uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/845624-08
Uitspraakdatum: 29 maart 2013
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkinggestelde],
[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
verblijvende in [kliniek]
Het onderzoek van de zaak.
Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 januari 2011 is betrokkene ter beschikking gesteld. De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 27 december 2012 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2013. Terbeschikkinggestelde is op die zitting niet verschenen. Hij is, na verwijzing naar de rechter-commissaris, door de rechter-commissaris in [kliniek] gehoord op 19 februari 2013. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt, hetgeen deel uitmaakt van het dossier. Vervolgens is de vordering behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 maart 2013. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige dhr. Verhees, en de raadsman van de terbeschikkinggestelde gehoord. De terbeschikkinggestelde heeft in eerdergenoemd verhoor door de rechter-commissaris aangegeven dat hij niet aanwezig wenst te zijn bij deze zitting. Ingekomen is voorts een medische verklaring van psychiater dr. K.J. Simis van 19 februari 2013, die inhoudt dat de terbeschikkinggestelde om medisch-psychiatrische redenen niet in staat is onderhavige zitting bij te wonen.
In het dossier bevinden zich onder andere:
- het advies van drs. M. Verhees, hoofd behandeling van de inrichting waar betrokkene verblijft, dr. K.J. Simis, psychiater, en drs. A.J. de Groot, locatiedirecteur behandeling en zorg/plv. hoofd inrichting, d.d. 26 november 2012;
- de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
- het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.
De beoordeling.
De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van tweemaal poging tot zware mishandeling en het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
"Op basis van gedragsobservaties lijkt er sprake van een psychotische stoornis NAO (sluit uit: schizofrenie), waarbij het zeer lastig blijkt om daadwerkelijk met betrokkene in contact te komen. Betrokkene reageert doorgaans afwijzend op pogingen om met hem in contact te komen. Het inzetten van medicatie (Seroquel) lijkt dit beeld wel enigszins te verbeteren; er is sprake van, hoewel zeer gebrekkige, verbeterde contactuele vaardigheden. De inschatting bestaat tevens dat betrokkene zeer angstig en controlebehoeftig is. Dit gedrag uit zich onder meer in schijnbaar dwangmatig handelen m.b.t. hygiëne, het geven van een hand en het domineren van zijn omgeving. Vooralsnog worden deze gedragingen, naast de psychotische stoornis NAO, gelabeld als persoonlijkheidsstoornis NAO met ontwijkende en antisociale trekken. Verder diagnostisch onderzoek dient te worden ingezet bij verbetering van het toestandsbeeld van betrokkene teneinde meer zicht te krijgen op het diagnostisch beeld en handvaten te vinden voor verdere behandeling. Betrokkene bevindt zich in de beginfase van de behandeling. In de beschreven periode is ingezet op stabilisatie en het opbouwen van een werkrelatie. Betrokkene is ingesteld op antipsychotische medicatie. Hierdoor is betrokkene opener in contact geworden. Tot op heden is er echter nog steeds sprake van psychotische symptomen, zoals het eten van bladeren, ineens gaan lachen zonder dat hiervoor een zichtbare aanleiding is. Het contact is doorgaans functioneel, maar tot op heden lijkt er niet duidelijk sprake van contactgroei. Betrokkene heeft een korte concentratieboog. Gesprekjes zijn doorgaans kortdurend en betrokkene is niet in staat om zelfstandig een gesprek op gang te houden. Bovendien is er nog onvoldoende ruimte om meer inhoudelijke gesprekken met betrokkene te voeren.
De historische items, waarin de belasting op basis van het verleden tot uitdrukking komt, laten een hoog risico zien. De klinische items, die aangeven in hoeverre betrokkene zich in de behandeling heeft begeven, geven een hoog risico aan. De risicohanteringsitems, die aangeven wat het risico is indien het TBS kader op dit moment zou wegvallen, laten een hoog risico zien.
Op basis van de risicotaxatie-instrumenten, alsmede de klinische observaties, dient te worden gesteld dat er nog immer sprake is van een hoog risico op recidive.
