vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/845195-12
Datum uitspraak: 27 maart 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [woonplaats, adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 februari 2013. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 augustus 2011 te Oss, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2011), zijnde het kind van verdachte, van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt; en/of (vervolgens)
- het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] op/tegen een commode/kast/meubel/hard oppervlak heeft geslagen; en/of
- het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] (krachtig) heeft geschud (waardoor het hoofd van [slachtoffer] voornoemd op- en neergaande en/of voor- en achterwaartse bewegingen heeft gemaakt); en/of
- (het hoofd van) die [slachtoffer] opzettelijk (met (enige) kracht) op/in aanraking (met) een commode/kast/meubel heeft (laten) vallen/gegooid/geduwd/gebracht
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287/302 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie is van mening dat verdachte door het krachtig heen en weer schudden en het op de commode 'kwakken' van zijn kind, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn kind hierdoor zou komen te overlijden. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat het een feit van algemene bekendheid is dat baby's kwetsbaar zijn en er een reële mogelijkheid is dat een baby door voornoemd handelen komt te overlijden. De officier van justitie is van mening dat 'kwakken' een handeling is die je bewust doet en dat verdachte voornoemde aanmerkelijke kans heeft aanvaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van de ten laste gelegde poging doodslag. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte geen opzet had op de dood van zijn kind. De raadsman is van mening dat enkel bewezen kan worden dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn kind zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Het oordeel van de rechtbank1
Verdachte heeft verklaard dat hij op 1 augustus 2011 thuis was in zijn voormalige woning in [gemeente]. Zijn zoontje [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2011, lag boven in bed. [slachtoffer] was aan het huilen. Verdachte is naar boven gegaan. Hij wilde dat [slachtoffer] stopte met huilen. Verdachte heeft [slachtoffer] uit zijn bedje gepakt en hem drie keer heen en weer geschud. Hij schudde [slachtoffer] horizontaal. Het hoofd van [slachtoffer] bewoog hierdoor op en neer en/of van voor naar achter. Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens met [slachtoffer] in een stoel is gaan zitten. Hij heeft tien minuten met [slachtoffer] in de stoel gezeten. [slachtoffer] stopte niet met huilen. Verdachte is met [slachtoffer] naar de commode gelopen. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] vervolgens op de commode heeft 'gekwakt'. Hij heeft [slachtoffer] vanaf circa 30 centimeter op de commode laten vallen. [slachtoffer] kwam met zijn hoofd naast het aankleedkussen op de commode terecht. De ogen van [slachtoffer] draaiden hierna direct weg en [slachtoffer] begon moeilijk te ademen.2
Vanaf 1 augustus 2011 is [slachtoffer] een aantal malen onderzocht in het UMC St. Radboud te Nijmegen, door onder andere neuroloog [arts]. Op 21 februari 2012 heeft [arts] een omschrijving gegeven van het uiteindelijke letsel van [slachtoffer]. [arts] heeft verklaard dat sprake is van traumatisch schedelhersenletsel in de vorm van schedelfracturen en subdurale bloedingen, zonder aanwijzingen voor beschadiging van het hersenweefsel zelf. Het meeste recente neurologisch onderzoek (lichamelijk onderzoek) toonde echter wel aanwijzingen voor enige betrokkenheid van het hersenweefsel. [arts] heeft verklaard dat er nog geen definitieve uitspraak mogelijk is, over eventueel blijvend letsel van [slachtoffer].3
R.A.C. Bilo, forensisch arts KNMG van het Nederlands Forensisch Instituut, heeft op basis van het medische dossier van [slachtoffer] het volgende gerapporteerd:
- Bij [slachtoffer] zijn subdurale bloedingen, retinabloedingen en een schedelbreuk geconstateerd.
- De combinatie van de bevindingen bij [slachtoffer] kan uitsluitend worden verklaard op basis van een trauma, waarbij de combinatie zeer veel meer waarschijnlijk is bij trauma na de geboorte, dan tijdens de geboorte.
- De combinatie van bevindingen past bij de combinatie van een repeterend acceleratie-deceleratietrauma en een contacttrauma, waarbij niet uitgesloten kan worden dat de combinatie van bevindingen het gevolg is geweest van uitsluitend een contacttrauma.
- De beschrijvingen van diverse personen van schudden en onzorgvuldig neerleggen op het commodeblad door vader, passen wat betreft de handelingen bij een repeterend acceleratie-deceleratietrauma en een contacttrauma, maar passen wat betreft de beschrijving van de heftigheid van de handelingen niet bij de aangetroffen letsels (en klinische verschijnselen).
