ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ6333

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
01/849400-06
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met een jaar en schorsing van het onderzoek voor rapportage door de Reclassering Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 maart 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, die ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor poging tot doodslag en bedreiging. De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, met een maximum van drie maanden, om de Reclassering Nederland de gelegenheid te geven een rapport op te stellen over de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. De rechtbank heeft daarbij ook de terugplaatsingsmogelijkheden naar een andere kliniek, zoals de Woenselse Poort, in overweging genomen.

De betrokkene, geboren in 1984 en momenteel verblijvend in de FPK De Rooyse Wissel te Maastricht, heeft een complexe voorgeschiedenis van delictgedrag en psychische problematiek, waaronder een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en narcistische trekken. De rechtbank heeft de risicotaxatie en de adviezen van deskundigen in overweging genomen, waarbij is vastgesteld dat er een hoog risico op recidive bestaat indien de terbeschikkingstelling zou worden beëindigd. De deskundigen hebben ook gewezen op de noodzaak van een op maat gesneden behandeling en begeleiding om de kans op terugval in delictgedrag te minimaliseren.

De officier van justitie heeft verzocht om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen, terwijl de raadsman van de betrokkene heeft gepleit voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, in het belang van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. De rechtbank heeft de betrokkene aangespoord om mee te werken aan een nieuwe PCL-R, die noodzakelijk is voor de verdere beoordeling van zijn situatie.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/849400-06
Uitspraakdatum: 22 maart 2013
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkingsgestelde]
geboren te [geboorteplaats, geboortedatum] 1984,
kliniek: FPK De Rooyse Wissel te Maastricht.
Het onderzoek van de zaak.
Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 15 februari 2008 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 4 januari 2013 met één jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 12 februari 2013 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 maart 2013. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige, de terbeschikkinggestelde en
zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
- het advies van FPC De Rooyse Wissel d.d. 25 januari 2013;
- een rapport van forensisch psycholoog prof. dr. (naam psycholoog) d.d. 23 januari 2013;
- een rapport van psychiater dr. (naam psychiater) d.d. 21 januari 2013;
- de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
- het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.
De beoordeling.
De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van De Rooyse Wissel is onder meer het navolgende gesteld:
Risicotaxatie.
HCR-20 d.d. 17 januari 2013.
De historische items, waarin de belasting vanuit het verleden naar voren komt, geven een hoog risico aan. Betrokkene is eerder veroordeeld voor poging tot doodslag, meermaals gepleegd en voor het iemand opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Bij betrokkene is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale, borderline en narcistische trekken. Tevens is er sprake van kenmerken van psychopathie.
In het verleden heeft betrokkene tijdens zijn detentie de voorwaarden geschonden middels ernstige ordeverstoringen.
De klinische items, waaruit blijkt in hoeverre betrokkene zich in de behandeling heeft begeven, geven een hoog risico weer. Er is sprake van een beperkt tot geen zelfinzicht en probleembesef. Betrokkene is niet gemotiveerd voor de behandeling. Betrokkene ontkent zijn delicten niet, wel kruipt hij in een slachtofferrol en is er geen sprake van empathie ten aanzien van bet slachtoffer. Bij betrokkene hebben zich de afgelopen periode geen impulsieve gedragingen voorgedaan. Er is eerder sprake van berekenend gedrag doordat betrokkene steeds de controle tracht te behouden. Er is bij betrokkene geen sprake van actieve psychotische symptomen. Er is bij betrokkene sprake van beperkt tot geen zelfinzicht. Betrokkene overschat zichzelf en zijn motivatie is niet aanwezig.
