ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ9345

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
01/045250-98
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling na poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 mei 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de terbeschikkinggestelde, die in 2000 ter beschikking was gesteld na een poging tot doodslag. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, na een zorgvuldige afweging van de psychologische en psychiatrische rapportages die zijn opgesteld door verschillende deskundigen. De terbeschikkinggestelde heeft een lange geschiedenis van psychische problemen, waaronder paranoïde schizofrenie, maar heeft zich de afgelopen jaren positief ontwikkeld. De deskundigen, waaronder GZ-psycholoog A.G.M. Weenink en forensisch psychiater J.C. Zwemstra, hebben aangegeven dat de terbeschikkinggestelde goed functioneert, zijn medicatie trouw gebruikt en geen middelen meer misbruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde een stabiele woonsituatie heeft en sociale contacten onderhoudt, wat bijdraagt aan zijn herstel. De rechtbank concludeert dat het recidiverisico laag is en dat de veiligheid van anderen niet langer in het geding is. Daarom is er geen noodzaak voor verlenging van de TBS-maatregel, en is de vordering van de officier van justitie afgewezen.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/045250-98
Uitspraakdatum: 6 mei 2013
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
wonende te [adres], [woonplaats].
Het onderzoek van de zaak.
Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 april 2000 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst bij beslissing van deze rechtbank van 17 april 2012 met een jaar verlengd. Tevens werd toen de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 7 maart 2013 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van een jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2013. Hierbij zijn de officier van justitie, deskundige en de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
- het psychologisch onderzoek van A.G.M. Weenink (GZ-psycholoog), d.d. 31 maart 2013 en;
- het psychiatrisch onderzoek van J.C. Zwemstra (forensisch psychiater), d.d. 20 januari 2013 en;
- het psychiatrisch onderzoek van L.H.W.M. Kaiser (psychiater), d.d. 2 december 2012, opgemaakt op verzoek van de reclassering, en;
- het reclasseringsadvies van I.L.M. Daalman (reclasseringswerker) en Th.H.J.M. Kikkert (leidinggevende), d.d. 7 februari 2013 en;
- het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.
De beoordeling.
De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van poging tot doodslag, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. Het genoemde misdrijf betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van A.G.M. Weenink (GZ-psycholoog) is zakelijk weergegeven, ondermeer het navolgende gesteld:
(forensische psychologische beschouwing)
Bij betrokkene is sprake van een stoornis in de vorm van paranoïde schizofrenie, die thans met medicatie gestabiliseerd is. Hij blijft daarmee structureel behept met een kwetsbaarheid om bij overbelasting paranoïde te decompenseren. Betrokkene heeft zich als uitkomst van de behandeling positief ontwikkeld; er is geen sprake meer van een persoonlijkheidsstoornis of misbruik van middelen. Binnen de behandeling van betrokkene is gestaag gewerkt aan het bewerkstelligen van voldoende ziektebesef en inzicht bij hem met betrekking tot zijn paranoïde schizofrenie. Dit verliep tijdens de intramurale behandeling tamelijk moeizaam waarbij hij de eerste jaren ook langere tijd psychotisch bleef functioneren. De moeizame start resulteerde mede in een financiële bewindvoering bij betrokkene, die echter niet bekend is met schulden. Als de verloven bij betrokkene een aanvang nemen ontwikkelt hij zich in zijn functioneren met name positief zoals blijkt tijdens zijn transmurale verblijf en tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Op dit moment lijkt deze ontwikkeling zelfs nog niet geheel en al uitgekristalliseerd. Betrokkene maakt met name vorderingen vanaf zijn transmuraal verlof in zijn regio van herkomst.
De kans op toekomstig gewelddadig gedrag wordt door onderzoeker als laag ingeschat. Dit geldt ook voor de inschatting van de reclassering en van betrokkene zelf. Dit betekent dat een voortzetting van de voorwaardelijk beëindigde TBS niet langer geïndiceerd is. Het risico wordt bij betrokkene al langere tijd als gering gezien. Een noodzaak voor risicomanagement is weggevallen. Dit laat onverlet dat een civiele veiligheidsklep als thans aangebracht is in de vorm van een vinger aan de pols als verhuurder van zijn appartement door de [naam kliniek] een adequate basis biedt om het TBS kader geheel te beëindigen. Een voorlopigecontinuering van het contact met de forensische polikliniek is zo mogelijk aangewezen om niet teveel verandering in structuur en begeleiding tegelijkertijd in gang te zetten.
