ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ6835

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
251828 / HA ZA 12-768
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake merkinbreuk en handelsnaaminbreuk tussen restaurant Witloof en Proeverij Wit-Loof

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen [eiser], exploitant van restaurant Witloof in Maastricht, en [gedaagde], exploitant van Proeverij Wit-Loof in Cromvoirt. [Eiser] had eerder in een verstekprocedure vorderingen ingesteld tegen [gedaagde] wegens vermeende merkinbreuk en handelsnaaminbreuk. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat er geen sprake is van merkinbreuk, omdat het woord 'Wit-Loof' in de handelsnaam van [gedaagde] niet voldoende verwarring oproept bij het relevante publiek, dat voornamelijk uit restaurantbezoekers bestaat. De rechtbank concludeert dat de gemiddelde restaurantbezoeker zich niet zal vergissen tussen de twee restaurants, gezien de afstand van meer dan 125 kilometer en de verschillende concepten van de restaurants. Bovendien heeft [eiser] onvoldoende feiten aangedragen om zijn stelling van verwarring te onderbouwen.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van [eiser] afgewezen met betrekking tot de handelsnaaminbreuk. De rechtbank oordeelt dat de handelsnaam van [gedaagde] niet in strijd is met de Handelsnaamwet, omdat er geen verwarring te duchten is tussen de twee ondernemingen. De rechtbank vernietigt het eerdere verstekvonnis en wijst de vorderingen van [eiser] af. Tevens wordt [eiser] veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, terwijl [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten die zijn veroorzaakt door het aanvankelijk niet verschijnen. De kosten van de verstekprocedure worden begroot op € 8.516,00, en de kosten van de betekening van het verstekvonnis op € 87,24. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. H.M. Hettinga.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/251828 / HA ZA 12-768
Vonnis in verzet van 27 maart 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. R.J. Kramer te Maastricht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. E.J. Nieuwenhuys te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 september 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 10 januari 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] exploiteert sedert 1 augustus 2005 een Belgisch eetcafé annex restaurant aan de Sint Bernardusstraat 12 te Maastricht. De handelsnaam van dit etablissement is “Witloof”. De domeinnaam van het etablissement is www.witloof.nl.
2.2. [eiser] is tevens rechthebbende op het Benelux woordmerk “Witloof”, dat op 12 juli 2005 is ingeschreven voor onder andere klasse 43 (restauratie (het verstrekken van voedsel en dranken) en tijdelijke huisvesting).
2.3. [gedaagde] exploiteert sedert april 2010 een restaurant aan de Loverensestraat 7 te Cromvoirt, gemeente Vught, aanvankelijk onder de naam “Proeverij Wit-Loof”, sedert 1 oktober 2012 onder de naam “Restaurant Loveren”. [gedaagde] gebruikte tot 1 oktober 2012 de domeinnaam www.wit-loof.nl.
2.4. Op 10 februari 2012 heeft [eiser] een e-mailbericht ontvangen van [A], dat kennelijk is bestemd voor [gedaagde]. Dit bericht heeft betrekking op een gesprek over koelkasten met [gedaagde] op de Horecava.
3. Het geschil
3.1. [eiser] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
1. [gedaagde] te veroordelen om iedere inbreuk op de merk- en/of handelsnaamrechten van [eiser] dan wel ieder onrechtmatig handelen uiterlijk 30 dagen na betekening van het vonnis te staken en gestaakt te houden, zowel on- als offline;
2. [gedaagde] te bevelen haar gehele voorraad van inbreuk makend promotiemateriaal en/of andere documenten en bescheiden waarop de inbreuk makende naam is afgedrukt binnen veertien werkdagen na betekening van het vonnis in het bijzijn van een deurwaarder te vernietigen en [eiser] te voorzien van een kopie van het door de deurwaarder opgestelde vernietigingsrapport, een en ander voor rekening van [gedaagde];
3. [gedaagde] te gebieden binnen veertien werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis de domeinnaam www.wit-loof.nl aan [eiser] over te dragen;
4. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 10.000,-- voor elke dag of dagdeel dat zij in gebreke blijft geheel of gedeeltelijk te voldoen aan een van de hiervoor genoemde bevelen;
5. [gedaagde] te veroordelen in de redelijke en evenredige gerechtskosten als bedoeld in artikel 1019hRv.
3.2. Bij verstekvonnis van 11 april 2012, gewezen onder zaaknummer / rolnummer 243864 / HA ZA 12-204, zijn de vorderingen van [eiser] toegewezen met dien verstande dat de dwangsomsanctie is beperkt tot € 2.500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan die [gedaagde] niet aan de bevelen voldoet. Voorts is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 1.759,64.
3.3. [gedaagde] vordert in het verzet dat het verstekvonnis van 11 april 2012 wordt vernietigd en dat de vorderingen van [eiser] alsnog worden afgewezen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [gedaagde] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
Maakt(e) [gedaagde] inbreuk op het merkrecht van [eiser]?
4.2. [eiser] beroept zich op artikel 2.20 lid 1 onder b. BVIE. Op grond van dit artikel kan de houder van een merk het gebruik van een teken verbieden dat gelijk is aan of overeenstemt met zijn merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten, indien daardoor bij het publiek verwarring kan ontstaan, inhoudende het gevaar van associatie met het merk. Volgens [eiser] doet zich verwarring voor. Zo heeft [eiser] een Vughts echtpaar als klant. Zij komen zowel bij [gedaagde] als bij [eiser] eten. Hij verwijst voorts naar het onder 2.4 genoemde e-mailbericht. [eiser] biedt aan te bewijzen dat sprake is van verwarring door middel van getuigenbewijs.