Bij de risicohanteringsitems, die aangeven wat er zou gebeuren bij het wegvallen van het gedwongen TBS-kader, komt een hoog risico naar voren. Er is een geringe kans dat plannen zullen slagen mocht het TBS-kader onverwacht wegvallen. Betrokkene heeft geen werk, geen vrijetijdsbesteding, geen huisvesting en onvoldoende financiële middelen. Betrokkene zal terugkeren naar zijn oude omgeving waar "status" zeer belangrijk is. Hierdoor zal betrokkene spanningen oplopen, de kans is groot dat hij deze niet op een adequate manier kan reguleren waardoor terugval in middelengebruik en de kans op agressief gedrag reëel zijn. Een andere belangrijke factor die zowel terugval in middelen als agressief gedrag kunnen uitlokken ligt in de relationele sfeer, m.n. wanneer hij afgewezen of gekrenkt wordt. Betrokkene heeft nog onvoldoende copingvaardigheden ontwikkeld om zich zelfstandig te kunnen handhaven in de maatschappij. Betrokkenes moeder zal altijd klaar staan voor
hem, echter heeft zij er in het verleden niet voor kunnen zorgen dat betrokkene niet verviel in delictgedrag. Betrokkene zal niet op eigen initiatief huip inschakelen of een instantie contacteren. Conclusie: Er is momenteel op zowel de korte als de lange termijn een hoog risico dat betrokkene terugvalt in delictgedrag.
De PCL-R (juli 2007)
Volgens de checklist en het interview voor psychopathie is er sprake van een gemiddelde score op de PCL-R.
Voor de heer (naam betrokkene) geldt dat er sprake is van een opgeblazen gevoel van eigenwaarde, een gebrek aan berouw of schuldgevoel en een gebrek aan empathie. Hij neemt weinig verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag en externaliseert en bagatelliseert. Zelfs bij ernstige delicten benadrukt hij de omstandigheden en is hij niet in staat om langdurige gedragsveranderingen te bewerkstelligen. Ook is er deels sprake van de kenmerken van een gladde prater die zichzelf veelal in een goed daglicht stelt en manipulerend gedrag laat zien.
Voor de heer (naam betrokkene) geldt dat er sprake is van een chronisch instabiele en antisociale levensstijl. Daarbij is sprake van prikkelhongerigheid / een neiging tot verveling en een gebrekkige beheersing van het gedrag. Op frustraties kan hij opvliegend reageren, wat meerdere keren is uitgemond in fysiek geweld. Voorts is er sprake van een impulsieve levensloop met het ontbreken van (het opstellen en voorts bereiken van) realistische doelen op de lange termijn. Daarnaast laat de heer (naam betrokkene) onverantwoordelijk gedrag zien en kost het hem veel moeite om zich voor langere tijd aan beloftes of doelen te houden. In enige mate is er sprake van jeugdcriminaliteit, een parasitaire levensstijl en het schenden van voorwaarden binnen justitiële instellingen of kaders.
Indien betrokkene in situaties met een verminderde vorm van structuur en toezicht te maken zal hebben met toenemende spanningen en frustraties kunnen deze leiden tot een escalatie van gewelddadig gedrag. Dit gezien betrokkene nog onvoldoende vaardigheden ontwikkeld heeft om zijn spanningen op een adequate manier te kunnen reguleren(context en aanlooptijd). Gezien de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene zal hij geneigd zijn, zeker indien er sprake is van krenking, de strijd aan te gaan. Tevens hebben het gebruik van middelen, het gebrekkige probleembesef van betrokkene en zijn impulsiviteit een sterk ontremmende werking, in combinatie
met bovenstaande resulteert dit hoogstwaarschijnlijk in nog ernstiger gewelddadig gedrag (aard, frequentie en ernst).
Risicomanagement.
Gezien de huidige houding van betrokkene in de behandeling is het behandelteam genoodzaakt het huidige risicomanagement puur te richten op externe sturing, begeleiding en controle. Conform bet advies van het Pieter Baan Centrum worden de mogelijkheden van verlof afgewogen. Echter gezien het gebrek aan overeenstemming inzake risicofactoren en openheid vanuit betrokkene zal dit een erg moeizaam traject zijn. In het meest recente behandelplan d.d. 23 januari 2013 is besloten een beperkt verlofkader aan te vragen. Zoals eerder aangegeven in dit verslag schat het behandelteam het risico op ontvluchting als reëel in maar willen we betrokkene toch een nieuw perspectief bieden en hopen op die manier op een wijziging in zijn houding ten aanzien van de behandeling/behandelteam.
Recidivegevaar.
Gezien de houding van betrokkene en de vaststelling dat de risicofactoren nog allemaal erg actueel zijn zal bet huidige risicomanagement nog geruime tijd in beslag nemen. Een beperkt begeleid verlofkader zal worden aangevraagd.