(risicotaxatie)
Het risico op geweldsdelicten wordt ingeschat op laag, zowel onder het huidige forensisch psychiatrisch toezicht als zonder dit toezicht, maar met de begeleiding vanuit een civiele invalshoek. Geadviseerd wordt om de maatregel TBS met dwangverpleging niet te verlengen, maar om deze onvoorwaardelijk te beëindigen.
In voornoemd advies van J.C. Zwemstra (forensisch psychiater) is zakelijk weergegeven, ondermeer het navolgende gesteld:
(forensische beschouwing)
Al voor de TBS-oplegging werd betrokkene in de reguliere zorg gezien als een schizofrene man, wat later ook voortdurend bevestigd is door PJ rapporteurs, behandelaren in de FPK [naam] en de [naam kliniek], en nu ook door ondergetekende en mederapporteur. De onderbouwing hiervan is de langdurige floride psychotische episode in de periode van ongeveer 1997 tot en met 2003 die vanuit meerdere bronnen goed gedocumenteerd is. Daarnaast herkent betrokkene zelf dat hij moeilijk tot dingen komt, zeker in vergelijking met leeftijdgenoten. Samen wijst dit op zowel positieve als negatieve symptomen van een schizofreen ziektebeeld. Wat overigens op dit moment qua psychotische symptomatologie volledig in remissie is, onder andere door consequent medicatiegebruik van betrokkene in de zin van het antipsychoticum Zyprexa 10 mg. Daarnaast speelde destijds fors en langdurig cannabismisbruik en waarschijnlijk afhankelijkheid een rol. Ook dit is steeds zowel door betrokkene naar voren gebracht als door beoordelaars goed gedocumenteerd. Sinds de start van de TBS-behandeling is dit echter volledig in remissie, en ook nu betrokkene veel meer vrijheden heeft, en daardoor bloot gesteld wordt aan verleidingsmomenten, blijft dit volledig in rernissie. Dit werd ook steeds bevestigd door urinecontroles zodat geconcludeerd kan worden dat hier sprake is van afhankelijkheid van cannabis in volledige remissie. In het verleden werd daarnaast ook persoonlijkheidspathologie benoemd met antisociale en narcistische kenmerken. Dit wordt bij het huidige onderzoek niet teruggezien. Noch werd een aspect van een ziekelijk opgeblazen zelfgevoel gezien (pathologisch narcisme) noch patroonmatig externaliseren of grensoverschrijdend gedrag naar anderen (antisociale gedragstendensen). De narcistische aspecten in het verleden lijken geduid te moeten worden als grootheid in het kader van psychotische realiteitsvertekeningen en de antisociale tendensen als gedragsaberraties t.g.v. het disfunctioneren samenhangend met de psychose. Mogelijk dat ook enige vermildering door de hogere leeftijd een rol speelt.
Op dit aspect onderschrijft ondergetekende de eerdere diagnostiek van de kliniek dus niet. Ondergetekende komt daarmee tot de volgende DSM-IV-R classificatie: As-I: -schizofrenie, matig ernstig cannabisafhankelijkheid, in langdurige remissie; As-U: -geen diagnose.
(recidive-inschatting)
Op de historische subschaal van onveranderbare historische factoren scoort betrokkene boven gemiddeld, op de klinische subschaal die het huidige functioneren weerspiegelt zeer laag en op de toekomst gerichte risicohanteringsitems subschaal eveneens zeer lang. Tezamen betekent dit een lage score op dit instrument, indicatief voor lage recidiverisico's op gewelddadig delictgedrag.
