ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ7289

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
261461 / FT RK 13-573
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van een vleesgroothandel na niet-deugdelijke oproeping

Op 16 april 2013 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een faillissementszaak betreffende een vleesgroothandel. Het verzoek tot faillietverklaring werd ingediend door twee werknemers en een derde werknemer met een steunvordering, die geen uitzicht hadden op betaling van hun loon. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 10 april 2013, maar de vleesgroothandel was niet verschenen. De rechtbank moest onderzoeken of de oproeping van de vleesgroothandel tijdig en volgens de geldende voorschriften was gedaan. Uit het verhandelde ter zitting bleek dat de deurwaarder de oproep had betekend aan een adres waar de vleesgroothandel niet langer gevestigd was, waardoor de oproep niet deugdelijk was.

De rechtbank overwoog dat, ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet, de vleesgroothandel alsnog deugdelijk moest worden opgeroepen, tenzij er bijzondere omstandigheden waren. De belangen van de werknemers, die een spoedige beslissing verlangden, werden zwaarder gewogen dan de belangen van de vleesgroothandel om gehoord te worden. De rechtbank oordeelde dat de inhoudelijke behandeling van het verzoek kon plaatsvinden.

De rechtbank stelde vast dat zij bevoegd was om de insolventieprocedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van de vleesgroothandel in Nederland lag. De rechtbank concludeerde dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van de verzoekers en dat de vleesgroothandel in de toestand verkeerde dat zij had opgehouden te betalen.

De rechtbank verklaarde de vleesgroothandel in staat van faillissement, benoemde mr. P.P.M. van der Burgt tot rechter-commissaris en mr. J.A. van der Meer tot curator. Tevens gelastte de rechtbank de curator om de aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen te openen. Deze beslissing werd gegeven door mr. P.J. Neijt en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 april 2013.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Handelsrecht
Rekestnummer : C/01/261461 / FT RK 13/573
Faillissementsnummer: C/01/13/359 F
Vonnis faillietverklaring
Gezien het verzoekschrift, ingediend ter griffie van deze rechtbank op 10 april 2013 door de advocaat mr. A.J.C.W. van de Ven te 's-Hertogenbosch namens:
1. [verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
en
2. [verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
hierna gezamenlijk: Verzoekers
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[vleesgroothandel]
[adres]
hierna: [vleesgroothandel]
Gelet op de beschikking van deze rechtbank van 10 april 2013, waarbij de oproeping van gerekestreerde is bevolen.
Aangezien [vleesgroothandel] niet is verschenen, dient te worden onderzocht of de oproep tijdig en overeenkomstig de ter zake geldende voorschriften is gedaan. Verzoekers hebben een deurwaarder opdracht gegeven [vleesgroothandel] op te roepen voor de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de deurwaarder de oproep heeft betekend aan [adres]. Uit het Handelsregister en een brief van de verhuurder van het aan dit adres gevestigde pand, blijkt dat [vleesgroothandel] niet langer op dit adres is gevestigd. [vleesgroothandel] werd derhalve niet deugdelijk opgeroepen.
Ingevolge artikel 6 Faillissementswet (“Fw”) kan de rechtbank bevelen dat [vleesgroothandel] alsnog deugdelijk wordt opgeroepen voor de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring. In beginsel dient oproeping plaats te vinden, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarbij dient onder meer te worden gelet op de belangen van de schuldeisers.
In dit geval wordt het faillissement aangevraagd door twee werknemers en een derde werknemer met een steunvordering. Zij stellen op dit moment geen uitzicht te hebben op de betaling van hun loon. In het geval van een faillissement, kunnen de loonbetalingen op grond van de zogenaamde Loongarantieregeling worden hervat. Daar komt bij dat in het bedrijfspand van [vleesgroothandel] kennelijk al enige tijd geen activiteiten meer worden verricht. Blijkens een brief van de verhuurder van 15 april 2013 is [vleesgroothandel] niet meer op het adres aan [adres] gevestigd. Hieruit wordt opgemaakt dat de onderneming van [vleesgroothandel] is komen stil te liggen. In het licht hiervan, geldt dat de belangen van de werknemers bij een spoedige beslissing, zwaarder wegen dan de belangen van [vleesgroothandel] om op het verzoek te worden gehoord. Dit betekent dat inhoudelijke behandeling van het verzoek kan plaatsvinden.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van de Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie betreffende insolventie procedures (hierna IVO) bevoegd deze insolventieprocedure te openen nu het centrum van de voornaamste belangen van gerekestreerde in Nederland ligt.
Artikel 6, derde lid Fw bepaalt dat een faillissement op verzoek van een schuldeiser wordt uitgesproken, indien aan twee voorwaarden is voldaan. In de eerste plaats dient summierlijk te blijken van het bestaan van een vorderingsrecht van verzoekster. In de tweede plaats dient summierlijk te blijken van het bestaan van feiten en omstandigheden welke aantonen dat gerekestreerde in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Wil aan deze tweede voorwaarde zijn voldaan dan moet in ieder geval sprake zijn van pluraliteit van schuldeisers. Is van pluraliteit gebleken, dan dient vervolgens te worden onderzocht of hierdoor de toestand is ontstaan dat de gerekestreerde heeft opgehouden te betalen.
Overwegende dat in verband met het in het verzoekschrift gestelde, summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekers, alsmede dat feiten en omstandigheden aanwezig zijn die aantonen, dat [vleesgroothandel] verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Beslissende:
Verklaart:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[vleesgroothandel],
[adres]
in staat van faillissement.
Benoemt tot rechter-commissaris mr P.P.M. van der Burgt.
Stelt aan tot curator mr. J.A. van der Meer, advocaat te Best.
Gelast de curator om de aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen te openen.
Verstaat dat Nederland de lidstaat in de zin van artikel 4 IVO is waar de insolventieprocedure is geopend.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J. Neijt, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2013 te 10:17 uur, in tegenwoordigheid van de griffier.