Overwegende de eerder beschreven risicotaxatie instrumenten en conform het advies van het Pieter Baan Centrum is de herhaling ten aanzien van de indexdelicten hoog in te schatten indien de TBS onmiddellijk zou worden beëindigd. Betrokkene is nog steeds erg krenkinggevoelig, heeft een extreme behoefte aan controle en heeft bovendien nog onvoldoende coping om met oplopende spanningen om te gaan. De verwachting is dat betrokkene agressief zal reageren zowel indien hij gekrenkt wordt als indien hij zich in een situatie bevindt waar hij de ander als agressor waarneemt.
Verlengingsadvies.
Bij betrokkene is er sprake van narcistische, borderline en antisociale persoonlijkheids-problematiek. Tevens zijn er kenmerken van psychopathie vastgesteld. Betrokkene heeft zich in zijn leven ontwikkeld tot een man met een opportunistische leefstijl. Onvermogend om zijn eigen spanningsopbouw te herkennen en niet geremd door gewetensvorming heeft hij door een combinatie van impulsiviteit, structuurloosheid, middelengebruik, nog steeds een hoge kans op recidive in agressief gedrag. De vorige behandelpoging van betrokkene is spaak gelopen, momenteel is er sprake van een tweede behandelpoging. Het is van belang dat betrokkene het behandelaanbod aangrijpt, en zodoende meer zicht zal ontwikkelen op zijn risicofactoren zodat deze behandeld kunnen worden. Op korte termijn is het van belang om het probleeminzicht en de copingvaardigheden van betrokkene te vergroten, het zich onthouden van middelen en het stimuleren van de eigen zelfstandigheid.
Gezien de persoonlijkheidsproblematiek en de aanwezige kenmerken van psychopathie is de verwachting niet dat betrokkene substantieel zal veranderen. Echter door een op maat gesneden behandeling is de verwachting wel aanwezig dat betrokkene in de toekomst mogelijk zal kunnen functioneren zonder delictgedrag. Momenteel is de houding van betrokkene in die mate afwerend ten aanzien van de behandeling dat er concrete verandering op korte termijn ten aanzien van de stoornis en/of delictgedrag niet te verwachten is.
-Gezien het aangegeven recidive risico;
-Overwegende de houding van betrokkene in de behandeling en ten aanzien van het behandelteam;
-Gelet op de hardnekkige problematiek waarbij betrokkene niet in staat is tot zelfreflectie en hierdoor verdere
ontwikkeling;
-Gezien de huidige fase van de behandeling,
adviseren wij een verlenging van de ter beschikkingstelling van 2 jaar en continuering van de verpleging van overheidswege.
In voornoemd advies van psychiater (naam psychiater) is onder meer het navolgende gesteld:
Betrokkene is lijdende aan een persoonlijkheidsstoomis, niet nader omschreven met border-line en antisociale trekken. Polydrugsmisbruik is in remissie.
De diagnostische conclusie van de kliniek ten aanzien van de diagnose psychopathie wordt door ondergetekende niet gedeeld.
Bij betrokkene bestaat een risico op herhaling van geweldsdelicten, wanneer hij opnieuw een criminele identificatie en identiteit zou vormen en procriminele denkbeelden bij betrokkene op zouden spelen. Dan moeten ook voldaan zijn aan bet criterium dat bij betrokkene er weer actief sprake is van alcohol en drugsmisbruik en vervolgens zou er sprake moeten zijn van grote krenking in een niet symmetrische, maar sterk symbiotische relatie. Met andere woorden er zouden zeer veel contextuele factoren in ongunstige zin moeten veranderen.
De risicoprognose van de kliniek wordt door ondergetekende niet gedeeld.
Ten aanzien van behandeling is in het bovenstaande uiteengezet dat een concreet op verwerven en behouden van werk gerichte behandeling, met controle van betrokkenes positie ten aanzien van criminele milieus en opvattingen, controle ten aanzien van aspecten van drugsgebruik en met coaching van een eventuele relatie centraal dienen te staan bij het resocialisatieproces.
Behandeling en begeleiding en risicomanagement van de kliniek zijn in de ogen van ondergetekende niet passend bij de pathologie van betrokkene. Juist problematiek rondom individuatie en autonomie bij mensen met een borderline inslag is slecht in een klinische- en helemaal in gesloten klinische- setting te behandelen. Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen dat er weinig omschreven op betrokkenes pathologie toegesneden behandelstappen en -
plannen worden gemaakt. Het risicomanagement wordt te zeer gedomineerd door de noch door het Pieter Baan Centrum, noch door de mederapporteur, noch door ondergetekende gedeelde diagnose psychopathie.
