vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/845291-12
Datum uitspraak: 29 maart 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting d.d. 18 december 2012 en 15 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 november 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 augustus 2012 te Odiliapeel, gemeente Uden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 400 a 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf Supermarkt [naam 1] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 400 a 500 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf Supermarkt [naam 1] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die supermarkt is/zijn binnengegaan met een zonnebril en/of een pet en/of
een capuchon op het hoofd en/of een sjaal voor de mond, althans onherkenbaar en/of
- die [slachtoffer 3] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4], in elk geval een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of
- een mes heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of
- tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "geld, geld" en/of "kluis, kluis", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
artt 312/317 Wetboek van Strafrecht
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging staat in regel 7, 13, 23 en 25 "[verkeerde naam slachtoffer 4]" vermeld in plaats van "[correcte naam slachtoffer 4]". De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Uit de stukken in het dossier blijkt dat verdachte en zijn mededader met geweld een overval hebben gepleegd op de medewerkers van de [naam 1] supermarkt in Odiliapeel en dat zij daarbij een geldbedrag hebben buitgemaakt.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier. Er is geen directe concrete aanwijzing in de richting van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.1
Op 28 augustus 2012 is de [naam 1] supermarkt in Odiliapeel door twee personen met (bedreiging met) geweld overvallen. In de supermarkt zijn op dat moment [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] aanwezig.2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de persoon is geweest die samen met een ander deze gewelddadige overval heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Mevrouw [slachtoffer 2] verklaart dat haar man [slachtoffer 1] de eigenaar is van de supermarkt. Zij verklaart verder dat er omstreeks 17.40 uur een persoon met een rood vest de winkel binnenkomt samen met nog een kleinere persoon. Deze kleinere persoon heeft een pistool in zijn hand en richt deze op haar en op mevrouw [slachtoffer 3]. De persoon met het rode vest loopt richting mevrouw [slachtoffer 3] en houdt haar in een houdgreep vast. Mevrouw [slachtoffer 2] verklaart dat zijzelf naar de kassa loopt en dat zij daaruit geld geeft aan één van de daders, te weten de persoon met het rode vest, die zelf ook nog een greep in de kassa doet naar het muntgeld. Er wordt geroepen: "geld, geld". Er wordt ook geroepen: "kluis, kluis". Mevrouw [slachtoffer 2] beschrijft de daders. De lange overvaller was tussen de 1.85 en 1.90 m lang, tussen de 20 en 25 jaar oud, droeg een rood vest, een pet of capuchon en een zonnebril. De kleine overvaller was rond 1.65 m lang, tussen de 20 en 25 jaar oud, droeg een zonnebril, een wit shirt, een pet en had een pistool bij zich. De overvallers hebben een geldbedrag buitgemaakt.3
Mevrouw [slachtoffer 3] verklaart dat zij voelt dat zij van achteren wordt vastgepakt. Zij ziet een rode mouw. Als zij wordt losgelaten, ziet zij twee jongens in de winkel staan. Zij ziet dat één van deze jongens iets roods aan heeft en de ander iets wits. Zij ziet dat de jongen die iets wits aan heeft een op een pistool gelijkend voorwerp op haar richt. Hij vraagt om geld en om de kluis. Zij hoort op een gegeven moment de andere jongen roepen: "[voornaam verdachte], kom we gaan". De beschrijving van mevrouw [slachtoffer 3] van de daders komt goeddeels overeen met die van mevrouw [slachtoffer 2]. Mevrouw [slachtoffer 3] geeft nog aan dat één van de daders een shawl droeg.4
De heer [slachtoffer 4] verklaart dat hij een lange en een kleine man in de winkel ziet. De lange man loopt naar mevrouw [slachtoffer 3], pakt haar en houdt haar vast. Hij roept: "geld, geld". De kleine man richt het wapen op hem. Hij hoort roepen: "kluis, kluis". De lange man roept: "[voornaam verdachte] we gaan". De daders lopen de winkel uit. De heer [slachtoffer 4] rent de daders achterna en ziet hen in een zilvergrijze Opel Corsa zitten. De kleine man droeg een bandana over zijn mond.5
Een getuige verklaart op 28 augustus 2012 rond 17.35-17.40 uur in de buurt een zilvergrijze Opel Corsa te hebben gezien met kenteken: ...[kenteken]. Het kenteken begon met twee letters. In de auto zaten een bestuurder en een bijrijder, zij schat hun leeftijd op 20 tot 23 jaar. De bestuurder was kleiner dan de bijrijder. 6 Twee andere getuigen verklaren ook een grijze Opel Corsa te hebben gezien met daarin twee jongens; het kenteken van deze Opel Corsa begint met [kenteken].7
Uit onderzoek blijkt dat het kenteken [kenteken] op naam staat van de vader van verdachte. Op 29 augustus 2012, een dag na de overval, wordt verdachte wegens zijn rijgedrag als bestuurder van de Opel Corsa met kenteken [kenteken] staande gehouden. Hij wordt door de politie omschreven als tussen de 1.65 en 1.70 m lang.