4.3. [gedaagde] betwist onder meer dat sprake is van verwarringsgevaar.
4.4. De rechtbank overweegt het volgende. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat het woord “Wit-Loof” in de handelsnaam van [gedaagde] dominant is en dat dit woord nauwelijks verschilt van het merk “Witloof”. [gedaagde] heeft niet betwist dat [eiser] bekendheid geniet door de publiciteit in binnen- en buitenlandse media. Hoe bekender een merk is, des te eerder moet verwarringsgevaar worden aangenomen. Bij de beoordeling van het verwarringsgevaar moet echter ook worden gekeken naar het relevante publiek. In dit geval is dat de afnemer van horecadiensten, meer in het bijzonder een restaurantbezoeker.
Gesteld noch gebleken is dat [eiser] zijn merk Witloof anders gebruikt dan alleen voor zijn restaurant te Maastricht. De gemiddeld oplettende restaurantbezoeker zal zich, als hij op zoek is naar restaurant Witloof te Maastricht niet licht vergissen als hij op enigerlei wijze wordt geconfronteerd met Proeverij Wit-Loof te Cromvoirt. Maastricht en Cromvoirt liggen ruim 125 kilometer uit elkaar. Het concept van Proeverij Wit-Loof te Cromvoirt (natuurzuiver, bewust eten met zoveel mogelijk lokale en regionale producten) verschilt in belangrijke mate van het concept van Witloof (de ambachtelijke Belgische boerenkeuken). De uitstraling van de website van [gedaagde] is een totaal andere dan die van de website van [eiser]. Gevaar van verwarring is dan ook niet voor de hand liggend. Dat neemt niet weg dat zich verwarring verwezenlijkt zou kunnen hebben, maar dit dient dan door [eiser] met feiten te worden onderbouwd, hetgeen hij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende heeft gedaan. Het door [eiser] genoemde Vughtse echtpaar weet dat sprake is van verschillende restaurants met verschillende eigenaren, zo heeft [eiser] verklaard. Het onder 2.4. genoemde e-mailbericht is niet afkomstig van een potentiële klant, maar van iemand die is geïnteresseerd in tweedehands koelkasten. Andere voorbeelden van verwarring zijn door [eiser] niet aangedragen. Hij stelt weliswaar dat die voorbeelden er zijn, maar heeft dat niet verder feitelijk onderbouwd. Een aanbod tot bewijslevering door middel van getuigen is geen feitelijke onderbouwing. Het door [eiser] gedane bewijsaanbod zal daarom worden gepasseerd.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat geen sprake is van een inbreuk op het merkrecht van [eiser] door [gedaagde].
Maakt(e) [gedaagde] inbreuk op de handelsnaam van [eiser]?
4.5. Op grond van artikel 5 Handelsnaamwet is het verboden een handelsnaam te voeren die, voordat de onderneming onder die naam werd gedreven reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een en ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats, waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is.
4.6. Ook hier betwist [gedaagde] het verwarringsgevaar.
4.7. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen omtrent het gevaar van verwarring in verband met de gestelde merkinbreuk, geldt ook voor het gevaar van verwarring in verband met de gestelde handelsnaaminbreuk. Naar het oordeel van de rechtbank is er, gelet op de plaatsen waar de ondernemingen gevestigd zijn (Cromvoirt en Maastricht liggen ruim 125 kilometer uit elkaar) en de verschillende aard van de beide ondernemingen, geen verwarring bij het publiek te duchten tussen “Witloof” te Maastricht en “Proeverij Wit-Loof” te Cromvoirt. Ook is niet goed denkbaar dat een klant zal denken dat er een economische of juridische band bestaat tussen de beide ondernemingen, gelet op de verschillende uitstraling en de afwijkende concepten. Van een inbreuk op de handelsnaam van [eiser] door [gedaagde] is aldus geen sprake.
4.8. Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd. De vorderingen van [eiser] zullen alsnog worden afgewezen.
4.9. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verstek- en verzetprocedure worden verwezen. De kosten van het betekenen van het verstekvonnis en van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen echter op grond van het bepaalde in art. 141 Rv voor rekening van [gedaagde] komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat [gedaagde] in eerste instantie niet is verschenen. De rechtbank begroot deze kosten aan de zijde van [eiser] op € 87,24.
4.10. [gedaagde] heeft verzocht [eiser] te veroordelen in de redelijke en evenredige proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv. Hij heeft een specificatie in het geding gebracht, die sluit op een bedrag van € 10.357,20, exclusief BTW aan salaris advocaat. [eiser] heeft hiertegen terecht ingebracht dat een bedrag van € 623,70 in mindering dient te worden gebracht, aangezien dit bedrag betrekking heeft op de inning van door [gedaagde] onbetaald gelaten declaraties. Ook zal de rechtbank een bedrag van
€ 1.792,50 buiten beschouwing laten in verband met de wisseling van advocaten aan de zijde van [gedaagde] en daardoor ontstane “dubbele” werkzaamheden. De door [eiser] te vergoeden kosten aan de zijde van [gedaagde] worden aldus begroot op € 575,00 griffierechten en € 7.941,00 salaris advocaat, in totaal derhalve € 8.516,00.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. vernietigt het door deze rechtbank op 11 april 2012 onder zaaknummer / rolnummer 243864 / HA ZA 12-204 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.2. wijst de vorderingen af,
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn veroorzaakt door het aanvankelijk niet verschijnen, aan de zijde van [eiser] begroot op € 87,24 voor de kosten van de betekening van het verstekvonnis,
5.4. veroordeelt [eiser] in de overige kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van [gedaagde] tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de overige kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 8.516,00,
5.5. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Hettinga en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.