Geadviseerd wordt de maatregel van terbeschikkingstelling te verlengen. Geadviseerd wordt dit te doen met een jaar, zij het dat als de rest van de adviezen van ondergetekende worden overgenomen, een controle van een begeleidingstraject met het kader van de TBS langer dan een jaar nodig zal zijn.
Geadviseerd wordt de verpleging onder voorwaarden te beëindigen
In voornoemd advies van forensisch psycholoog prof. dr. (naam psycholoog) is onder meer het navolgende gesteld:
Betrokkene heeft tot 2007 langdurig diverse drugs en alcohol intensief gebruikt. Er is sprake van misbruik van diverse middelen, maar inmiddels al ruim 5 jaar in volstrekte remissie, en dus kan eigenlijk niet meer gesproken worden van misbruik (alleen afhankelijkheid kan in remissie zijn volgende DSM-IV-TR). Er is sprake van schaamte-problematiek met bloosangst, identiteits- en borderline problematiek, i.c. een persoon- lijkheidsstoornis NAO met borderline trekken. Voor narcistische en antisociale trekken vindt onderzoeker te weinig aanwijzingen, al is in het verleden zeker sprake geweest van antisociaal gedrag, en kan men in de stukken lezen over narcistische afweer van onder- liggende angst en onzekerheid.
Onderzoeker verschilt in diagnostiek en classificatie ten opzichte van de kliniek, vooral ten aanzien van de actuele ernst van de problematiek en de waarneembare symptomen daarvan.
Het risico op gewelddadig gedrag wordt op basis van de gestructureerde risicotaxatie momenteel als laag tot matig ingeschat. Vooral het feit dat betrokkene al vele jaren geen middelen gebruikt, geen incidenten laat staan gewelddadige incidenten heeft laten zien in de moeilijke TBS-situatie, en integendeel positief meewerkt waar hij kan, zoals bijvoorbeeld zichtbaar is in zijn inzet en volharding bij werk en opleidingen, contacten met anderen in de kliniek, en trouw aan zijn netwerk buiten de kliniek, zijn beschermen de factoren die de kans op riskant gedrag sterk verminderen. Hetzelfde geldt meer in het bijzonder voor de indexdelicten. De beschikbare stukken van De Rooyse Wissel lijken de risicotaxatie van de vorige TBS-kliniek te weerspiegelen. Onderzoeker sluit meer aan bij de meer recente risicotaxatie door het Pieter Baan Centrum.
Het is De Rooyse Wissel niet gelukt in de afgelopen periode van bijna 2 jaren een goede behandelrelatie met betrokkene op te bouwen. De zeer afwachtende houding die vooral in het begin door de kliniek naar hem werd getoond, zonder waarneembaar begrip voor betrokkenes frustratie en onmacht door de plotselinge en niet goed voorbereide over-plaatsing, heeft onmiddellijk de toon gezet. Betrokkene was mogelijk te verrast of te defensief om daar flexibel op te reageren, maar men kan niet zeggen dat hij volstrekt geen oog had voor zijn eigen aandeel. Wel heeft betrokkene goed meegewerkt waar hij kon en heeft hij, zoals reeds is gezegd, inzet en plezier getoond bij onderdelen (opleiding, werk) waar hij de zin van inzag. Maar de traagheid van het tot nu toe gelopen traject in de TBS-setting heeft betrokkene zo negatief gestemd ten aanzien van een vervolgtraject, dat hij een dergelijk vervolgtraject liever in een FPA of FPK wil doorlopen. Met de mederapporteur vraagt onderzoeker zich af of een FPA of FPK een geschikte setting vormt voor betrokkene. Onderzoeker vraagt zich dit nog meer af nu hij de risico's op antisociaal en crimineel gedrag laag tot matig acht. Voor de hiervoor beschreven identiteits- en borderline problematiek van betrokkene zou ook een dagklinische behandeling zeer geschikt zijn, zeker als dit gelijktijdig gecombineerd zou kunnen worden met een opleiding en werk. Op deze manier kan betrokkene bevestigd worden in zijn reeds getoonde vermogen tot zelfcontrole, toegenomen zelfstandigheid en verantwoordelijkheidsbesef, en kan eindelijk de reeds lang verwachte resocialisatie plaats gaan vinden. Naar de mening van onderzoeker zou dit het beste kunnen gebeuren buiten de muren en invloed van de huidige of een andere TBS-kliniek. Toezicht en begeleiding van de reclassering, mogelijk eerst met extra steun van een (semi)klinische setting, lijkt momenteel het meeste perspectief te bieden op verdere ontwikkeling met voldoende garanties om in te grijpen als zaken mis dreigen te gaan.