Betrokkene is momenteel onvoldoende in staat om zich zelfstandig staande te houden in de maatschappij. Bij het wegvallen van de geboden intensieve omgevingsprothese en ondersteuning, raakt betrokkene al snel overvraagd. Copingvaardigheden schieten te kort, waardoor terugval in middelengebruik zal plaatsvinden. Door het niet adequaat nemen van de medicatie, in combinatie met het middelengebruik zal er sprake zijn van een forse toename van het psychotische toestandsbeeld. Vanuit dit toestandsbeeld is de kans zeer reëel dat betrokkene opnieuw in een soort van gelijke situatie vanuit paniek komt tot delictgedrag. Verdere behandeling is noodzakelijk om recidive te voorkomen.
De verwachting is dat betrokkene na zijn TBS behandeling aangewezen zal blijven op structurering en ondersteuning door een professioneel netwerk. De benodigde mate van ondersteuning en structurering is sterk afhankelijk van de leefbaarheid en de behandelvorderingen die de komende behandelperiode zullen moeten blijken. Op dit moment wordt continuering van de dwangmaatregel nog als noodzakelijk geacht teneinde mogelijke recidive te voorkomen.
Wanneer het TBS-kader momenteel al wordt beëindigd zal betrokkene zeer waarschijnlijk terugvallen in delictgedrag. De risicofactoren zijn momenteel nog onvoldoende bewerkt kunnen worden vanwege het gedestabiliseerde toestandsbeeld van betrokkene.
Op dit vroege punt in de behandeling is het lastig om een prognose te geven. Een en ander zal in sterke mate afhankelijk zijn van de medewerking van betrokkene en de uitkomsten van nog nader in te zetten diagnostisch onderzoek. De komende behandelperiode zal zich richten op het verder stabiliseren van het toestandsbeeld van betrokkene, het verkrijgen van meer inzicht in het gedrag van betrokkene, het structureren van zijn gedrag en de opbouw van een werkrelatie en samenwerking. Medicamenteuze behandeling wordt voortgezet en onderzoek (diagnostisch, psychiatrisch, netwerk) wordt ingezet bij voldoende stabilisatie.
Gezien het nog prille stadium van de behandeling, gezien het nog immer hoge risico op recidive, zoals mede geconcludeerd op basis van de risicotaxatie-instrumenten, het belang van het verder helder krijgen van de diagnostiek middels nader diagnostisch onderzoek, het belang de risicofactoren nog nader te bewerken en de copingvaardigheden van betrokkene verder uit te breiden, is voortzetting van het TBS-kader noodzakelijk. Teneinde een stabieler toestandsbeeld van betrokkene te bewerkstelligen, het verdiepen van de werkrelatie en daarmee de noodzakelijke behandelinterventies in te zetten, adviseren wij een verlenging van de ter beschikkingstelling van twee jaar en continuering van de verpleging van overheidswege."
De deskundige drs. M. Verhees, optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Hij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Er lijkt sprake te zijn van een psychotische stoornis NAO en er speelt ook antisociale problematiek. De diagnostiek is nog niet afgerond. Betrokkene wordt medicamenteus behandeld en krijgt vaardigheidstraining. Betrokkene vertoont bijzonder en obsessief gedrag. We kunnen niet of nauwelijks in contact met hem komen. Hij wuift bijvoorbeeld gesprekspartners weg en wanneer daar niet in wordt meegegaan, klapt hij dicht en wordt agressief. Betrokkene heeft een aantal maanden in een afzonderingsprogramma gezeten.
Er is een hoog recidivegevaar. Hij heeft zichzelf niet onder controle en heeft sturing binnen het huidige tbs-kader nodig. Ook voor wat betreft de medicatie zijn we nog zoekende. We hebben ook een hersenscan laten maken.
Betrokkene heeft wel enig ziektebesef. Hij wil daar niet over praten. De reden daarvan lijkt schaamte te zijn. Er is ook sprake van schaamte naar de familie toe, ook over de duur van de maatregel.
Dankzij medicatie, het verblijf op een intensieve zorgafdeling, vertrouwdheid en voorspelbaarheid van het klimaat met een vaste structuur, lijkt betrokkene kleine stapjes te zetten. We hopen dat dit een fundament zal bieden om de behandeling verder aan te pakken, geënt op zijn diagnostiek. De afgelopen maanden is het wisselend gegaan. De spanningen rondom deze zitting namen toe en betrokkene heeft een dip gehad. Hij is nu weer langzaam aan het opkrabbelen. Toen de rechter-commissaris hem op 19 februari 2013 in het kader van deze verlenging hoorde, heeft de rechter-commissaris het belang van het vaststellen van de diagnostiek aangestipt en die middag heeft betrokkene daar vervolgens ook aan meegewerkt.