Qua klinische risico-inschatting zijn recidiverisico's bij betrokkene gebonden aan een terugval in psychose al dan met voorafgegaan door terugval in cannabismisbruik. Eind negentiger jaren was de diagnostiek bij betrokkene nog niet volledig duidelijk en ook de noodzaak van snel en afdoende doortastend ingrijpen, desnoods met dwangmedicatie en dwangmaatregelen, nog onvoldoende duidelijk. Betrokkene geeft nu aan dat hij een (milde) vorm van schizofrenie heeft, bekend te zijn met de noodzaak medicatie te blijven gebruiken en alleen te stoppen in overleg met zijn behandelaar, en zich te kunnen vinden in de vangnetconstructies van bewindvoering, omklapwoning, woonbegeleiding en poliklinische behandeling/begeleiding. Ook de omgeving zal nog meer dan in bet verleden alert zijn op terugval. Daarmee is de kans op terugval in psychose en/of cannabismisbruik beperkt, maar als dit toch gebeurt lijken ook zonder TBS-kader voldoende steunsystemen beschikbaar te zijn en er mogelijkheden te zijn om zo nodig begrenzend in te grijpen voordat ernstige gedragsproblemen en delictgedrag aan de orde zijn.
Conclusie: ook op basis van de klinische risico-inschatting zijn de recidiverisico's qua ernstige geweldsdelicten laag.
(risicomanagement)
Ondergetekende acht het risicomanagement in de vorm van woonbegeleiding vanuit de locale GGZ, psychiatrische behandeling vanuit de forensische polikliniek, een huis via [naam kliniek] (voorlopig), en dagbesteding via een project van Humanitas, volstrekt passend voor de problematiek van betrokkene voor deze fase van afronding van de TBS.
De situatie rondom betrokkene lijkt daarbij zodanig gestabiliseerd dat het TBS-kader en de toezichtfunctie vanuit het TBS-kader niet meer noodzakelijk zijn. Via de omklapconstructie van de eigen woning en de bewindvoering via vader zijn er nog twee civiele begrenzende mechanismes aan de orde. Bij dreigende terugval in psychotisch functioneren en afwezige bereidheid tot behandeling kan zo nodig een BOPZ-maatregel worden overwogen waarna betrokkene tijdelijk geplaatst zou kunnen worden op de locale FPA of de reguliere opname afdeling. Met andere woorden: ondersteuning vanuit de reguliere zorg met beperkte civiele rechtelijke kadering lijkt voldoende waarborgen te hebben om de kans op recidief delictgedrag op een maatschappelijk lang niveau te houden.
Geadviseerd wordt om de maatregel TBS met dwangverpleging niet te verlengen, maar om deze onvoorwaardelijk te beëindigen.
In voornoemd advies van L.H.W.M. Kaiser (psychiater) is zakelijk weergegeven, ondermeer het navolgende gesteld:
(differentiaal diagnostische overwegingen)
Er is bij betrokkene sprake van een schizofrene ontwikkeling met recidiverende paranoïde psychoses. Er was misbruik van cannabis en alcohol, nu in langdurige remissie. Omtrent de persoonlijkheid functioneert hij stabiel en is er nu beduidend minder sprake van een structureel patroon in zijn functioneren. Narcisme staat niet op de voorgrond; hij kan trots zijn op zijn werk, zoekt spanning en toont graag wat hij bereikt heeft op zijn werk. Hij kan dat ook relativeren en hij stelt het niet op de voorgrond. De antisociale kenmerken komen in de huidige situatie weinig naar voren; het is mogelijk dat het gerelateerd is aan een leefwijze van vrijheid en drugsgebruik. Hij is wel vasthoudend in zijn wens om gecontroleerd cannabis en alcohol te gebruiken. In het huidige onderzoek manifesteert zich de eerder beschreven afhankelijkheid en het vermijden. Dat kan samenhangen met de schizofrenie en negatieve symptomatologie. Hij toont dat hij er toe neigt om de greep op zijn denken enigszins kwijt te raken als hij gaat piekeren. Hij noemt het malen in zijn hoofd: hij heeft dan vooral dat gedachten door zijn hoofd jagen, die hij niet kan stoppen, alles door elkaar. Hij stelt zelf dat hij als hij zo gaat piekeren, ook achterdocht krijgt. Het duidt op een lichte desintegratie met paranoïde kwetsbaarheid. In het verleden was er sprake van paranoïde wanen.
Betrokkene weet dat hij schizofrenie heeft, verwerkte de rouw daarover en accepteert nu dat hij neigt tot psychoses. Hij heeft er coping mee geleerd. Hij leeft tamelijk sociaal beperkt en voelt zelf weinig drang tot sociale contacten anders dan met zijn familie. In het dossier werd als diagnose gesteld schizofrenie, paranoïde vorm, misbruik van cannabis (in langdurige remissie); misbruik van alcohol (in langdurige remissie) en een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en antisociale kenmerken. Er zijn nu geen tekenen van een persoonlijkheidsstoornis. In de loop van de jaren '90 heeft zich bij hem de ziekte schizofrenie geopenbaard, gekenmerkt door paranoïde psychose, grootheidswanen en incoherentie.