Geadviseerd wordt de maatregel terbeschikkingstelling te verlengen met 1 jaar.
Geadviseerd wordt de reclassering een onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid om het hier voorgestelde uit te voeren en een plan met maatregelen op te laten stellen, zodat tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging gekomen kan worden.
De terbeschikkinggestelde verklaart, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik ben het niet eens met het verlengingsadvies van de kliniek. De twee externe rapporteurs halen het advies van de kliniek ook onderuit. De Rooyse Wissel grijpt voor wat betreft de diagnostiek gewoon terug op de door De Kijvelanden gestelde diagnose van psychopathie.
Ik zie een nieuwe PCL-R niet zitten. Ik heb geen vertrouwen in de behandelaars van de kliniek. Het PBC is voorstander van een meer naar buiten toe gerichte psychotherapie.
Een ambulante vorm van behandeling dus. De huidige klinische behandeling werkt niet.
De kliniek is zogenaamd bereid tot beperkt begeleid verlof. Er is echter nog niets aange- vraagd. De risicofactoren zijn nog steeds niet in kaart gebracht. Het traject staat stil zolang er geen overeenstemming bestaat over de risicofactoren. Er kan geen verlof worden opge-
start zolang er nog geen delictanalyse is opgesteld. Binnenkort worden wij overgeplaatst
naar Venray. Dat zal ook wel weer de nodige vertraging in het behandelingstraject met zich meebrengen. Mijn persoonlijk begeleider komt in ieder geval niet terug.
De grenswaarde van psychopathie ligt op 26 en ik scoor slechts 16. Mijn score ligt aldus ruim beneden de grens van psychopathie. Ik zie de sociaal therapeut enkel bij het eten en
het luchten. Voor de rest ben ik bezig met mijn werk en de diverse opleidingen.
Ik wil vooruitkijken. Ik was zeven jaar geleden een heel andere persoon en stond toen heel anders in het leven. Er hebben zich al heel lang geen incidenten meer voorgedaan. Dat komt door keuzes die ik zelf heb gemaakt.
Ik verzoek u om het onderzoek te schorsen teneinde de mogelijkheden van een voorwaar-delijke beëindiging van de dwangverpleging te laten onderzoeken. Ik ga niet meewerken aan een nieuw PCL-R. Ik heb geen vertrouwen in de kliniek. Ik kom hier niet verder.
De deskundige mevrouw (naam deskundige), optredend namens voormelde inrichting, persisteert bij voornoemd advies van de kliniek. Zij verklaart voorts, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik ben hoofd behandeling. Ik heb niet de beschikking over de twee externe rapportages.
Ik heb deze rapportages dan ook niet gelezen. De rapportages zijn dus ook niet besproken in het behandelteam. (opmerking griffier: de deskundige heeft afschriften van de twee externe rapportages overhandigd gekregen)
Wij achten de verschillen met het rapport van het PBC op het gebied van diagnostiek en risico's niet zo groot.
Wij hebben in ons laatste behandelplan enkele aanbevelingen van het PBC meegenomen.
Zo zullen wij begeleid verlof aanvragen om de huidige impasse te doorbreken. Er zal eerst worden overgegaan tot beperkt begeleid verlof, omdat wij bevreesd zijn voor onttrekking. Er is namelijk sprake van een grote mate van wantrouwen vanuit betrokkene naar de kliniek. Door de vrees van onttrekking is er nog geen overeenstemming bereikt over de invulling van het begeleid verlof. In dit verband is van belang dat er bij betrokkene zowel sprake is van Freeze als Fight. Wij zijn overigens niet zozeer bevreesd voor recidive in genoemde verlofsituatie. Voorts hebben wij betrokkene aangemeld voor een nieuwe PCL-R. Het afnemen van een nieuwe PCL-R zal de benodigde tijd in beslag nemen. Allereerst dienen wij de beschikking te krijgen over het dossier van de onderliggende strafzaak. Dan dient er een interview plaats te vinden. De verkregen informatie dient vervolgens door twee beoor-delaars in kaart te worden gebracht en te worden vertaald in een inschaling, een waarde,
van psychopathie.