- Concluderend kan worden gesteld dat de combinatie van bevindingen/letsels bij [slachtoffer] zeer veel meer waarschijnlijk is bij een niet-accidentele (toegebracht letsel op basis van menselijk handelen), dan bij een accidentele toedracht.4
De rechtbank stelt op grond van de deskundigenrapporten vast dat bij [slachtoffer] vanaf 1 augustus 2011 een schedelfractuur en bloedingen als hiervoor omschreven zijn geconstateerd.
Ook stelt de rechtbank vast dat dit letsel van [slachtoffer] is ontstaan door het handelen van verdachte, zijnde het schudden van [slachtoffer] en het op de commode laten vallen van [slachtoffer].
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen opzet had op de dood van zijn zoon. De officier van justitie acht voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] aanwezig.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals de dood - is aanwezig, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Van deze aanmerkelijke kans moet verdachte ook wetenschap hebben gehad en hij moet die aanmerkelijke kans hebben aanvaard.
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat jonge baby's kwetsbaar zijn. Bij een baby van drie maanden oud zijn de botten, spieren en weefsels nog weinig ontwikkeld en draagkrachtig, waardoor bij het oppakken en de omgang met een baby voorzichtigheid geboden is.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] driemaal heen en weer heeft geschud. Het heen en weer schudden van een baby kan ernstig letsel veroorzaken aan bijvoorbeeld de nek en de hersenen. Uit de verklaring van verdachte valt niet af te leiden met welke heftigheid hij [slachtoffer] heeft geschud. Hoewel er, gelet op de bevindingen van forensisch arts Bilo, aanwijzingen zijn dat dit krachtig kan zijn gebeurd, acht de rechtbank, mede gelet op de op dit punt ontkennende verklaring van verdachte, onvoldoende komen vast te staan dat [slachtoffer] dusdanig krachtig is geschud dat er een aanmerkelijke kans aanwezig was dat hij door het schudden zou komen te overlijden.
Naast voornoemd schudden heeft verdachte [slachtoffer] ongeveer tien minuten daarna van circa
30 centimeter op de commode laten vallen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit handelen van verdachte, in de gegeven omstandigheden, niet van dien aard geweest dat hieruit volgt dat de kans aanmerkelijk is geweest dat [slachtoffer] hierdoor het leven had gelaten. Verdachte heeft [slachtoffer] van een kleine hoogte laten vallen, waarbij niet valt af te leiden hoe en waar het hoofd van [slachtoffer] op de commode terecht is gekomen en hoe hard het hoofd in aanraking is gekomen met de commode. De rechtbank is van oordeel dat niet gesteld kan worden dat de kans aanmerkelijk was dat dit de dood van [slachtoffer] tot gevolg had kunnen hebben.
Gelet op het vorenstaande, acht de rechtbank de ten laste gelegde poging doodslag niet wettig en overtuigend bewezen.
Wel acht de rechtbank de ten laste gelegde poging zware mishandeling bewezen. Verdachte is op een dermate onzorgvuldige en onvoorzichtige wijze met [slachtoffer] omgegaan, dat de kans reëel was dat [slachtoffer] hierdoor ernstig letsel zou oplopen. De verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij wist dat het schudden van een baby en het op de commode kwakken van een baby tot ernstig letsel zou kunnen leiden.5 Verdachte heeft door het schudden en het op de commode laten vallen van zijn drie maanden oude zoon willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn zoon zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.
De bewezenverklaring
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 01 augustus 2011 te Oss, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2011), zijnde het kind van verdachte, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt; en
- het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschud, waardoor het hoofd van [slachtoffer] voornoemd op- en neergaande en/of voor- en achterwaartse bewegingen heeft gemaakt en
- (het hoofd van) die [slachtoffer] opzettelijk met enige kracht op een commode heeft laten vallen en/of gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie eist ter zake van poging doodslag een gevangenisstaf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van de eis rekening gehouden met de ernst van het delict. Daarnaast heeft de officier van justitie er in het voordeel van verdachte rekening meegehouden dat verdachte uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven, dat hij niet eerder veroordeeld is voor strafbare feiten en dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict. Voorts houdt de officier van justitie rekening met de vergaande gevolgen van het feit voor verdachte zelf.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank aan verdachte een werkstraf, dan wel een voorwaardelijke straf op te leggen. De raadsman acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte een baan heeft en hij, alsook zijn gezin, niet gebaat is bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Op de dag van het bewezen verklaarde had verdachte de zorg over zijn twee jonge kinderen en het huishouden. Zijn drie maanden oude zoon [slachtoffer] was aan het huilen en het lukte verdachte niet het huilen te stoppen. Dit werd verdachte te veel. Hierop heeft verdachte zijn zoon driemaal heen en weer geschud en op de commode 'gekwakt'. De ogen van [slachtoffer] draaiden weg en hij begon moeilijk te ademen. Verdachte heeft direct het alarmnummer gebeld, waarna [slachtoffer] naar het ziekenhuis is gebracht. Daar bleek [slachtoffer] mogelijk meerdere schedelfracturen en bloedingen in het hoofd te hebben. Pas dagen later heeft verdachte aan zijn toenmalige vrouw en de artsen verteld wat hij met [slachtoffer] had gedaan.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zijn eigen zoon, van slechts drie maanden oud, dusdanig hardhandig heeft behandeld dat hij voornoemd letsel heeft opgelopen. Dat [slachtoffer] niet ernstiger gewond is geraakt, is zeer gelukkig, maar niet aan verdachte te danken. [slachtoffer] was volledig weerloos en volledig afhankelijk van verdachte, aan wie de zorg voor hem was toevertrouwd. De rechtbank rekent het verdachte daarnaast zwaar aan dat hij niet direct openheid van zaken heeft gegeven. Hierdoor heeft zijn zoontje dagenlang medische onderzoeken moeten doorstaan en heeft de moeder van [slachtoffer] lange tijd in onzekerheid gezeten.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte na het incident adequaat heeft gehandeld door onmiddellijk medische hulp in te schakelen.
