vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummers: 01/825492-12 en 01/821294-12 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 24 april 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocate [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 januari 2013 en 10 april 2013.
Op de zitting van 10 april 2013 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 12 december 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 01/825492-12:
hij op of omstreeks 27 september 2012 te Helmond, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in het
(boven)been en/of in de rug en/of in de borstkas, althans in het lichaam, van
die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden/geprikt en/of in de (linkerboven)arm van
die [slachtoffer 2] heeft gestoken/gesneden/geprikt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 / 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
In de zaak met parketnummer 01/821294-12:
hij op of omstreeks 16 augustus 2012 te Helmond opzettelijke en wederrechtelijk een plant, en elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 16 augustus 2012 te Helmond opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], politieambtenaren van regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden 'kankermongool' en/of 'kankerklootzak' en/of 'homo en/of 'gek' en/of 'kutkankerhoer', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(artikel 267 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Inleiding in de zaak met parketnummer 01/825492-12.1
Op 27 september 2012 zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te Helmond door verdachte gestoken met een mes.2 3 4
[slachtoffer 1] is met het mes gestoken in zijn bovenbeen, rug en borstkas.5
[slachtoffer 2] is met het mes gestoken in de linkerbovenarm.6
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de feiten in de zaken met de parketnummers 01/825492-12 primair en 01/821294-12 wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie is van mening dat geen beroep op noodweer en noodweerexces in de zaak met parketnummer 01/825492-12 kan worden gedaan.
Geen van de slachtoffers zegt dat bij het opstootje bij de poort is geslagen. De verklaring van de vriendin van verdachte bevat tegenstrijdigheden.
Verdachte spreekt over een hele dreigende situatie, terwijl zijn vriendin rustig het gesprek met de drie personen is aangegaan. De officier van justitie gelooft niet dat het mes door verdachte uit vrees voor zijn vriendin uit de keuken is gegrepen.
Verdachte heeft direct na het incident onder meer gezegd: 'dat hij het gevoel had dat hij zich had moeten bewijzen'. Dat wijst volgens de officier - sterk op iemand die zich niet zozeer bedreigd voelde, maar vanuit hele andere gevoelens dacht, namelijk, dat hij die lui wel eens een lesje zou leren.
Juist doordat verdachte stond te schelden, escaleerde de situatie. Verdachte had dit schelden achterwege moeten laten.
Er was sprake van een (dreigende) aanranding. Er was echter geen sprake van een noodzakelijke en proportionele verdediging. De noodzaak was er niet omdat de confrontatie mede door verdachte is opgezocht en uitgelokt en verdachte anders had kunnen handelen. De proportionaliteit is er niet omdat nergens uit blijkt dat verdachte zodanig gevaar liep dat hij blindelings van zich af moest steken. Als het ter hand nemen van een mes al proportioneel zou zijn, dan had verdachte er ook nog mee kunnen dreigen of zich kunnen terugtrekken.
De door de deskundigen geconstateerde stoornis kan een rol gespeeld hebben bij het ten laste gelegde, maar niet zodanig dat dit het gedrag van verdachte op zichzelf kan verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft de feiten met betrekking tot de zaak met parketnummer 01/821294-12 onder 1 en 2 bekend. Voor deze zaken is voldoende bewijs.
In de zaak met parketnummer 01/825492-12 heeft de raadsvrouwe een beroep op noodweer, dan wel noodweerexces gedaan.
Het oordeel van de rechtbank.7
In de zaak met parketnummer 01/825492-12.
Vaststaat dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gestoken met een mes.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met het mes, dat hij van het aanrecht had gepakt, hakkende bewegingen heeft gemaakt in de richting van deze personen, terwijl er over en weer werd getrokken en geduwd tegen de poort.8 Dit was volgens hem toevallig ook het grootste mes dat er was.9
Verdachte deed dit hakken met de punt van het mes naar voren.10
Het door verdachte gebruikte mes betrof een groot vleesmes.11 12
[slachtoffer 1] is met het mes gestoken in zijn bovenbeen, rug en borstkas.