Ik verwacht geen positieve houding van de kliniek ten opzichte van een voorwaardelijke
beëindiging van de dwangverpleging zoals geadviseerd door de twee externe deskundigen.
U vraagt mij hoe het kan dat de kliniek ruim boven de grenswaarde van psychopathie komt, terwijl de externe deskundigen, met dezelfde stukken, ruim onder de grenswaarde komen. Betrokkene is in augustus 2011 van De Kijvelanden naar onze kliniek overgeplaatst. Hierbij hebben wij de PCL-R van De Kijvelanden (2007) overgenomen. Het is gebruikelijk dat bij een overplaatsing de reeds eerder afgenomen PCL-R wordt overgenomen. Je mag uitgaan van de deskundigheid van de vorige kliniek. Het is een kwestie van vertrouwen. Wij hebben de kritische noten van het PBC omtrent de eerdere PCL-R ter harte genomen en zullen een nieuwe PCL-R afnemen. Een afwijking van 2 tot 5 punten kan in dat verband al een behoorlijk verschil maken.
U houdt mij voor dat psychiater (naam psychiater) stelt dat er bij betrokkene sprake is van borderline en dat hij de afgelopen jaren door volledige uitrijping cq. natuurlijke doorgroei van de hersenen ten gunste is veranderd. Ik zie qua diagnostiek geen grote verschillen met de bevindingen van de twee externe deskundigen. Ook zij spreken van psychopate trekken. Ik hoor de raadsman zeggen dat het nogal een verschil maakt als er daadwerkelijk psycho-pathie wordt vastgesteld of dat er enkel sprake is van psychopate trekken.
U houdt mij voor dat psychiater (naam psychiater) zich heel optimistisch opstelt ten opzichte van een ambulante behandeling en dat de kliniek zich op dit punt een stuk somberder opstelt.
Dat klopt. Wij zien een en ander veel minder positief. Wij hebben te maken met een reci- divist na detentie. In de kliniek zie je betrokkene altijd opbloeien als hij het over zijn (criminele) verleden heeft.
Het begeleid verlof is nog niet aangevraagd. Wij hebben het rapport van het PBC vrij laat ontvangen en ik ben drie weken met verlof geweest. Het laatste behandelpan dateert van 23 januari 2013. Er is sedert het verschijnen van het PBC-rapport in effectieve zin nog niets veranderd voor betrokkene. In het slechtste geval wordt het verlof eerst in oktober 2013 geëffectueerd.
De officier van justitie voert aan, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik vind het te vroeg om na het rapport van het PBC (d.d. 14 december 2012) en de vorige verlengingsbeslissing van uw rechtbank (d.d. 4 januari 2013) de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te laten onderzoeken. Ik verzoek u primair om het onderzoek te schorsen in afwachting van de uitkomsten van een nieuwe PCL-R. Subsidiair verzoek ik u om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met een termijn van één jaar.
De raadsman voert aan, verkort en zakelijk weergegeven:
Het is in strijd met de wet om het onderzoek te schorsen in afwachting van een nieuwe
PCL-R. Het was voor de kliniek vanaf de overplaatsing duidelijk dat er een oude PCL-R lag. Het kan dan ook niet zo zijn dat er tot de huidige verlengingszitting wordt gewacht om tot nieuwe PCL-R over te gaan. Bovendien heb ik de deskundige zojuist horen verklaren
dat de kliniek naar verwachting een negatieve grondhouding zal hebben ten opzichte van een voorwaardelijke beëindiging. Uw rechtbank heeft in haar vorige beslissing de kliniek
tot voortvarend handelen gemaand met als leidraad de adviezen van het PBC. Dat is vervol- gens niet gebeurd. De kliniek is kennelijk niet geïnteresseerd in mijn cliënt. De deskundige heeft de externe rapportages niet eens gelezen. Het primaire voorstel van de officier van justitie strijdt met de eerdere beslissing van de rechtbank tot voortvarend handelen. Mijn cliënt zal ook niet meewerken aan een nieuwe PCL-R. Ik verzoek u om het onderzoek
te schorsen teneinde de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging te laten onderzoeken.