Daarnaast betrekt de rechtbank dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en niet is gebleken van eerdere agressiviteit richting zijn kinderen. Het moet ervoor worden gehouden dat op 1 augustus 2011 sprake is geweest van een eenmalig incident. Verdachte heeft daarnaast blijk gegeven dat hij de ernst van het door hem aangedane leed inziet en heeft berouw getoond. Het is thans niet duidelijk of [slachtoffer] blijvend letsel zal overhouden aan het handelen van verdachte. Verdachte zal moeten leven in deze onzekerheid en met de wetenschap dat hij zijn zoon dit heeft aangedaan. Ook dit betrekt de rechtbank bij de strafoplegging.
Drs. A.F.J.M. Zwegers, GZ-psycholoog, heeft in het psychologische onderzoek Pro Justitia geadviseerd verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Daarnaast heeft Zwegers geadviseerd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling bij Kairos. Ook Reclassering Nederland adviseert onder andere tot een behandelverplichting. De rechtbank betrekt deze adviezen bij het bepalen van de strafmaat.
Hoewel de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, zal de rechtbank volstaan met een forse werkstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank, conform het advies van psycholoog Zwegers, na te noemen bijzondere voorwaarde koppelen. Verdachte is thans werkzaam en er is recentelijk een omgangsregeling tussen hem en zijn kinderen vastgelegd. Bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal het inkomen van verdachte wegvallen en het contact met zijn kinderen ernstig belemmerd worden. De rechtbank is van oordeel dat het gezin van verdachte hier niet bij gebaat is en acht na te noemen straf gezien de omstandigheden van geval passend en toereikend.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering toe te wijzen en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank het materiële gedeelte van de vordering af te wijzen, nu deze kosten zijn gemaakt toen verdachte en de moeder van [slachtoffer] in gemeenschap van goederen gehuwd waren en verdachte destijds al in deze kosten heeft meegedeeld. De raadsman verzoekt de rechtbank de benadeelde partij in het immateriële gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat dit gedeelte van de vordering te ingewikkeld is om in deze procedure te beoordelen en derhalve een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding van € 1.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. Hoewel thans niet duidelijk is of het delict blijvende gevolgen heeft voor [slachtoffer], acht de rechtbank wel aannemelijk dat [slachtoffer] heeft geleden ten gevolge van het incident. [slachtoffer] heeft pijn ondervonden en dagenlang medische onderzoeken moeten doorstaan.
De rechtbank zal de volgende onderdelen van de vordering afwijzen, te weten materiële schadevergoeding (post: ziekenhuisopname en reiskosten), nu verdachte ten tijde van het maken van deze kosten in gemeenschap van goederen was gehuwd met de moeder van [slachtoffer] en derhalve deze kosten al ten laste van verdachte zijn gekomen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c,
27, 36f, 45, 302, 304.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn kind
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
- Werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht naar rato van twee uur per dag.
- Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar
feit,
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d,
tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte:
- zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de
aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio
's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht, ook als dit inhoudt een ambulante
behandeling bij de polikliniek van Kairos te 's-Hertogenbosch of soortgelijke
instelling.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d
van het Wetboek van Strafrecht.
- Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.000,-- subsidiair 20 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.000,--
(zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag
en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer], van een bedrag van EUR 1.000,-- (zegge: duizend euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
- Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 15 juni 2012 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. E.C.M. de Klerk en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Boer, griffier,
en is uitgesproken op 27 maart 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant Noord, genummerd PL21YO : 11019.
2 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 13 maart 2013.
3 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 februari 2012, p. 74.
4 Rapportage [slachtoffer] d.d. 10 mei 2012, p. 117.
5 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 13 maart 2013.