Classificatie volgens DSM-IV-TR:
As 1: (klinische stoornissen of reden van zorg): paranoïde schizofrenie, misbruik van cannabis en alcohol;
As 2: (persoonlijkheidsstoornis) NAO, in remissie;
As 3: (somatische aandoeningen): geen bijzonderheden;
As 4: (psychosociale en omgevingsproblemen): sociaal beperkt netwerk, wonen met anderen samen;
As 5: (hoogste niveau van functioneren op een schaal van 0 tot 100) huidig: 60, afgelopen jaar: 50-60.
(recidive-inschatting)
Het recidivegevaar wordt als laag ingeschat. Er is een beduidende verbetering met betrokkene bereikt. Hij functioneert stabiel en kan stress verdragen zonder psychotisch te decompenseren. Er blijft een kwetsbaarheid voor psychose merkbaar. Hij heeft voldoende dagstructuur en werkt gemotiveerd. Hij ontwikkelt initiatieven in zijn vrije tijd. Er is nu geen teken van paranoïde naar de omgeving.
In de risicotaxatie van november 2011 wordt aangegeven dat het risico laag is en aanzienlijk verlaagd is. Er wordt op gewezen dat betrokkene afhankelijk zal blijven van toezicht en met name vanwege de psychose en medicatiegebruik naast dagstructurering. Toezicht op drugsgebruik is ook nodig. In 2011 werd gesteld dat zonder voldoende inbedding en structuur van een behandeling en het toezicht van de reclassering nog steeds te verwachten is dat hij snel zal terugvallen in inactiviteit, drugsgebruik en in onvoldoende adequaat kunnen omgaan met sociale druk en stress uit de omgeving. Hij heeft er nu blijk van gegeven dat hij goed met sociale druk en stress om kan gaan. Het is natuurlijk zo dat lang toezicht en begeleiding de kans op heropleven van de psychose kan verkleinen als de hulpverlening voldoende alert is. Maar als hij geen gedwongen kader heeft blijft dat mogelijk: zijn netwerk kan alarmeren als het minder goed met hem gaat en hij is
gemotiveerd om vrijwillig in hulpverlening te blijven. Het is ook de verwachting dat er gezien zijn voorgeschiedenis meer direct ingegrepen wordt als hij psychotisch is. Hij blijkt bij dit onderzoek een jaar in een RIBW woning te wonen met twee andere mensen. Hij functioneert goed en er hebben zich geen risicofactoren voorgedaan ondanks dat hij wel stress ontmoet heeft: geen drugsgebruik, medicatietrouw en samenwerking met behandelaar en reclassering. Hij weet wanneer hij hulp in moet schakelen. Hij heeft een sociaal netwerk: zijn ouders en zijn zus met haar gezin, en kennissen van het werk en in het huis.
Geadviseerd wordt om de maatregel TBS met dwangverpleging te verlengen met een jaar, onder gewijzigde voorwaarden, waarbij de verwachting wordt uitgesproken dat bij een verdere bestendiging van het bereikte resultaat over één jaar de TBS beëindigd zou kunnen worden. Betrokkene woont in een beschermende woonvorm met anderen samen en gaat
zelfstandig wonen. Die overgang kan stresserend voor hem zijn met name omdat hij dan meer alleen komt te staan terwijl sociaal isolement belastend kan zijn. Hij neigt dan tot piekeren en daarmee tot paranoïde en tenslotte psychotische opleving. Hij heeft nu intensieve hulpverlening. Het is daarom wenselijk om te observeren hoe het gaat als hij zelfstandig woont en minder hulpverlening heeft, dusdanig als hij ook zou hebben als hij geen TBS meer heeft (p.14). Of hij dan, als hij alleen woont, tijdig hulp inschakelt moet nader geobserveerd worden binnen het kader van de TBS. Door de TBS kan tijdig ingegrepen worden als er signalen zijn van pre-psychose en betrokkene zelf geen hulp inschakelt. Tevens is het wenselijk om de voorwaarde dat hij geen alcohol of drugs mag gebruiken te schrappen en controles daarop te laten vervallen. Dan kan nog binnen de TBS geobserveerd worden hoe hij met middelengebruik om gaat en of hij alcoholgebruik inderdaad zeer beperkt kan houden. Onderzoeker adviseert om in dit komende jaar de begeleiding op een niveau aan te bieden die hij ook zou krijgen als hij zonder TBS zou zijn en om al zoveel mogelijk ambulante begeleiding daarop voorbereidend te realiseren. Dan kan geobserveerd worden of hij stabiel blijft functioneren als hij alleen woont en als de hulpverlening weinig intensief is.