Op het woonadres van verdachte wordt een rode bodywarmer aangetroffen en in beslag genomen.8 Bij de politie worden verdachte foto's getoond van de bij hem thuis in beslag genomen bodywarmer en van de door één van de daders gedragen bodywarmer en bevestigt verdachte dat de bij hem thuis aangetroffen bodywarmer erg veel lijkt op de bodywarmer die is te zien op de beelden van de overval.9 Op de foto's is te zien dat de bodywarmer van de dader, evenals de bij verdachte thuis aangetroffen bodywarmer, op de achterkant een wit plaatje heeft.10
De rechtbank overweegt dat verdachte - mede voor wat betreft de lengte - in het signalement past van de kleine man. Van belang is voorts het gegeven dat de lange man de kleine man "[voornaam verdachte]" noemt, dus bij de voornaam van verdachte.
De rechtbank acht, gelet op al het vorenstaande - in onderling verband en samenhang
gezien - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan afpersing en aan diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen de medewerkers van de [naam 1] supermarkt.
Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verdachte tijdens zijn verblijf op het politiebureau hard richting de ophoudkamer, waarin een medeverdachte zich bevond, 'zwijgrecht tot de dood' heeft geroepen.11 Deze uitlating, en de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in samenhang gezien, wijzen zodanig sterk in de richting van verdachte, dat deze in beginsel vragen om een redelijke verklaring van de zijde van verdachte. Verdachte, die zich beroept op zijn zwijgrecht, heeft deze verklaring evenwel niet willen geven.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang gezien - komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 28 augustus 2012 te Odiliapeel, gemeente Uden, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan het bedrijf Supermarkt [naam 1] en/of [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan het bedrijf Supermarkt [naam 1] en/of [slachtoffer 1],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader
- die supermarkt zijn binnengegaan met een zonnebril en/of een pet en/of een capuchon op het hoofd en/of een sjaal voor de mond en
- die [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en vastgehouden en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en
- tegen die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] hebben gezegd: "geld, geld" en "kluis, kluis".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest. De inbeslaggenomen rode jas dient te worden verbeurd verklaard. De inbeslaggenomen zonnebril (wit montuur, zwarte glazen), zonnebril (zwart), fototoestel (Samsung), navigator (Garmin) en een GSM Blackberry Bold kunnen worden teruggeven aan verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit primair vrijspraak van verdachte. Subsidiair verzoekt de raadsman aan verdachte een lagere straf op te leggen dan de straf die door de officier van justitie is geëist, mede gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte, het beperkte strafblad van verdachte en zijn achtergrond.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarbij is, mede ter afschrikking van andere personen die een soortgelijke beroving zouden willen gaan plegen, bij de bestraffing het uitgangspunt voor de rechtbank: een forse, onvoorwaardelijke, gevangenisstraf.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- verdachte werd eerder voor vermogensmisdrijven veroordeeld;
- verdachte en zijn mededader hebben in een klein dorp een gewelddadige overval op de plaatselijke supermarkt gepleegd. Deze overval moet voor de slachtoffers uiterst beangstigend zijn geweest. Dit laatste klemt des te meer nu het een overval betreft in de eigen supermarkt van de slachtoffers. Voor hen een plek waar zij zich tot dan toe veilig waanden, en ook veilig hun werk moeten kunnen doen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten nog lang kampen met de psychische gevolgen daarvan, zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van één van de slachtoffers. Verdachte en zijn mededader hebben zich om het lot van de slachtoffers volstrekt niet bekommerd. Daarbij komt dat de overval in de supermarkt tot onrust heeft geleid in de plaatselijke gemeenschap.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt, en heeft daarbij gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie eist de hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toewijzing van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt primair, indien de rechtbank tot vrijspraak zou komen, tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij. Subsidiair refereert de raadsman zich.