ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ8785
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling in verband met poging tot moord
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 april 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van A.H.H. Vereijken. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk opgelegd in 2003 en voor het laatst verlengd op 1 mei 2012. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen, na een zorgvuldige beoordeling van de rapporten van deskundigen en de terbeschikkinggestelde zelf.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de terbeschikkinggestelde, die in het verleden een poging tot moord heeft gepleegd, aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt. Hij heeft een stabiele relatie, is zelfstandig gaan wonen en heeft werk gevonden in een kringloopwinkel. De deskundigen, waaronder psychiater dr. L.H.W.M. Kaiser en reclasseringswerker mw. K. van Gijzen, hebben aangegeven dat het recidivegevaar laag is en dat de terbeschikkinggestelde in staat is om op een verantwoorde manier met zijn leven om te gaan.
De rechtbank heeft de argumenten van de officier van justitie en de verdediging zorgvuldig afgewogen. De officier van justitie heeft gesteld dat het recidivegevaar laag is en dat de veiligheid van anderen niet langer eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd. De verdediging heeft eveneens betoogd dat er geen rechtvaardiging is voor verlenging van de maatregel, gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van de terbeschikkinggestelde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat de veiligheid van anderen niet langer in het geding is en dat de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling moet worden afgewezen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de betrokken partijen en is openbaar uitgesproken.