ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ7022

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
01/825538-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor geweldsdelicten en belediging van politie met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten en belediging van politieambtenaren. De verdachte werd veroordeeld voor een zestal feiten, waaronder een poging tot doodslag op 1 november 2012 te Helmond, waarbij hij het slachtoffer met een mes in de zij stak. De rechtbank verwierp het beroep van de verdachte op putatief noodweer, omdat niet aannemelijk was dat hij zich in een situatie van onmiddellijke dreiging bevond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelingen de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel had aanvaard.

Naast de poging tot doodslag, werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een gestolen gsm, vernieling van een ruit van een politiegebouw, beschadiging van een rolluik, wederspannigheid tegen een politieagent en belediging van twee politieambtenaren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een van de ten laste gelegde feiten, maar legde hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden op, met de verplichting tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond dat een gevangenisstraf noodzakelijk was voor de normhandhaving en de bescherming van de samenleving.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/825538-12
Ter terechtzitting gevoegde parketnummers: 01/839154-12, 01/181717-12, 01/825321-12, 01/821075-12
Datum uitspraak: 12 april 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 januari 2013 (inzake 01/825538-12) en 29 maart 2013.
Op de zitting van 29 maart 2013 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 20 december 2012 en 6 maart 2013.
Aan verdachte is onder parketnummer 01/825538-12 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 november 2012 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermaals, althans een maal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht).
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/839154-12 tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 3 maart 2012 tot en met 31 maart 2012 te Helmond, in elk geval in Nederland, een gsm (merk HTC, type Wildfire) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die gsm wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 416/417bis van het Wetboek van Strafrecht).
2.
hij op of omstreeks 06 april 2012 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van het ophoudlokaal, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan regiopolitie Brabant Zuid-Oost, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht).
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/181717-12 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 maart 2012 te Helmond opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met een voorwerp heeft geslagen en/of gestoten, in elk geval heeft geslagen en/of gestoten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht).
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/825321-12 tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 juni 2012 te Helmond opzettelijk en wederrechtelijk een rolluik, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht).
2.
hij op of omstreeks 24 juni 2012 te Helmond toen de aldaar dienstdoende [slachtoffer 4], hoofdagent van regiopolitie Brabant Zuid Oost verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner / hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig zijn arm heeft losgerukt nadat voornoemde [slachtoffer 4] hem bij zijn arm had vastgepakt;
(artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht).
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/821075-12 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juli 2012 te Eindhoven opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 5] (verbalisant van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost) en/of [slachtoffer 6] (verbalisant van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost) gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten op het moment dat zij bezig waren met het overbrengen van verdachte naar het paleis van justitie te 's-Hertogenbosch, in diens/dier tegenwoordigheid door feitelijkheden heeft beledigd, te weten door het spugen in de richting van voornoemde [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6];
(artikel 266 jo 267 Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak ten aanzien van parketnummer 01/181717-12.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 01/181717-12 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Tegenover de verklaring van aangever en de getuige, zijnde de partner van aangever, staat de ontkennende verklaring van verdachte. Een verbalisant heeft weliswaar bij het opnemen van de aangifte letsel geconstateerd aan de arm van aangever, maar dit kan, gelet op het feit dat de aangifte pas twee dagen na het voorval is gedaan, ook op een andere wijze zijn ontstaan. Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank het feit niet wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte tenlastegelegde feiten op gronden zoals in het schriftelijk requisitoir weergegeven. De inhoud hiervan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Een kopie van het schriftelijk requisitoir is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 01/839154-12 (vernieling ruit ophoudlokaal) en ten aanzien van de zaak onder parketnummer 01/821075-12 (belediging) heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft ten aanzien van de andere feiten vrijspraak bepleit. Een kopie van de pleitaantekeningen is aan dit vonnis gehecht. De inhoud hiervan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Ten aanzien van parketnummer 01/825538-12.
Inleiding.
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden aan de hand van de bewijsmiddelen vast.
Op 1 november 2012 te Helmond is aangever [slachtoffer 1] met een mes in zijn linker zij geraakt.1 Verdachte had het mes vast.2 Het daarbij opgelopen letsel, te weten een steekverwonding in de linker flank met inwendig letsel en bloedverlies, is levensbedreigend geweest.3
Aangever [slachtoffer 1] en getuige [getuige 1] hebben verklaard dat verdachte plotseling/ineens [slachtoffer 1] stak.4
Het oordeel van de rechtbank.