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededader hebben samen een onrechtmatige daad gepleegd tegen de benadeelde. Om die reden zijn zij tegenover de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht ten opzichte van de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie eist de hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toewijzing van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt primair, indien de rechtbank tot vrijspraak zou komen, tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij. Subsidiair refereert de raadsman zich.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededader hebben samen een onrechtmatige daad gepleegd tegen de benadeelde. Om die reden zijn zij tegenover de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht ten opzichte van de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie eist de hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toewijzing van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt primair, indien de rechtbank tot vrijspraak zou komen, tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij. Subsidiair refereert de raadsman zich.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededader hebben samen een onrechtmatige daad gepleegd tegen de benadeelde. Om die reden zijn zij tegenover de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht ten opzichte van de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp, een rode jas, vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met betrekking tot welke het feit is begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen, een zonnebril (wit montuur, zwarte glazen), een zonnebril (zwart), een fototoestel (Samsung), een navigator (Garmin) en een GSM Blackberry Bold, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 56, 310, 312, 317.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen
afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen
in voortgezette handeling gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
- Gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
- Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.500,= subsidiair 25 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3]
van een bedrag van EUR 1.500,=
(zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van
EUR 1.500,= (zegge: vijftienhonderd euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht ten opzichte van de benadeelde
bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen
tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
- Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.500,= subsidiair 25 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 1.500,= (zegge:
vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25
dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 1.500,=
(zegge: vijftienhonderd euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht ten opzichte van de benadeelde
bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen
tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
- Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.700,= subsidiair 27 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 1.700,=
(zegge: zeventienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te
vervangen door 27 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële
schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van
EUR 1.700,= (zegge: zeventienhonderd euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht ten opzichte van de benadeelde
bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen
tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
- Teruggave inbeslaggenomen goederen aan verdachte, te weten: zonnebril (wit montuur, zwarte glazen), zonnebril
(zwart), fototoestel (Samsung), navigator (Garmin), GSM Blackberry Bold.
- Verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen goed, te weten: een rode jas.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Senden, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. E.M.J. Raeijmaekers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. B.J. van Vugt-Jansen, griffier,
en is uitgesproken op 29 maart 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant-Noord, genummerd PL21ZO2012090224
2 Pv aangifte [slachtoffer 2] d.d. 28 augustus 2012 (blz. 138-145), pv verhoor getuige [slachtoffer 4] d.d. 29 augustus 2012 (blz. 146-148) en pv verhoor [slachtoffer 3] d.d. 29 augustus 2012 (blz. 149-155)
3 Pv aangifte [slachtoffer 2] d.d. 28 augustus 2012 (blz. 138-145)
4 Pv verhoor [slachtoffer 3] d.d. 29 augustus 2012 (blz. 149-155)
5 pv verhoor getuige [slachtoffer 4] d.d. 29 augustus 2012 (blz. 146-148)
6 Pv verhoor getuige [getuige 1] d.d. 29 augustus 2012 (blz. 160-162)
7 Pv verhoor getuige [getuige 2] d.d. 31 augustus 2012 (blz. 172-173) en pv verhoor getuige [getuige 3] d.d. 31 augustus 2012 (blz. 176-177)
8 Pv van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 10 september 2012 (blz. 38-39)
9 Verhoor verdachte d.d. 12 september 2012 (p. 71-78)
10 Foto's (blz. 66-67)
11 Pv bevindingen d.d. 10 september 2012 (blz. 227-228)