werkdagen waarop de benadeelde partij dagelijks € 300,-- tot € 400,-- zou hebben verdiend.
De rechtbank volgt deze berekening niet. De benadeelde partij heeft verklaard dat zij twee weken bijna dagelijks voor verdachte heeft gewerkt, dat zij toen € 300,-- tot € 400,-- per dag heeft verdiend en dat zij deze verdiensten heeft afgegeven [§ 3.5, pag. 32]. Bij het vaststellen van de materiële schadevergoeding zal de rechtbank uitgaan van deze verklaring van de benadeelde partij. Gelet op die verklaring concludeert de rechtbank dat de benadeelde partij gedurende 14 dagen voor verdachte heeft gewerkt, dat zij gemiddeld € 350,-- per dag heeft verdiend en dat zij deze verdiensten heeft afgegeven.
De rechtbank stelt de materiële schadevergoeding vast op € 4.900,-- [14 x € 350,--]. Het restant van de gevorderde materiële schadevergoeding zal de rechtbank afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De voorlopige hechtenis.
Op 14 november 2012 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst omdat het belang dat verdachte bij de schorsing van zijn voorlopige hechtenis had, diende te prevaleren boven het belang van de strafvordering en het belang van de maatschappij bij voortduring van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Gelet op de aan verdachte op te leggen straf, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële omvang, is de rechtbank van oordeel dat het belang dat de maatschappij in het algemeen en het slachtoffer van verdachte in het bijzonder hebben bij de onmiddellijke tenuitvoerlegging van die straf, thans prevaleren.
De rechtbank zal dan ook de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 5, 10, 24c, 27, 36f, 57, 63, 273f en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit:
* Mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit:
* Witwassen, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Ten aanzien van de onder 1 en onder 2 bewezen verklaarde feiten:
* een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit voorts:
* Maatregel van schadevergoeding van € 4.900,-- subsidiair 59 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [persoon 1] van een bedrag van € 4.900,-- (zegge: vierduizend negenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 59 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit materiële schadevergoeding.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [persoon 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [persoon 1] van een bedrag van € 4.900,-- (zegge: vierduizend negenhonderd euro), bestaande uit materiële schadevergoeding.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. S. van Lokven, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 8 mei 2013.