Het is een feit van algemene bekendheid dat door een steekwond in de zij zeer kwetsbare lichaamsdelen kunnen worden geraakt en dat door een steekwond aldaar de aanmerkelijke kans bestaat dat het slachtoffer tengevolge daarvan het leven laat. Verdachte heeft met een uitgeklapt mes met een lemmet van 8 cm5 [slachtoffer 1] in de linkerzij geraakt. Voornoemde gedraging van verdachte is reeds naar de uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat de verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, deze aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard en aldus het voorwaardelijk opzet had op het van het leven beroven van [slachtoffer 1]. De rechtbank zal dit feit dan ook bewezen verklaren als na te melden.
Ten aanzien van parketnummer 01/839154-12.
Feit 1.
Op 3 maart 2013 wordt bij een woninginbraak in de [adres] te Helmond een HTC Wildfire gsm weggenomen met imei nummer 359028039668767.6 Deze telefoon is op bevel van de officier van justitie getapt. Uit onderzoek is gebleken dat in de periode van 3 maart 2012 te 15.00 uur (aanvang taponderzoek) tot 31 maart 2012 in het toestel gebruik werd gemaakt van het nummer [telefoonnummer]; blijkens tapgesprekken maakte verdachte van dit nummer gebruik.7
[medeverdachte 1], een medeverdachte in het betreffende onderzoek, heeft verklaard dat verdachte vaak degene was die bij woninginbraken buitgemaakte goederen van hem kocht.8 In het dossier bevindt zich tevens een uitgewerkt tapgesprek d.d. 8 maart 2012 waaruit de rechtbank opmaakt dat tussen [medeverdachte 1] en verdachte in versluierd taalgebruik wordt gesproken over woninginbraken en buit.9 Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij de betreffende gsm in gebruik had. Hij had deze gsm van [medeverdachte 1] gekregen en hem niet gevraagd waar hij deze vandaan had.10
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in het licht van deze feiten en omstandigheden ten tijde van het voorhanden krijgen van de gsm op zijn minst had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Feit 2.
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- proces-verbaal aangifte [naam] namens Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Mathildelaan 4 te Eindhoven11;
- proces-verbaal bevindingen12;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting13.
Gelet op het bepaalde in artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
Ten aanzien van parketnummer 01/825321-12.
Feit 1.
[slachtoffer 2], wonende te Helmond, heeft aangifte gedaan van vernieling van haar rolluik. Op 24 juni 2012 zag zij dat verdachte het rolluik voor haar woning in zijn handen had en dat verdachte het met kracht naar beneden bracht, waarbij een gedeelte afbrak.14 Een verbalisant heeft de camerabeelden van de buurman van aangeefster bekeken en gerelateerd dat hij zag dat verdachte aan het rolluik trok en dat deze daardoor uit de geleiders raakte en kapot ging.15 Verdachte heeft verklaard dat hij zag dat aangeefster het rolluik omlaag deed en dat hij het toen heeft tegengehouden en heeft geprobeerd terug te duwen waardoor het rolluik uit de rails liep. Toen hij het probeerde terug te duwen, viel alles naar beneden.16 Ter terechtzitting heeft verdachte een gelijkluidende verklaring afgelegd, inhoudende dat hij het rolluik heeft tegengehouden waardoor het los raakte en over hem heen viel.17 Verdachte heeft aangevoerd dat het rolluik niet kapot is, omdat het rolluik gemaakt is, dan wel gemaakt kan worden.
De rechtbank stelt vast dat het rolluik in ieder geval uit de geleiders is geraakt, hetgeen een beschadiging van het rolluik inhoudt. Dat het rolluik later gemaakt kon worden, doet daar niet aan af. De rechtbank zal dit feit dan ook bewezen verklaren.
Feit 2.
Op 24 juni 2012 te Helmond hield [slachtoffer 4], hoofdagent van regiopolitie Brabant Zuid Oost, verdachte op heterdaad aan, nadat [slachtoffer 2] had aangegeven aangifte te willen doen van vernieling (zie hiervoor feit 1) en pakte verdachte daartoe bij zijn arm vast. Verdachte heeft toen zijn arm losgerukt en is weggerend.18 Verdachte heeft verklaard dat toen hij hoorde dat hij werd aangehouden, hij zijn arm die de agent net had vastgepakt, heeft losgetrokken.19
Verdachte ontkent opzet. Hij heeft zich niet actief verzet tegen zijn aanhouding.