In voornoemd advies van I.L.M. Daalman (reclasseringswerker) is zakelijk weergegeven, ondermeer het navolgende gesteld:
(integrale conclusie)
De criminogene factoren die een rol speelden ten tijde van het delict zijn drugsgebruik, emotioneel welzijn, (vermoedelijk) alcoholgebruik en denkpatronen gedrag en vaardigheden. Betrokkene was voorafgaand aan het delict verslaafd aan cannabis. Hij gebruikte dagelijks wiet of hasj. Het is mogelijk dat mede door dit softdrugsgebruik er een verhoogde kans was dat de stoornis paranoïde schizofrenie tot uiting kwam bij betrokkene. Betrokkene had last van waanideeën, maar herkende ze niet als zodanig. Hij reageerde op agressieve wijze op deze ideeën. Door het veelvuldig cannabisgebruik en het agressieve gedrag van betrokkene ontstonden spanningen tussen betrokkene en zijn ouders. Er was sprake van agressie van betrokkene gericht op zijn ouders.
Het gedrag en het denkpatroon van betrokkene werd beïnvloed door zijn psychische gesteldheid en daarnaast het cannabisgebruik, hierdoor was hij niet in staat realistisch te denken. Zijn gedrag was een gevolg van de psychiatrische stoornis.
Na het delict is naast paranoïde schizofrenie en afhankelijkheid van cannabis en alcohol een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en antisociale trekken geconstateerd door de FPK te [naam]. Deze lijkt momenteel in remissie te zijn. Betrokkene heeft gemotiveerd meegewerkt aan het behandeltraject. Hij neemt anti-psychotische medicatie. Hij is sinds 1998 abstinent van alcohol en cannabis. Er hebben zich tijdens de opname op zowel de FPK als de FPA als tijdens het beschermd en begeleid wonen traject geen incidenten voorgedaan.
Betrokkene heeft zich steeds gehouden aan de gestelde voorwaarden. De paranoïde schizofrenie en mogelijk de wens van betrokkene om in de toekomst weer alcohol te gaan drinken vormen beperkende factoren. Betrokkene neemt zijn medicatie trouw in. Cannabis- en alcoholgebruik zijn al veertien jaar (gedwongen) in remissie. Betrokkene houdt zich aan regels en afspraken binnen de behandeling en binnen het reclasseringstoezicht. Het contact met zijn ouders en zus is inmiddels hersteld en bovendien verbeterd. Betrokkene heeft een zinvolle dagbesteding in de vorm van vrijwilligerswerk. Hij heeft meer zicht gekregen op zijn risicofactoren en op hoe deze op elkaar inwerken. Betrokkene functioneert goed, ook buiten de gestructureerde omgeving van een kliniek. Dit zijn beschermende factoren.
(recidive-inschatting)
Het recidiverisico wordt ingeschat als laag gemiddeld. Het recidiverisico is ten opzichte van het vorig adviesrapport d.d. 03-03-20 12 verder gedaald. Betrokkene is abstinent van middelen en is medicatietrouw gebleven, ook in de voor hem nieuwe situatie binnen een beschermde woonvorm. In deze situatie kon betrokkene niet meer rekenen op de structuur van een kliniek. Hij wist echter zijn eigen structuur aan te brengen en te handhaven. Er is geen sprake geweest van risicosituaties.
Wanneer er psychotische kenmerken zouden optreden is er sprake van een verhoogd risico op recidive. In verband hiermee is er een verhoogd risico wanneer betrokkene zijn anti-psychotische medicatie niet meer zou innemen. Tevens is er sprake van een verhoogd risico wanneer betrokkene weer cannabis zou gebruiken, al dan niet in combinatie met alcohol. Echter ook binnen de beschermde woonvorm is hier geen sprake van geweest.