De raadsman vraagt mij of ik kan vertellen waar het recidiverisico op gebaseerd is, omdat volgens de raadsman de agressie bij betrokkene vooral verbaal zou zijn.
Er is sprake van het weigeren van urinecontroles. Op de afdeling heeft verder een groot incident plaatsgevonden waarbij betrokkene heeft gegooid met spullen. Ook is hij fors dreigend geweest naar medepatiënten. Betrokkene stelt zich zodanig op dat een groot deel van de cliënten met een boog om hem heen loopt. Hij verblijft veel op zijn kamer. Iemand wordt alleen op afzonderingsmaatregel geplaatst wanneer het recidivegevaar als hoog wordt ingeschat. Ik denk dat daarmee ook enkele escalaties zijn voorkomen. In de risicotaxatie komen alle getoetste aspecten als hoog uit. De risicotaxatie is ingevuld, er van uitgaande dat het tbs-kader zou zijn weggevallen. Als het tbs-kader wegvalt, leidt dat tot verhoging van de prikkels en verwacht ik dat hij psychotisch zal decompenseren.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Terbeschikkinggestelde verkeert nog aan het begin van een mogelijke behandeling. Het gaat in hele kleine stapjes vooruit, maar het einde is nog lang niet in zicht. Ik volhard in de vordering tot verlenging met twee jaar.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik ben het eens met de officier van justitie dat de diagnostiek erg lang duurt. Cliënt is zelf tegen tbs. Ik ben verder van mening dat het deskundigenverhaal helder is en kan me in de inhoud ervan wel vinden. Ik ken cliënt echter ook van een tijd dat hij nog in een betere toestand verkeerde. Door plotseling cocaïnegebruik is hij psychotisch geworden en heeft hij in een korte tijd de indexfeiten gepleegd. Van familie en vrienden hoor ik dat hij een lieve en zachtaardige man is. Cliënt wil niet over de terbeschikkingstelling praten. De prognose is matig en de vooruitgang is heel gering.
Ik wil u in overweging geven te bezien of de ernst van de feiten in overeenstemming is met de terbeschikkingstelling en de te verwachten duur van de maatregel. Ik vraag me af of het persoonlijk belang niet zwaarder dient te wegen. Cliënt verblijft zo een lange tijd in de kliniek. Een en ander kan cliënt niet aangerekend worden vanwege zijn ziekte. De terbeschikkingstelling is niet meer proportioneel. Er is momenteel niets geregeld als hij vrij zou komen en ik zie wel in dat dit een probleem vormt.
Primair verzoek ik de vordering tot verlenging af te wijzen. Subsidiair refereer ik me aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting en met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige. Naar het oordeel van de rechtbank wordt het recidiverisico afdoende onderbouwd in genoemd advies en in de ter terechtzitting gegeven toelichting daarop door de deskundige. De rechtbank stelt vast dat het risico op recidive bij de terbeschikkinggestelde thans nog steeds als hoog moet worden geschat, indien de bestaande TBS-structuur zou wegvallen.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
De komende behandelperiode zal zich richten op het verder stabiliseren van het toestandsbeeld van betrokkene, het verkrijgen van meer inzicht in het gedrag van betrokkene, het structureren van zijn gedrag en de opbouw van een werkrelatie en samenwerking tussen kliniek en betrokkene. Een en ander zal in sterke mate afhankelijk zijn van de medewerking van betrokkene en de uitkomsten van nog nader in te zetten diagnostisch onderzoek. Het is in het belang van betrokkene om hieraan mee te werken, zodat de behandeling en begeleiding in de terbeschikkingstelling vruchten kan gaan afwerpen.
Een onmiddellijke beëindiging van de maatregel is gelet op het voorgaande niet aan de orde. De rechtbank zal dan ook het primair gedane verzoek van de raadsman afwijzen.
Gelet op het aanwezige delictgevaar en het gegeven dat de terbeschikkinggestelde nog gedurende lange tijd structuur, zorg en begeleiding nodig heeft, is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren dient te worden verlengd.
verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 maart 2013.