De rechtbank overweegt dat het door verdachte van de arm losrukken opzet impliceert. Het losrukken kan immers niet per ongeluk gebeuren. De handeling 'losrukken' behelst een zogenaamd 'ingeblikt opzet'. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, zal de rechtbank dit feit bewezen verklaren.
Ten aanzien van parketnummer 01/821075-12.
Op 26 juli 2012 te Eindhoven waren [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], beiden als verbalisant werkzaam bij de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, belast met het transport van verdachte naar het Paleis van Justitie te 's-Hertogenbosch. Op een gegeven moment heeft verdachte naar beiden gespuugd, waardoor zij zich beledigd voelden.20 Verdachte heeft erkend naar de verbalisanten te hebben gespuugd.21
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank dit feit bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Parketnummer 01/825538-12:
op 01 november 2012 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet, met een mes, in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 01/839154-12:
1.
in de periode van 3 maart 2012 tot en met 31 maart 2012 in Nederland, een gsm (merk HTC, type Wildfire) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die gsm redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
2.
op 06 april 2012 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van het ophoudlokaal, toebehorende aan regiopolitie Brabant Zuid-Oost, heeft vernield.
Parketnummer 01/825321-12:
1.
op 24 juni 2012 te Helmond opzettelijk en wederrechtelijk een rolluik, toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft beschadigd.
2.
op 24 juni 2012 te Helmond toen de aldaar dienstdoende [slachtoffer 4], hoofdagent van regiopolitie Brabant Zuid Oost verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig zijn arm los te rukken nadat voornoemde [slachtoffer 4] hem bij zijn arm had vastgepakt.
Parketnummer 01/821075-12:
op 26 juli 2012 te Eindhoven opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [slachtoffer 5] (verbalisant van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost) en [slachtoffer 6] (verbalisant van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost) gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten op het moment dat zij bezig waren met het overbrengen van verdachte naar het paleis van justitie te 's-Hertogenbosch, in dier tegenwoordigheid door feitelijkheden heeft beledigd, te weten door het spugen in de richting van voornoemde [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6].
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid.
Ten aanzien van parketnummer 01/825538-12:
Namens verdachte heeft de raadsman een beroep op noodweer, dan wel putatief noodweer gedaan. Naar de stelling van de verdediging is sprake geweest van een verdedigingshandeling. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte door het latere slachtoffer [slachtoffer 1] eerst in de keuken is aangevallen en geslagen met een boksbeugel. Daarna is verdachte door [slachtoffer 1] in de woonkamer aangevallen terwijl [slachtoffer 1] iets, mogelijk een schroevendraaier of mes, in zijn handen had. Verdachte voelde zich bedreigd. [slachtoffer 1] ging 'door het lint' en had cocaïne gebruikt. Verdachte heeft ter afweer een reeds geopend zakmes van tafel gepakt en voor zich gehouden en tijdens een daarop volgende worsteling kennelijk [slachtoffer 1] geraakt. De verdediging stelt zich derhalve op het standpunt dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Volgens de officier van justitie kan het beroep op (putatief) noodweer niet slagen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte een beroep op noodweer, dan wel putatief noodweer, toekomt, dient allereerst bezien te worden welke feitelijke gang van zaken aannemelijk is geworden.
De rechtbank acht op grond van de verklaring van [getuige 1]22 en de verklaring van verdachte23 aannemelijk dat tussen verdachte en aangever [slachtoffer 1] in de keuken een worsteling heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht echter niet aannemelijk dat verdachte daarbij is geslagen met een boksbeugel. Bij [slachtoffer 1] is weliswaar een boksbeugel in de broekzak aangetroffen, maar enkel verdachte heeft verklaard daarmee door hem in de keuken te zijn geslagen. [getuige 1] is direct achter [slachtoffer 1] en verdachte de keuken in gelopen en heeft dit niet gezien24, noch verklaren de andere aanwezigen hierover. Het letsel op het gezicht dat verdachte in de keuken zou hebben opgelopen kan voorts ook in de worsteling zijn ontstaan.