Geadviseerd wordt om de aan betrokkene opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling en de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging met een jaar te verlengen.
Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
- meldingsgebod: De terbeschikkinggestelde moet zich blijven melden bij de reclassering van [reclasseringsonderdeeld] op het volgende adres: [adres] zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- behandelverplichting: De terbeschikkinggestelde wordt verplicht om zich te laten behandelen voor paranoïde schizofrenie bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek van de [naam kliniek] te [vestigingsplaats kliniek] of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de terbeschikkinggestelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Het zorgaanbod is per direct beschikbaar;
- opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang: De terbeschikkinggestelde wordt verplicht om in een begeleide woonvorm van [naam kliniek] of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- andere voorwaarden het gedrag van de veroordeelde betreffende; De terbeschikkinggestelde wordt verplicht om de volgende bijkomende bijzondere voorwaarde(n) na te leven en zich te houden aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk zijn:
* indien een plaatsing in het kader van een time-out dient plaats te vinden in de [naam kliniek], dient betrokkene zijn medewerking te verlenen;
* Betrokkene verleent zijn medewerking aan urinecontroles, bloedcontroles en blaastesten op indicatie en ad random;
Getuige/deskundige I.L.M. Daalman , optredend namens de reclassering, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Ter terechtzitting heeft zij het volgende gesteld:
De reclassering wil de TBS en de voorwaardelijke beëindiging nog een jaar verlengen, zodat er sprake is van een geleidelijke afbouw van het traject. De voorwaarden dienen dan wel "uitgedund" te worden. Zo zullen de (urine)controles alleen op indicatie plaats vinden en dan niet wekelijks. Ik begrijp dat dergelijke controles eigenlijk verband houden met een verbod op alcohol en drugs. Omdat betrokkene aangeeft alcohol te willen drinken, zou het alcoholverbod echter moeten vervallen, zodat we kunnen monitoren welke invloed het gebruik van alcohol heeft op de schizofrenie van betrokkene. De blaastesten hebben voor de reclassering zeker een toegevoegde waarde. De bloed(spiegel)controles zijn voor de controle van het medicatiegebruik.
Er is geen reclasseringstoezicht mogelijk zonder het TBS-kader. De forensische polikliniek blijft wel toegankelijk voor betrokkene. Op dit moment wordt er nog niet goed gekeken naar de medicatieafstemming. Dat gaat in de toekomst wel gebeuren, met behulp van een psychiater.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Er is enige onenigheid in de verschillende rapporten met betrekking tot de verlenging van de TBS-maatregel. Het recidiverisico wordt evenwel in alle rapporten ingeschat als laag tot matig. Dit legitimeert op zich nog een verlenging van de TBS-maatregel met een jaar. Ik begrijp dat de reclassering nog een jaar wil monitoren hoe het betrokkene zal vergaan, met het oog op het zelfstandig wonen en het eventuele alcoholgebruik van betrokkene. Uit de rapportages blijkt dat alcoholgebruik sterk gerelateerd wordt aan psychoses bij betrokkene en een rol heeft gespeeld bij het begaan van het indexdelict. De voorwaarden kunnen aangepast worden, zodat het alcoholverbod zal komen te vervallen.
Het systeem van de BOPZ en de TBS lijken erg op elkaar, maar er zijn wezenlijke verschillen. De BOPZ als vangnet is voor betrokkene nog niet voldoende, omdat er veel minder snel kan worden ingegrepen dan bij de TBS-maatregel. Het zou jammer zijn, als het, na de lange weg die betrokkene heeft afgelegd, minder goed zou gaan en er geen passend kader meer is.
Gelet op het voorgaande persisteer ik bij mijn vordering en verzoek ik u de TBS-maatregel te verlengen met een jaar en de voorwaarden te wijziging zoals besproken.
De terbeschikkinggestelde heeft ter terechtzitting verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik zit goed in mijn vel. Ik woon in een HAT-woning en ik werk drie dagen
per week. Verder heb ik hobby's en vrienden. Ik rij graag op zondag motor met vrienden. Ik ben wel een aantal contacten verloren door wat er is gebeurd. Ik heb een goed contact met mijn familie. Mijn vader is nog steeds mijn bewindvoerder.
