ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ5147

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
837800
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechter in deelgeschil en hoger beroep in civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter te 's-Hertogenbosch op 19 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzoek van Achmea Schadeverzekeringen N.V. om tussentijds hoger beroep toe te staan tegen een eerdere beschikking van 17 oktober 2012. Achmea, de verzekeraar van de aansprakelijke partij, heeft verzocht om toestemming voor hoger beroep, omdat de beslissing in het deelgeschil cruciaal is voor de schadevergoeding die X. heeft geleden na een ongeval op een bouwplaats. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bevoegdheid om toestemming voor hoger beroep te verlenen ligt bij de rechter die de hoofdprocedure behandelt, in dit geval het team Handel van de rechtbank Oost-Brabant, en niet bij de kantonrechter die de beslissing in het deelgeschil heeft genomen. Dit is in lijn met artikel 1019cc, lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat hoger beroep tegen een beschikking in een deelgeschil alleen kan worden ingesteld met toestemming van de rechter in eerste aanleg die de hoofdprocedure behandelt. De kantonrechter heeft de zaak daarom doorverwezen naar het team Handel van de rechtbank Oost-Brabant voor verdere behandeling en heeft de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak. De uitspraak benadrukt het belang van een efficiënte procesvoering en het voorkomen van vertraging door tussentijds hoger beroep tegen deelbeslissingen.

Uitspraak

Kantonrechter te 's-Hertogenbosch*
Zaaknummer : 837800/141
EJ verz. : 2858/12
Uitspraak : 19 maart 2013
in de zaak van:
X.,
wonende te ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. P.N. van Schaik,
Postbus 420, 5550 AK Valkenswaard,
t e g e n :
1. de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
handelend onder de naam "Interpolis",
gevestigd te Apeldoorn, kantoorhoudende te Tilburg,
2. de besloten vennootschap BTB Riedas B.V.,
gevestigd te Zaltbommel,
verweerders,
gemachtigde: mr. M.T. Spronck,
Postbus 10100, 7301 GC Apeldoorn.
Deze beschikking wordt gegeven als vervolg op een eerdere beschikking van de kantonrechter te
's-Hertogenbosch d.d. 17 oktober 2012. Partijen zullen ook nu verder worden aangeduid als "X" en "Achmea" (verweerders gezamenlijk).
1. De procedure.
Bij brief van 30 januari 2013 heeft de gemachtigde van Achmea verzocht om te bepalen dat tussentijds hoger beroep tegen de beschikking van 17 oktober 2012 zal zijn toegelaten. Bij faxbericht van 11 maart 2013 heeft de gemachtigde van X. laten weten geen bezwaar te hebben tegen de inwilliging van dat verzoek. Daarop is de beschikking bepaald op heden.
2. Inleiding.
1. Op 13 juli 2007 is X. gewond geraakt als gevolg van een ongeval op een bouwplaats waar hij als ZZP-er in opdracht van de besloten vennootschap BekistingsTechniek Brabant B.V. (verder te noemen "BTB") werkzaamheden verrichtte. Achmea is de verzekeraar bij wie BTB haar aansprakelijkheidsrisico heeft verzekerd. Niet in geding is dat BTB aansprakelijk is voor de schade.
Tussen X. en Achmea is een geschil gerezen over de vraag of en, zo ja, in hoeverre op de door Achmea te betalen uitkering het voordeel in mindering mag worden gebracht dat X. geniet uit een door hem afgesloten sommenverzekering. Dit (deel)geschil is door X. in een procedure op voet van het bepaalde in artikel 1019w Rv. voorgelegd aan de kantonrechter te 's-Hertogenbosch. Deze heeft daarop beslist bij beschikking d.d. 17 oktober 2012, naar de inhoud waarvan hier verder zij verwezen. Genoemde beslissing is overigens gepubliceerd onder LJN BY1145. Achmea wenst die beslissing ter toetsing in hoger beroep voor te leggen aan het gerechtshof.
2. Achmea grondt het verzoek op de stelling dat de gegeven beschikking op grond van artikel 1019cc Rv. de status heeft van een tussenvonnis in de aanhangige bodemprocedure. Het deelgeschil betreft een cruciale kwestie die bepalend is voor de afwikkeling van de schade die X. heeft geleden. Om die reden acht Achmea het wenselijk dat de mogelijkheid van tussentijds appèl wordt geboden, zodat de beslissing op deze vraag direct ter toetsing aan het gerechtshof kan worden voorgelegd. De appèltermijn vangt aan op de eerstdienende dag van de bodemprocedure. Die heeft Achmea inmiddels aanhangig gemaakt bij de sector voor civiele zaken van de rechtbank Oost-Brabant door dagvaarding van X. tegen de rolzitting van die sector van 30 januari 2013.
3. X. heeft zijn instemming betuigd met het verzoek.
3. De beoordeling: ten aanzien van de bevoegdheid.
4. De kantonrechter is gebleken dat Achmea inmiddels bij exploot van dagvaarding d.d. 10 januari 2013 X. heeft gedagvaard om te verschijnen ter zitting van het team Handel van de rechtbank Oost-Brabant. Daar is de zaak aanhangig onder nummer 257916 HA ZA 13-60. Artikel 1019cc, lid 3 Rv. bepaalt - zakelijk weergegeven - dat in de procedure ten principale van een beschikking in een deelgeschil hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof als van een tussenvonnis, mits daartoe toestemming is verleend door de rechter in eerste aanleg.
5. De kantonrechter is van oordeel dat "de rechter in eerste aanleg" die hier wordt bedoeld de rechter is bij wie de procedure ten principale dient. Dit volgt uit de bewoordingen van lid 3 ( "In de procedure ten principale kan van de beschikking ... hoger beroep worden ingesteld") en uit de bedoelingen die de wetgever heeft gehad bij de uitsluiting van hoger beroep tegen tussenvonnissen.
6. Wanneer het appèl heeft te gelden als "ingesteld in de procedure ten principale", dan is het ook de rechter die de procedure ten principale behandelt die over het openen van de mogelijkheid daartoe dient te beslissen. De bedoeling van het uitsluiten van hoger beroep tegen tussenvonnissen is immers geweest om te waken tegen een nodeloze vertraging van procedures door het instellen van hoger beroep tegen deelbeslissingen. Degene die bij uitstek in staat is om te beoordelen of dat belang zich verzet tegen de mogelijkheid om tussentijds te appelleren (of die mogelijkheid juist wenselijk maakt) is de rechter die het geschil ten principale in behandeling heeft.
7. Nu Achmea consequent haar primair bevoegdheidsverweer in de deelgeschilprocedure volgt en er daarom voor heeft gekozen de procedure ten principale aanhangig te maken bij het team Handel van de rechtbank Oost-Brabant, is niet de kantonrechter maar een rechter van dat team bevoegd om te oordelen op het verzoek strekkende tot verkrijging van toestemming om tussentijds te mogen appelleren.
8. Het voorgaande betekent dat zal worden beslist als na te melden. Een beslissing ten aanzien van de kosten wordt aangehouden tot de te geven eindbeslissing in deze zaak.
4. De beslissing.
De kantonrechter:
verwijst de zaak naar het team Handel van de rechtbank Oost-Brabant om voort te procederen in de stand waarin het geding zich thans bevindt;
reserveert de beslissing over de proceskosten.
Aldus gewezen te 's-Hertogenbosch door mr. R.J.M. Cremers, kantonrechter, en aldaar uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.
Typ: RC/Coll.:
* De kantonrechter maakt onderdeel uit van de rechtbank Oost-Brabant.
837800 EJ VERZ 2858/12 blad 3
beschikking