uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2013 in de zaak tussen
V.O.F. [naam café],
[eiser A],
[eiser B],
[eiser C],
[eiser D],
handelend onder de naam [naam café], te [..], eisers
(gemachtigde: mr. M.T.C.A. Smets),
de burgemeester van de gemeente Valkenswaard, verweerder
(gemachtigden: mr. M.C.L. Walta en I.M. van Ishoven).
Bij besluit van 11 juni 2012 heeft verweerder, op grond van artikel 2.30 Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) [naam café] met ingang van 13 juni 2012 om 12.00 uur voor drie weken gesloten.
Bij besluit van 6 december 2012 heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen laatstgenoemd besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2013. Eisers [eiser A], [eiser B], [eiser C] en [eiser D] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
1. Uit de door de afdelingschef van de politie Valkenswaard-Waalre ambtsedig opgemaakte bestuurlijke rapportage komt het volgende naar voren. Op zaterdag 9 juni 2012 heeft omstreeks 21.55 uur een vechtpartij plaatsgevonden bij [naam café]. Op zondag 10 juni 2012 omstreeks 23.10 uur kwam er bij de meldkamer van de politie een melding binnen van een schietpartij in [naam café]. Volgens de uitbater was er met een neppistool geschoten. De om 23.45 uur gearriveerde Officier van Dienst van de politie trof enkele mensen in het café schoonmakend aan. Medevergunninghouder [eiser D] sprak de Officier van Dienst aan en zei dat er wel enkele knallen waren geweest, maar geen gewonden. De Officier van Dienst zag enkele verse bloedvlekken op de grond. Uit onderzoek is gebleken dat zowel in het café als op de openbare weg meerdere schoten zijn gelost. Bij de politie zijn 3 gewonden bekend. Gebleken is dat er ook een kogel door een raam van shoarmazaak [..] aan [adres 1] is gegaan. De politie heeft verweerder geadviseerd om maatregelen te nemen op basis van het horecastappenplan
2. Ingevolge artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet wordt de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van de regels welke hij uitvoert.
3. Ingevolge artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de handhaving van de openbare orde.
Ingevolge artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet is de burgemeester bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.
4. Ingevolge artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.
Ingevolge artikel 174, derde lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op de in het eerste lid bedoelde toezicht.
5. Ingevolge artikel 2.30, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Valkenswaard kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.29 van de APV geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
6. In Deel A, hoofdstuk 5: “Verstoring (openbare orde)” van het Horecastappenplan van de gemeente Valkenswaard (hierna: horecastappenplan) is bepaald dat de inrichting door de burgemeester voor de duur van drie weken wordt gesloten op grond van artikel 2.30 van de APV, mocht de aard van de overtreding na ontvangst van de mutatie van dermate ernstige aard zijn dat er vrees bestaat voor ernstige verstoring van de openbare orde in de toekomst.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het ernstig is dat van de vechtpartij op 9 juni 2012 geen melding is gedaan en verder dat [eiser D] voornoemd heeft gemeld dat er op 10 juni 2012 niets aan de hand was en dat er geen gewonden zijn gevallen, terwijl er bewust sporen zijn gewist. Omdat de kans op herhaling niet uitgesloten kon worden en op dat moment nog niet zeker was dat de exploitanten niets te verwijten viel, heeft verweerder besloten over te gaan tot sluiting van het café.
8. Eisers hebben aangevoerd dat [eiser D] het incident heeft gemeld bij de politie maar dat de politie niet heeft meegedeeld hoe hij moest handelen en hoe lang het zou duren voor ze ter plaatse waren. Omdat het publiek vetrokken was en de politie op zich liet wachten, is hij de zaak gaan schoonmaken. In de inrichting waren volgens eisers geen sporen van het incident waarneembaar. Van het bewust wissen van sporen is dus geen sprake, aldus eisers.
9. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit punt dat verweerder ingevolge vaste jurisprudentie in beginsel van de juistheid van een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal mag uitgaan (zie o.a. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 januari 2007, LJN: AZ7564). Dat er geen sporen van gewonden en sporen van het schietincident aanwezig waren acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig. In de ambtsedig opgemaakte bestuurlijke rapportage wordt immers melding gemaakt van verse bloedsporen en een kogelgat in het raam van shoarmazaak [..]. Dat het café bij aankomst van de politie schoongemaakt werd, kan eisers naar het oordeel van de rechtbank ernstig worden aangerekend, omdat zij hadden moeten begrijpen dat bij een ernstig schietincident zoals op 10 juni 2012 in het café heeft plaatsgevonden het van groot belang is dat de politie onderzoek kan doen naar de oorzaak en de daders. Daarbij is het van belang dat sporen in tact worden gelaten. Of eisers al dan niet bewust sporen hebben gewist acht de rechtbank niet van belang voor de toepassing van verweerders bevoegdheid om het café te sluiten.
10. Een schietincident in of nabij een horecagelegenheid waarbij 60 personen aanwezig zijn en waarbij drie gewonden zijn gevallen, acht de rechtbank een zeer ernstige schending van de openbare orde en veiligheid. De burgemeester heeft dan ook terecht gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid, neergelegd in artikel 2.30, eerste lid, van de APV. Daarbij heeft verweerder acht mogen slaan op het gegeven dat op het moment van sluiting van het café over de oorzaak van het incident nog geen duidelijkheid was verkregen. Een vervolg op het incident was derhalve niet uitgesloten, zodat op dat moment vrees bestond voor ernstige verstoring van de openbare orde in de toekomst.
11. Eisers hebben verder aangevoerd dat er geen melding van de vechtpartij van 9 juni 2012 is gedaan, omdat de politie al aanwezig bleek te zijn toen één van de exploitanten van het café buiten polshoogte nam. Dit neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat er ook op 10 juni 2012 sprake was van een ernstig incident, dat, gelet op de toepasselijke regelgeving en verweerders beleid, op zichzelf al de sluiting van het café voor de duur van drie weken had gerechtvaardigd. Het melden van een dergelijk incident behoort tot de verantwoordelijkheid van de exploitant. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder eisers terecht verwijt dat zij het incident niet hebben gemeld.
12. Eisers hebben vervolgens aangevoerd dat verweerder, gelet op de inherente afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, had moeten onderzoeken of het sluiten van de inrichting zonder voorafgaande waarschuwing wel in de rede ligt. Te meer daar het gaat om een enkel incident, dat door eisers op geen enkele wijze had kunnen worden voorkomen.
13. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit punt dat in een geval als het onderhavige de persoonlijke verwijtbaarheid van de exploitant geen rol speelt bij de vraag of zich een situatie voordoet die tot sluiting van de inrichting noopt. De bevoegdheid van verweerder om op grond van het horecastappenplan tot sluiting van het café over te gaan ziet op het herstel van de openbare orde, waarbij de verwijtbaarheid van de exploitant geen rol speelt. Bepalend is of de tijdelijke sluiting nodig is gelet op het actuele karakter en de ernst van de bedreiging van de openbare orde (vgl. de uitspraak van deze rechtbank van 20 september 2012, LJN: BX7889).
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Tadic, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. van der Meiden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.