Tussen de schouderbladen had [slachtoffer 1] een snijwond van circa vier centimeter, een snijwond aan de onderzijde van zijn rug van circa vier centimeter13 en een snijwond in het linkerbovenbeen.14 Tevens was er op de rug, naast het schouderblad, een diepe krasverwonding van circa zeventien centimeter in lengte, lopende van boven naar de linkerzijkant van de rug.15
[slachtoffer 2] is met het mes gestoken in de linkerbovenarm. Dit betrof een snijwond van circa vijf en een halve centimeter.16
De rechtbank is van oordeel dat, door in een situatie van duwen en trekken met een groot vleesmes in het wilde weg te hakken richting personen, ter hoogte van vitale plekken van het lichaam, de kans aanmerkelijk is dat het slachtoffer door een van de messteken dodelijk wordt getroffen.
Bij het steken in de linkerbovenarm van [slachtoffer 2] is de kans ook aanmerkelijk dat daarbij vitale delen worden geraakt. De geconstateerde verwonding bevindt zich immers dicht bij de borstkas.
Uit de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm heeft verdachte deze aanmerkelijke kans ook welbewust aanvaard. De rechtbank acht derhalve het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht daarmee de poging tot doodslag bewezen, zoals hierna onder de bewezenverklaring is vermeld.
In de zaak met parketnummer 01/821294-12.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 01/821294-12 onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte17 en de aangifte van [slachtoffer 3].18
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 01/821294-12 onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte19 en de bevindingen van de verbalisanten.20
Gezien het bepaalde in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering volstaat de rechtbank met een opgave van bewijsmiddelen, nu verdachte de feiten in de zaak met parketnummer 01/821294-12 heeft bekend.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
In de zaak met parketnummer 01/825492-12.
op 27 september 2012 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in het bovenbeen en in de rug en in de borstkas, van
die [slachtoffer 1] heeft gestoken en in de linkerbovenarm van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In de zaak met parketnummer 01/821294-12:
1.
op 16 augustus 2012 te Helmond opzettelijke en wederrechtelijk een plant, toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft vernield.
2.
op 16 augustus 2012 te Helmond opzettelijk beledigend [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], politieambtenaren van regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden 'kankermongool' en 'kankerklootzak' en 'homo' en 'gek' en 'kutkankerhoer'.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid van het feit.
Voor de beoordeling van het door de verdediging gevoerde noodweerverweer dient allereerst te worden vastgesteld van welke feitelijke gang van zaken de rechtbank uitgaat. De rechtbank constateert dat er twee momenten zijn dat er sprake is van enige agressie tussen verdachte en de drie personen. Het eerste moment betreft het incident bij de voordeur en het tweede moment betreft het incident bij de poort, vanaf het moment dat de vriendin van verdachte met [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [betrokkene] is gaan praten.
Enerzijds zijn er de verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [betrokkene]. Anderzijds de verklaringen van verdachte en zijn vriendin [getuige 1]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de vriendin van verdachte na het gesprekje met hem, [slachtoffer 1] en [betrokkene] naar de poort liep. Vervolgens zijn zij alle drie naar de poort gelopen. [getuige 1] stond in de poortopening tussen hen en de man. De drie mannen duwden tegen de poort. Ineens zag [slachtoffer 2] iets glinsteren en voelde hij pijn. Volgens hem is hij niet voorbij de poort gegaan.
[betrokkene] heeft verklaard dat hij nog met [getuige 1] in gesprek was toen [slachtoffer 2] naar verdachte bij de poort toeliep. Hij hoorde vanuit de tuin gegil van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 1] rende vervolgens naar de poort. De vriendin van verdachte rende daar achteraan. [betrokkene] is in eerste instantie blijven staan en daarna naar de poort gelopen. [slachtoffer 2] en zijn [slachtoffer 1] kwamen toen de poort uitgelopen.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat [getuige 1] met hen heeft gesproken. Hij hoorde verdachte vanuit de achtertuin roepen. Ze stonden toen allemaal nabij de poort van de achtertuin. Op een gegeven moment stonden ze allemaal in de achtertuin. Verdachte stond nabij de keukendeur en zij stonden nabij de poort. Er is toen over en weer gestoeid.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [betrokkene] op essentiële onderdelen niet op elkaar aansluiten. Wel kan uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [betrokkene] worden afgeleid, dat er is geduwd en getrokken en dat zij ook achter de poort in de tuin zijn geweest. [slachtoffer 2] is daar niet uitgesproken over.