De voorzitter deelt mede dat de rechtbank de verlengingsbeslissing niet zal aanhouden. De voorzitter deelt voorts mede dat de rechtbank voornemens is om de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen met een schorsing van het onderzoek teneinde de mogelijkheden van een voorwaardelijk beëindiging van de dwangverpleging door de reclassering te laten onderzoeken en om een nieuwe PCL-R op te laten maken. Een en ander zou conform een
een nader door de rechtbank vast te stellen tijdspad binnen drie maanden na heden zijn beslag dienen te krijgen.
De raadsman voert aan, verkort en zakelijk weergegeven:
Het is een sympathiek voorstel van de rechtbank, echter ik zie een en ander niet binnen drie maanden na heden afgerond zijn. De reclassering zal het liefst de nieuwe PCL-R-score en de
betreffende standpunten van de deskundigen afwachten alvorens haar rapport op te stellen. De reclassering moet zich veilig voelen bij een mogelijke voorwaardelijke beëindiging en dat is niet het geval als er geen consensus bestaat over de diagnose. Bovendien geeft u de kliniek met uw voorstel een herkansing om alsnog 'voortvarend' te handelen.
Ik verzoek u dan ook om de schorsing van het onderzoek te beperken tot het door de reclassering laten onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Dit onderzoek kan heel goed plaatsvinden op basis van het rapport van het PBC en de rapportages van de twee externe gedragsdeskundigen. De in dit verband door psychiater (naam psychiater) geformuleerde (vier) voorwaarden zijn heel helder.
De officier van justitie persisteert bij zijn standpunt dat de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met een termijn van een jaar dient te worden verlengd.
De rechtbank verenigt zich met het adviezen van prof. dr. (naam psycholoog) en
dr. (naam psychiater) en maakt die tot de hare.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist, en wel voor een termijn van één jaar.
De rechtbank acht het voorts voor de vorming van haar eindoordeel noodzakelijk zich nader toe doen voorlichten omtrent de vraag of en zo ja, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de dwangverpleging van betrokkene voorwaardelijk zou kunnen worden
beëindigd. Gelet hierop zal de rechtbank het onderzoek schorsen, teneinde de Reclassering Nederland hieromtrent een rapport te laten opmaken. Hierbij dient de reclassering tevens
de terugplaatsingsmogelijkheid naar een andere kliniek, zoals de Woensele Poort, te onder-zoeken. De rechtbank spreekt de verwachting uit dat de FPK De Rooyse Wissel zich wel- willend en coöperatief zal opstellen gedurende het onderzoek naar een mogelijke voor-waardelijke beëindiging.
De rechtbank benadrukt tot slot dat het in ieders belang is dat ter beschikking gestelde zijn medewerking verleent aan een nieuwe PCL-R, zoal de kliniek dit wenselijk mocht achten.
Gezien de artikelen: 38, 38a, 38d en 38g van het Wetboek van Strafrecht en artikel 509t van het Wetboek van Strafvordering.
DE BESLISSING
De rechtbank:
-verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkingsgestelde] ter beschikking is gesteld met één
jaar;
-schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd (ten hoogste drie maanden), teneinde de
Reclassering Nederland een rapport te laten opmaken omtrent de vraag of en zo ja, de
wijze waarop en de voorwaarden waaronder de verpleging voorwaardelijk kan worden
beëindigd. De reclassering dient hierbij tevens de terugplaatsingsmogelijkheid naar een
andere kliniek, zoals de Woensele Poort, te onderzoeken;
-beveelt de oproeping van de ter beschikking gestelde, de deskundige (naam deskundige) en de rapporterende reclasseringswerker tegen het tijdstip van de nadere
terechtzitting, met kennisgeving van dat tijdstip aan de raadsman van de ter beschikking
gestelde.
Stelt de stukken met dat doel in handen van de officier van justitie.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. E.W van den Heuvel, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. E.M.J. Raeijmaekers, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 maart 2013.