Verdachte is vervolgens de woonkamer in gelopen en [slachtoffer 1] is achter verdachte aan gelopen.25 Volgens verdachte kwam [slachtoffer 1] rustig, haast schuifelend, op hem afgelopen.26 Dat [slachtoffer 1] op dat moment daarbij iets, bijvoorbeeld een mes of schroevendraaier, in zijn handen heeft gehad, is niet aannemelijk geworden. Dit vindt geen steun in de verklaringen van de andere aanwezigen of in overige bewijsmiddelen. [slachtoffer 1] heeft weliswaar tegen verdachte in de woonkamer gezegd dat ze konden gaan vechten maar dan buiten.27
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank niet aannemelijk dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lichaam van verdachte waartegen verdachte zich mocht verdedigen, dan wel dat verdachte dit mocht menen. Gelet op het vorenstaande wordt het beroep op (putatief) noodweer verworpen.
Er zijn geen andere feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Verdachte is strafbaar voor hetgeen te laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten een gevangenisstraf geëist voor de duur van vier jaren met aftrek van het voorarrest. De op de beslaglijst vermelde voorwerpen 1 en 9 dienen verbeurd verklaard te worden en de voorwerpen 2 t/m 8 kunnen retour naar verdachte, zodra het vonnis onherroepelijk is geworden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met een reeds opgelegde ISD-maatregel, die nog niet onherroepelijk is geworden maar naar alle waarschijnlijkheid nog ten uitvoer zal worden gelegd. Hij heeft voorts de rechtbank gewezen op jurisprudentie waarin voor poging doodslag lagere straffen zijn opgelegd dan thans door de officier van justitie geëist.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Strafverzwarend.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het nadeel van verdachte in het bijzonder rekening houden met het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] door hem met een mes in de linkerzij te steken. Het daarbij opgelopen letsel is aanzienlijk en levensbedreigend geweest. [slachtoffer 1] heeft hieraan een fors ontsierend litteken op zijn buik overgehouden tengevolge van de van de benodigde operatie. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring heeft [slachtoffer 1] ook thans nog te kampen met de psychische gevolgen van hetgeen verdachte hem heeft aangedaan.
Verdachte heeft zich daarnaast nog schuldig gemaakt aan belediging van twee politieagenten, twee vernielingen, wederspannigheid en schuldheling.
Blijkens het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte is verdachte al eerder veroordeeld voor geweldsfeiten.
Het is de rechtbank ter terechtzitting d.d. 29 maart 2013 voorts opgevallen dat verdachte de feiten bagatelliseert en/of alle schuld buiten zichzelf legt. Verdachte heeft er volstrekt geen blijk van gegeven inzicht te hebben in zijn eigen handelen.
Verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer 01/839154-12 "ad informandum" gevoegde strafbare feit (voorhanden hebben van een stroomstootwapen), voor welk feit verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder parketnummer 01/181717-12 tenlastegelegde feit en de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het primaire standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat derhalve de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat het schadebedrag gematigd zou kunnen worden vanwege eigen schuld van de benadeelde.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten € 3700,- immateriële schadevergoeding en € 450,03 materiële schadevergoeding (post medische kosten, kledingschade, daggeldvergoeding ziekenhuisopname), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging om rekening te houden met de eigen schuld van de benadeelde partij af, nu de schade naar het oordeel van de rechtbank niet mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, gelet ook op hetgeen hiervoor over de strafbaarheid van het feit is overwogen,
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in dat deel van de vordering dat ziet op revalidatie daggeldvergoeding, omdat de rechtbank van oordeel is dat de behandeling van de vordering voor wat betreft deze post een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vorderingen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] tot een bedrag van € 100,- gematigd dienen te worden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 100,- immateriële schadevergoeding per benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaren in de gevorderde immateriële schade voor zover deze het bedrag van € 100,- te boven gaat, omdat de behandeling van de vordering voor wat betreft deze post een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partijen kunnen dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij (per benadeelde) heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen. De rechtbank bepaalt daarbij dat de inbeslaggenomen voorwerpen niet eerder dienen te worden teruggegeven dan op het moment dat het vonnis onherroepelijk is geworden.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 45, 57, 60a, 180, 266, 267, 287, 350 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 01/181717-12 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de overige ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/825538-12:
poging tot doodslag
T.a.v. 01/821075-12:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
T.a.v. 01/825321-12 feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
T.a.v. 01/825321-12 feit 2:
wederspannigheid
T.a.v. 01/839154-12 feit 1:
schuldheling
T.a.v. 01/839154-12 feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen en maatregelen:
T.a.v. 01/825538-12, 01/821075-12, 01/825321-12 feit 1 en feit 2, 01/839154-12 feit 1 en feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. 01/825538-12:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 4150,03 subsidiair 51 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 4150,03 (zegge: vierduizendhondervijftig euro en drie cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 51 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 3700,- immateriële schadevergoeding en EUR 450,03 materiële schadevergoeding (post medische kosten, kledingschade, daggeldvergoeding ziekenhuisopname).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij deels toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van EUR 4150,03 (zegge: vierduizendhonderdvijftig euro en drie cent), te weten EUR 3700,- immateriële schadevergoeding en EUR 450,03 materiële schadevergoeding (post medische kosten, kledingschade, daggeldvergoeding ziekenhuisopname).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het deel van de vordering terzake revalidatie daggeldvergoeding niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. 01/821075-12:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 100,00 subsidiair 2 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] van een bedrag van EUR 100,- (zegge: honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij deels toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5], van een bedrag van EUR 100,- (zegge: honderd euro), te weten een immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. 01/821075-12:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 100,00 subsidiair 2 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] van een bedrag van EUR 100,- (zegge: honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door twee dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij deels toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6], van een bedrag van EUR 100,- (zegge: honderd euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: de op de aangehechte beslaglijst vermelde voorwerpen nummer 1 en 9.