De vriendin van verdachte, [getuige 1] heeft op 27 september 2012 en 29 september 2012 verklaard dat zij bij verdachte kwam. Hij vertelde dat hij door drie jongens was bedreigd aan de voordeur. Zij zag op dat moment angst in de ogen van verdachte. Zij merkte dat hij bang was. Zij is naar de drie jongens toegelopen en heeft met hen gesproken. Er werd richting verdachte gescholden. Zij is naar de poort gelopen en hoorde verdachte zeggen: 'Kom schat laat die kankerlijers'. Daarop zag zij dat de drie jongens alle drie in haar richting kwamen rennen. Zij blokkeerde de ingang van de poort. Zij voelde dat er op haar hoofd werd geslagen en aan haar haren werd getrokken. Zij trok zichzelf los en bracht de hond in veiligheid. De drie jongens stonden nog bij de poort en liepen de tuin in. Verdachte en de drie jongens vlogen elkaar aan in de achtertuin van de woning.
Verdachte heeft op 28 september 2012 en 29 september 2012 verklaard dat op 27 september 2012 drie mannen bij hem aan de deur zijn geweest. Een van de mannen heeft hem bedreigd een andere man heeft hem geslagen. Zijn vriendin kwam bij zijn woning en is met de mannen gaan praten. Hij stond bij de achterpoort. Zijn vriendin kwam zijn richting op gelopen en die personen liepen vervolgens dicht achter haar aan. Hij heeft een mes gepakt in de keuken. Hij probeerde samen met zijn vriendin de poort dicht te houden, maar die konden ze niet tegenhouden
Hij heeft gezien dat zijn vriendin aan haar haren werd getrokken. Op een gegeven moment heeft hij het mes gebruikt ter verdediging van zijn vriendin.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat de bij de politie afgelegde verklaring van verdachte en de verklaring van [getuige 1] op elkaar zijn afgestemd, te meer nu deze verklaringen kort na het voorval zijn afgelegd. Nu de verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [betrokkene] niet op elkaar aansluiten, zal de rechtbank omtrent de feitelijke gang van zaken uitgaan van de verklaringen van verdachte en zijn vriendin.
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen de volgende feitelijke toedracht aannemelijk geworden. [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [betrokkene] zijn op 27 september 2012 bij verdachte aan de deur geweest. Voornoemde drie personen wilden met verdachte praten over de mogelijk nieuwe buren van verdachte. Dit gesprek heeft in een ruzieachtige/bedreigende sfeer plaatsgevonden. Verdachte heeft het gesprek beëindigd en de voordeur gesloten. Hij wilde verder niet de confrontatie aangaan. De vriendin van verdachte kwam kort daarna bij de woning van verdachte; zij hoorde wat er bij de voordeur was voorgevallen en is met de drie mannen op straat gaan praten om te vragen wat er aan de hand was. Dit was op enige afstand van de poort van de woning van verdachte. Verdachte stond in de opening van de poort. Er werd over en weer gescholden/geroepen door verdachte en de drie mannen. De vriendin van verdachte beëindigt hierop het gesprek en loopt naar de poort.
Verdachte heeft op enig moment, nadat zijn vriendin met de mannen op straat heeft gesproken, een mes uit de nabij gelegen keuken gepakt om zijn vriendin en zichzelf te beschermen.
De drie mannen rennen direct achter de vriendin van verdachte aan. In of nabij de poort vindt een schermutseling plaats tussen verdachte en zijn vriendin enerzijds en de drie mannen anderzijds. De vriendin van verdachte wordt in/nabij de poort aan haar haren getrokken en geslagen door een van de drie mannen. Dat er bij de poort onderling is geduwd en/of getrokken en/of gestoeid wordt bevestigd door de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1].
Tijdens de schermutseling steekt verdachte de in de tenlastelegging genoemde personen met een mes.
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, gericht tegen verdachte en zijn vriendin, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. De vraag is hierbij of de wijze waarop verdacht zich heeft verdedigd, geboden was. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De rechtbank vindt het door verdachte gebruikte geweld, namelijk het 'hakken' met een groot vleesmes in de richting van personen, niet in verhouding staan tot de aanranding en daarmee disproportioneel. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met het mes had kunnen dreigen of zich had kunnen terugtrekken onder dreiging met het mes. De rechtbank stelt vast dat er een noodweersituatie bestond, maar dat het gebruikte geweld niet proportioneel was en verwerpt derhalve het beroep op noodweer.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
In de zaak met parketnummer 01/825492-12
Hiervoor heeft de rechtbank overwogen dat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van een noodweersituatie.