Ik ben het met beide adviezen eens. De geleidelijke weg is natuurlijk de beste weg. Zonder de TBS-maatregel valt het reclasseringscontact wel weg. Ik denk echter niet dat ik rare dingen zou gaan doen. Ik ga zeker mijn bezoeken aan de forensische polikliniek continueren. Ik ga daar één keer in de twee of drie weken naar toe. Ik heb de afgelopen jaren geen drugs gebruikt en dat ga ik ook niet meer doen. Mijn medicatie is op dit moment goed afgestemd.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Het einde van de rit is voor betrokkene in zicht. Het gaat zeer goed en uit de rapportages blijkt dat het recidiverisico laag is en nog lager dan voorheen. Ik ben het dan ook niet eens met de adviezen van de reclassering en de psychiater Kaiser. Kaiser maakt in zijn overweging (opmerking griffier: zie voorgaand advies van Kaiser, de onderstreepte passage) vreemde stappen. Op die manier moeten we iedereen binnen de TBS-maatregel houden. Het sociale isolement is niet meer aanwezig. Betrokkene heeft goed contact met vrienden en familieleden en doet vrijwilligerswerk.
Betrokkene heeft in zijn gesprekken met mij aangegeven dat hij graag de TBS-maatregel beëindigd ziet. Het feit dat hij zich nog kan verenigen met een verlenging van de TBS-maatregel, heeft puur te maken met het gevoel van vertrouwdheid met de maatregel.
Gelet op de adviezen van Weenink en Zwemstra verzoek ik de rechtbank dan ook de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
De rechtbank overweegt het volgende:
De rechtbank dient op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht te toetsen of de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de adviezen van psychiater Zwemstra, psycholoog Weenink, reclasseringwerker Daalman en psychiater Kaiser (wiens advies werd opgemaakt op verzoek van de reclassering). Gebleken is dat alle deskundigen dezelfde mening zijn toegedaan dat er bij betrokkene sprake is van een (paranoïde) schizofrenie. Door consequent medicatiegebruik lijkt deze ziekte echter onder controle. Betrokkenes verslaving aan cannabis en alcohol (welke van invloed is geweest bij het plegen van het indexdelict) is langdurig in remissie.
De adviezen van Weenink en Zwemstra verschillen echter van de adviezen van Kaiser en Daalman, wat betreft de beëindiging van de TBS-maatregel. Daar waar Weenink en Zwemstra de TBS-maatregel willen beëindigen, adviseert Kaiser de TBS-maatregel te verlengen en de voorwaarden zo te wijzigen, dat er als het ware een situatie ontstaat, die lijkt op de situatie waarin er geen sprake meer is van het TBS-kader. Op deze manier kan bezien worden of betrokkene naar behoren blijft functioneren. Daalman heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij het advies van de reclassering. De reclassering adviseert de TBS-maatregel en de voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel te verlengen en de voorwaarden aan te passen, met behoud van de urine en bloed(spiegel)controles op indicatie. Op deze wijze wil de reclassering het TBS-traject langzaam afbouwen en het gebruik van alcohol en de invloed daarvan op de ziekte van betrokkene monitoren.
De rechtbank verenigt zich met het advies van Weenink en Zwemstra. Uit de verschillende rapportages en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat betrokkene goed functioneert. Betrokkene heeft veel sociale contacten, wordt omringd door betrokken familieleden en heeft derhalve een steunend netwerk opgebouwd. Betrokkene woont inmiddels zelfstandig en dit heeft niet geleid tot enige terugval in zijn functioneren. Betrokkene neemt zijn medicatie trouw in en lijkt het belang van het innemen van zijn medicatie goed te beseffen. Tevens gaat hij regelmatig naar de forensische polikliniek voor zorg met betrekking tot zijn ziekte en is hij voornemens deze zorg te continueren.
Anders dan de Officier van Justitie is de rechtbank van oordeel dat het lage recidiverisico in de onderhavige zaak met zich mee brengt, dat niet gezegd kan worden dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook onvoldoende grond voor verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene. De vordering van de officier van justitie dient derhalve te worden afgewezen.
DE BESLISSING
De rechtbank:
wijst af de vordering van de officier van justitie d.d. 7 maart 2013 tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde].
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. J.M.P. Willemse en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, leden,
in tegenwoordigheid van mr. Z. Berkouwer, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van datum 6 mei 2013.