Teruggave inbeslaggenomen goederen.
De rechtbank gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, vermeld op de aangehechte beslaglijst onder nummer 2 t/m 8, te weten twee stuks schoeisel, een tweetal sokken, een trainingsjas, een shirt en een broek aan verdachte, zodra het vonnis onherroepelijk is geworden.
Heft met ingang van heden op het tegen verdachte verleende bevel voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 01/825321-12 dat reeds op 27 juni 2012 werd geschorst.
Heft met ingang van heden op het tegen verdachte verleende bevel voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 01/839154-12 dat reeds op 19 april 2012 werd geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. M. Senden en mr. P.A. Buijs, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans-Jongeneelen, griffier,
en is uitgesproken op 12 april 2013.
1 Proces-verbaal Politie Regio Brabant Zuid Oost, gezamenlijke recherche Peelland Helmond, pv nummer 2012161279, d.d. 30 november 2012, hierna PV 1, proces-verbaal aangifte, p. 69-72 met bijlagen en medische verklaring, p. 75.
2 PV 1, proces-verbaal aangifte, p. 69-72 en verklaring verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 29 maart 2013.
3 Zie noot 1.
4 PV 1, proces-verbaal aangifte, p. 69-72 en proces-verbaal verhoor [getuige 1], p. 136-139.
5 PV 1, proces-verbaal FTO, proces-verbaal sporenonderzoek PL 2219 2012161279-53 (achter 9.2), foto's 06 en 07,
6 Proces-verbaal van de Gezamenlijke Recherche Peelland, onderzoek Sidderrog 2012, onderzoeksnummer 2233100430, hierna PV 2, proces-verbaal aangifte, p. 73-77.
7 PV 2, proces-verbaal bevindingen p. 434-442.
8 PV 2, proces-verbaal verhoor Vrielink, p. 611.
9 PV 2, tapgesprek, p. 432-433.
10 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 29 maart 2013.
11 PV2, proces-verbaal aangifte, p. 424-427
12 PV 2, proces-verbaal bevindingen, p. 428-429.
13 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 29 maart 2013.
14 Proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Helmond Oost, registratienummer PL2213 2012092477 (hierna: PV3), proces-verbaal aangifte, p. 31-32.
15 PV 3, proces-verbaal bevindingen, p. 43en 47.
16 PV 3, proces-verbaal verhoor verdachte, p. 18-20.
17 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 29 maart 2013.
18 PV 3, proces-verbaal van bevindingen, p. 40-41.
19 PV 3, proces-verbaal verhoor verdachte, p. 21-22 en proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 29 maart 2013.
20 Proces-verbaal regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Helmond West, registratienummer PL2215 2012115772 (hierna: PV 4), proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5], p. 3-5 en proces-verbaal aangifte [slachtoffer 6], 6-7.
21 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 29 maart 2013.
22 Verklaring [getuige 1] afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 19 maart 2013.
23 Verklaring verdachte, proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 29 maart 2013.
24 Zie noot 24
25 Verklaring [getuige 1] afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 19 maart 2013, verklaring verdachte, proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 29 maart 2013.
26 Verklaring verdachte, proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 29 maart 2013.
27 Verklaring [getuige 1] afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 19 maart 2013.