De vraag is of verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, terwijl zij het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door die aanranding.
Vaststaat dat er bij de voordeur een voor verdachte bedreigende situatie tussen verdachte en de drie mannen heeft plaatsgevonden. De vriendin van verdachte heeft verklaard dat verdachte meteen vertelde dat hij door de drie jongens was bedreigd aan de voordeur. Zij merkte dat verdachte bang was.
Bij de poort van de woning vindt er kort na de eerste confrontatie wederom een confrontatie plaats tussen enerzijds verdachte en zijn vriendin en anderzijds de drie mannen. De vriendin wordt daarbij aan haar haren getrokken en geslagen en er wordt geduwd en getrokken.
Verdachte wilde zichzelf en zijn vriendin beschermen. Verdachte zegt te hebben gehandeld uit paniek.
Verdachte is in het verleden slachtoffer geweest van een steekpartij, waarbij hij in zijn hart is gestoken. Ook is hij slachtoffer geweest van een ernstige vechtpartij op Koninginnedag.
Verdachte is door deze eerdere ervaringen naar eigen zeggen angstig geworden.
Uit de rapportage van de psycholoog drs. S. Labrijn d.d. 2 april 2013 (pag. 21) blijkt dat verdachte vanuit de borderline persoonlijkheidstrekken gevoelig is voor bedreigingen van buitenaf. Aannemelijk is dat er bovenop een (eventuele) reële dreiging sprake was van beïnvloeding door de gevoeligheid voor bedreiging, die hand in hand gaat met gevoelens van agressie. Ook de psychiater drs. J.J.M. van Hoof heeft in het rapport d.d. 30 maart 2013 geconcludeerd dat verdachte op grond van zijn stoornissen (ADHD, persoonlijkheidsstoornis met name van het antisociale type met daarnaast kenmerken van het borderline type) een verhoogde impulsiviteit heeft, snel gekrenkt is, achterdochtig en snel ontvlambaar is. De psychiater acht het aannemelijk dat betrokkene op grond van de geconstateerde stoornissen voor een belangrijk deel niet meer in staat was tot adequate sturing van zijn gedrag.
Gelet op de feitelijke dreiging van de aanranding, de persoonlijkheid van verdachte en de eerdere geweldservaringen van verdachte acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden ten gevolge van een hevige gemoedsbeweging door de aanranding veroorzaakt. Deze hevige gemoedsbeweging was naar het oordeel van de rechtbank van doorslaggevend belang voor het steken door verdachte. Het beroep op noodweerexces wordt dan ook gehonoreerd. Verdachte is niet strafbaar voor de bewezen verklaarde feiten in de zaak met parketnummer 01/825492-12. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van deze feiten ontslaan van alle rechtsvervolging.
In de zaak met parketnummer 01/821294-12
Er zijn in de zaak met parketnummer 01/821294-12 ten aanzien van de feiten 1 en 2 geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen in de zaak met parketnummer 01/821294-12 bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
In de zaken met parketnummer 01/825492-12 (poging tot doodslag) en 01/821294-12 feiten 1 en 2:
- een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek voorarrest, waarvan 2 jaren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en (gedurende de gehele proeftijd) de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, een meldgebod, een drugs- en alcoholverbod en klinische/ambulante behandeling;
- verbeurdverklaring van het mes en teruggave van alle andere in beslag genomen goederen aan de rechthebbenden;.
- gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en oplegging van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van beide personen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Bij alleen een bewezenverklaring van de zaak met parketnummer 01/821294-12 verzoekt de raadsvrouwe een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen.
Bij een bewezenverklaring van tevens de zaak met parketnummer 01/825492-12 verzoekt de raadsvrouwe een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met daarnaast nog eventueel een werkstraf op te leggen. De verdediging heeft geen bezwaar tegen een voorwaardelijke strafdeel met een proeftijd van 3 jaren en de voorwaarden van een alcoholverbod en een (bij voorkeur ambulante) behandeling.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft naar aanleiding van een burenconflict een plant van een buurtgenoot vernield. Nadat verdachte door de politie is aangehouden, heeft hij zich tijdens het transport misdragen door zich beledigend uit te laten richting de verbalisanten. Dit is belastend voor de verbalisanten, die alleen maar hun werk als politieagent doen.
Uit een Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en wederspannigheid. Deze feiten zijn weliswaar langere tijd geleden gepleegd, maar het betreft wel meerdere veroordelingen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur van twee weken.
De vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vorderingen integraal toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] opmerkingen ten aanzien van de navolgende posten.
De jas en de schoenen zijn pas na het incident gekocht. Er moet rekening gehouden worden met de afschrijvingskosten. Deze posten dienen dan ook te worden gematigd.
Van het eigen risico zijn geen bewijsstukken aangetroffen. Deze post dient te worden geschrapt danwel gematigd. Voor het overige heeft de raadsvrouwe geen opmerkingen ten aanzien van deze vordering.
De raadsvrouwe van verdachte heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] opmerkingen ten aanzien van de navolgende posten.
Ten aanzien van de reiskosten is er geen onderbouwing. Deze post dient te worden geschrapt danwel gematigd.
Ten aanzien van de post 'verdienvermogen' verzoekt de raadsvrouwe deze te schrappen. Het is onvoldoende duidelijk of verdachte deze werkzaamheden niet meer kon uitvoeren.
Ten aanzien van de I-phone is niet duidelijk of deze telefoon voor vervanging in aanmerking kwam. De raadsvrouwe heeft verzocht deze post eveneens te schrappen.
Ten aanzien van de immateriële schade is matiging op zijn plaats. Deze post is niet onderbouwd.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
niet-ontvankelijk verklaren in hun respectievelijke vorderingen, aangezien de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het feit waarop de vorderingen van de benadeelde partijen betrekking hebben.
De rechtbank zal telkens de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 33, 33a, 41, 45, 57, 266, 267, 287, 350.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/825492-12:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd
T.a.v. 01/821294-12 feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen
T.a.v. 01/821294-12 feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
meermalen gepleegd
Verklaart verdachte voor de bewezen verklaarde feiten in de zaak met parketnummer 01/825492-12 niet strafbaar en
* ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Verklaart verdachte voor de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 01/821294-12 strafbaar.
Legt in de zaak met parketnummer 01/821294-12 ten aanzien van de feiten 1 en 2 op de volgende straf.
* Gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
* Verbeurdverklaring van het in beslag genomen goed,
te weten: 1 mes.
* Teruggave in beslag genomen goederen, te weten:
1 broek, schoeisel, shirt, trui en 2 handschoenen, aan verdachte.
* Teruggave in beslag genomen goederen, te weten:
1 shirt,1 spijkerbroek met riem, 2 sokken, schoenen, aan de
rechthebbende [slachtoffer 2].
T.a.v. 01/825492-12:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1], in haar vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten
draagt.
T.a.v. 01/825492-12:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2], in haar vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten
draagt.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is bij beschikking d.d. 7 november
2012 met ingang van 8 november 2012 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. W.M. Weerkamp en mr. A.M. de Koning, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 24 april 2013.
Mr. A.M. de Koning is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant Zuid-Oost, afdeling Helmond, genummerd BHV 2012143973 (hierna eind-p.v. 1).
2 Verklaring verdachte ter terechtzitting
3 Aangifte [slachtoffer 1], eind-p.v. 1 pag. 32
4 Aangifte [slachtoffer 2], eind-p.v. pag. 73-74
5 Medische verklaring betreffende [slachtoffer 1], eindp.v 1, pag. 36
6 Medische verklaring [slachtoffer 2], eindp.v 1, pag. 95
7 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant Zuid-Oost, afdeling Helmond Centrum, genummerd PL2213 2012121153 (hierna eind-p.v. 2).
8 Verklaring verdachte, eind-p.v. 1, pag. 87.
9 Verklaring verdachte, eind-p.v. 1, pag. 86
10 Relaas verbalisant, eind-p.v. 1, pag. 87.
11 Proces-verbaal Forensisch Technische ondersteuning Brabant Zuid-Oost met BHV-nummer 2012-143973, pag. 9 en 24
12 Waarneming rechtbank i.v.m. proces-verbaal FTO pag. 24
13 Proces-verbaal FTO pag. 102
14 Proces-verbaal FTO pag. 91
15 Proces-verbaal FTO pag. 102
16 Proces-verbaal FTO pag. 109
17 Verklaring verdachte ter terechtzitting
18 Verklaring [slachtoffer 3], eind-p.v. 2, pag. 6
19 Verklaring verdachte ter terechtzitting
20 Bevindingen verbalisanten, eind-p.v. 2, pag. 11-13