vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/849723-12
Datum uitspraak: 16 april 2013
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 maart 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 januari 2010 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (uit een woning aan de [adres]) een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij de verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak, te weten de vernieling van een ruit/raam, en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s):
voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een mes en/of een (klauw)hamer heeft/hebben
getoond, en/of
-voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgebonden.
artikel 312 van het wetboek van strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de verklaringen van aangever de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 15 januari 2010 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning aan de [adres] een geldbedrag, toebehorende aan [slachto[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], waarbij de verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, te weten de vernieling van een ruit en welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld en gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij,
verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s):
-voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een mes en een (klauw)hamer heeft/hebben
getoond, en
-voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgebonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist ten aanzien van het ten laste gelegde een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een cognitieve vaardigheidstraining.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen feiten en omstandigheden.
Verdachte en zijn mededaders hebben in de avonduren een gewelddadige overval gepleegd op een echtpaar in hun woning. De slachtoffers hadden die dag op de markt gewerkt in hun kraam. Ze hebben thuis gegeten en vervolgens is de man in de woonkamer wat gaan lezen en de vrouw is naar de slaapkamer op de bovenverdieping gegaan.
Verdachte heeft ter zitting en eerder bij de politie bekend dat hij dit feit samen met anderen heeft gepleegd. Uit het procesdossier maakt de rechtbank op dat verdachte en zijn mededaders op 15 januari 2010 met bivakmutsen, een mes, tape en een hamer op pad zijn gegaan en naar de afgelegen woning van de slachtoffers te 's Hertogenbosch zijn gereden. Bij de woning aangekomen, hebben zij licht zien branden in de woning. Vervolgens hebben zij door het raam van de woonkamer, alwaar de bewoner in zijn stoel half lag te slapen, een bloempot gegooid. Verdachte is als eerste door het kapotte raam naar binnen gegaan. Verdachte had een hamer in zijn handen en één van zijn mededaders hield een mes vast. Er is door verdachte en/of zijn mededaders om geld en de kluis geroepen. Verdachte en nog een mededader zijn samen met de man naar een kamer in de woning gegaan om geld te pakken. Zijn echtgenote die boven in de slaapkamer van de woning was, is door de daders naar beneden gehaald en beide slachtoffers zijn toen door verdachte in de keuken met tape aan hun stoel vastgebonden. Vervolgens zijn verdachten en zijn mededaders met de buit gevlucht, waarbij ze de slachtoffers nog hebben gedreigd om hen niet achterna te komen. Verdachte heeft bekend dat hij een derde van het weggenomen geld heeft gekregen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij door zijn mededaders is meegevraagd om behulpzaam te zijn bij een 'gewone' woninginbraak en dat het door de onverwachte aanwezigheid van de man in de woonkamer plotseling uit de hand is gelopen, waarna een woningoverval ontstond. Volgens verdachte heeft hij verder een kleine en de-escalerende rol gespeeld in de woningoverval. Zo zou hij de bewoners in de keuken een glaasje water hebben aangeboden.
Nu verdachte de woningoverval heeft bekend, moet het vorenstaande worden opgevat als een strafmaatverweer, in die zin dat zijn ondergeschikte rol tot strafmatiging zou moeten leiden.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Allereerst moet worden opgemerkt dat de rechtbank verdachtes lezing niet heeft kunnen controleren bij zijn mededaders, omdat verdachte nimmer heeft willen verklaren wie zijn mededaders waren. De rechtbank acht die lezing ook overigens ongeloofwaardig. Gelet op de wijze waarop de overvallers de woning met geweld zijn binnengedrongen (bloempot door het raam), het gegeven dat de verlichting in de woonkamer aan was, de attributen die ze bij zich hadden (mes, bivakmuts, tas met tape), het naar beneden halen van de echtgenote en de verklaring van verdachte bij de politie dat het plan was om een kluis te pakken, is de lezing van verdachte dat hij bij wijze van spreke bij toeval in een woningoverval terecht kwam naar het oordeel van de rechtbank volstrekt niet aannemelijk. Voor wat betreft de stelling van verdachte dat hij een kleine en de-escalerende rol heeft gespeeld, merkt de rechtbank op dat het verdachte was die als eerste de woning heeft betreden met een hamer in zijn hand en dat hij de slachtoffers aan hun stoel heeft vastgebonden.
Naar het oordeel van de rechtbank zal zijn verklaring derhalve niet tot strafmatiging leiden.
De gepleegde woningoverval is uiterst beangstigend en bedreigend voor de slachtoffers geweest, zoals ook blijkt uit de verklaringen van de slachtoffers in het dossier. Zij zijn gruwelijk geschrokken en het heeft hun leven veranderd doordat ze daarna erg bang zijn geworden. Voor de slachtoffers is dat des te pijnlijker, omdat slachtoffer [slachtoffer 1] anderhalf jaar na de woningoverval is overleden aan een ongeneeslijke ziekte. Verdachte en zijn mededaders hebben, louter uit geldgewin, een zeer ernstige inbreuk gemaakt op het veiligheidsgevoel van de slachtoffers, juist op een plek waar mensen zich veilig denken te voelen. Slachtoffers van dit soort feiten kampen vaak nog lang met de psychische gevolgen daarvan.
Verdachte is sinds de woningoverval in 2010 nog een aantal keren veroordeeld, voor andersoortige feiten en voornamelijk tot betaling van geldboetes en eenmaal tot een werkstraf. Tengevolge van één van die veroordelingen is het DNA van verdachte afgenomen, waarna in augustus 2012 een match plaatsvond tussen het bloedspoor op de tape (waarmee de slachtoffers waren vastgebonden) en het DNA van verdachte.
De rechtbank weegt bij de bepaling van de strafmaat ten voordele voor verdachte mee dat verdachte voor wat aard en ernst van feiten een relatief beperkt strafblad heeft en dat hij ten tijde van het plegen van het strafbare feit slechts 19 jaar oud was.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat aansluiting gezocht bij de Landelijke Oriëntatiepunten Straftoemeting. Gelet hierop zal de rechtbank een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal na te noemen bijzondere voorwaarde worden gekoppeld.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 63, 310, 312.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
- Gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d,
tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de
aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio
's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dat inhoudt het deelnemen aan
een cognitieve vaardigheidstraining;
- waarbij aan voornoemde Reclassering Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. V.M. Smits, leden,
in tegenwoordigheid van mr. B.J. van Vugt-Jansen, griffier,
en is uitgesproken op 16 april 2013.
mr. V.M. Smits is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.