ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ4318

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
01/845401-11
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en opzettelijke benadeling van de gezondheid van een kind door toediening van desinfectievloeistof

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 18 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die haar zieke zoon meermalen desinfectievloeistof heeft toegediend in een ziekenhuis. De verdachte heeft dit gedaan met voorbedachten rade, wat resulteerde in mishandeling en opzettelijke benadeling van de gezondheid van haar kind. De feiten vonden plaats in de periode van 4 oktober 2011 tot en met 23 oktober 2011, waarbij de verdachte haar zoon via een sonde desinfectans heeft toegediend, wat leidde tot een alcoholvergiftiging en coma. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdende was aan de stoornis Münchhausen by proxy, wat haar in verminderde mate toerekeningsvatbaar maakte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 312 dagen met aftrek van voorarrest en terbeschikkingstelling met voorwaarden voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de psychische toestand van de verdachte, die behandeling nodig heeft.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845401-11
Datum uitspraak: 18 maart 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 januari 2012, 13 april 2012, 29 juni 2012, 21 augustus 2012, 9 november 2012 en 4 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 december 2011.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 21 augustus 2012 en 4 maart 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 oktober 2011
tot en met 17 oktober 2011 en/of de periode van 21 oktober 2011 tot en met 23
oktober 2011 te Uden en/of Veghel en/of Nijmegen, althans in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met
voorbedachten rade (haar zoon) [slachtoffer 1] (geboren [2009]) van
het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, hem
via zijn sonde vijf maal, althans één of meermalen, een hoeveelheid
desinfectans/desinfectievloeistof, althans een mengsel van ethanol en
isopropylalcohol en/of aceton (isopropanol), heeft toegediend, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 jo 45 Sr
en/of
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 oktober 2011
tot en met 17 oktober 2011 en/of de periode van 21 oktober 2011 tot en met 23
oktober 2011 te Uden en/of Veghel en/of Nijmegen, althans in Nederland, aan
een persoon (te weten haar zoon [slachtoffer 1], geboren [2009]),
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk
letsel (te weten een alcoholvergiftiging met een (tijdelijke) comateuze
toestand tot gevolg), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad
en rustig overleg, althans opzettelijk, via zijn sonde vijf maal, althans één
of meermalen, een hoeveelheid desinfectans/desinfectievloeistof, althans een
mengsel van ethanol en isopropylalcohol en/of aceton (isopropanol), toe te
dienen;
art 303 jo 304 onder 1 Sr
en/of
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 oktober 2011
tot en met 17 oktober 2011 en/of de periode van 21 oktober 2011 tot en met 23
oktober 2011 te Uden en/of Veghel en/of Nijmegen, althans in Nederland,
opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk
mishandelend, een persoon, te weten haar kind [slachtoffer 1], opzettelijk, na
kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, meermalen, althans
eenmaal, via zijn sonde een hoeveelheid desinfectans/desinfectievloeistof,
althans een mengsel van ethanol en isopropylalcohol en/of aceton (isopropanol)
heeft toegediend, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] enig lichamelijk
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
en/of
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 oktober 2011
tot en met 17 oktober 2011 en/of in de periode van 21 oktober 2011 tot en met
23 oktober 2011 te Uden en/of Veghel en/of Nijmegen, althans in Nederland,
opzettelijk en met voorbedachten rade de gezondheid van haar kind [slachtoffer 1] heeft benadeeld door, opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg,
althans opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, via zijn sonde een
hoeveelheid desinfectans/desinfectievloeistof, althans een mengsel van ethanol
en isopropylalcohol en/of aceton (isopropanol) toe te dienen;
art. 301 jo 304 onder 1 Sr
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot
en met 20 oktober 2011 te Uden en/of Veghel en/of Nijmegen, althans in
Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meerdere malen, althans
eenmaal een hoeveelheid water en lucht via zijn sonde heeft toegediend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij in op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2011
tot en met 20 oktober 2011 te Uden en/of Veghel en/of Nijmegen ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, door deze opzettelijk, na kalm beraad en
rustig overleg, althans opzettelijk meerdere malen, althans een maal, water
en/of lucht via zijn sonde toe te dienen, terwijl de uitvoering van dat
misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot
en met 20 oktober 2011 te Uden en/of Veghel en/of Nijmegen, althans in
Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans
opzettelijk mishandelend, een persoon, te weten haar kind [slachtoffer 1],
opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, meermalen,
althans eenmaal water en/of lucht via zijn sonde heeft toegediend, tengevolge
waarvan die [slachtoffer 1] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
art. 301 jo 304 onder 1 Sr
en/of
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2011
tot en met 20 oktober 2011 te Uden en/of Veghel en/of Nijmegen, althans in
Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade de gezondheid van haar kind
[slachtoffer 1] heeft benadeeld door, opzettelijk, na kalm beraad en rustig
overleg, althans opzettelijk, meermalen, althans eenmaal,
water en/of lucht via zijn sonde toe te dienen;
art. 301 jo 304 onder 1 Sr
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
Verdachte is op [2009] bevallen van haar zoontje [slachtoffer 1]. Op 14 maart 2011 werd hij opgenomen in ziekenhuis Bernhoven in Veghel. Daar verbleef hij tot 3 april 2011. Tijdens deze ziekenhuisopname werd bij hem een neussonde geplaatst.1 Op 3 oktober 2011 is [slachtoffer 1] opgenomen in het Radboudziekenhuis in Nijmegen. Op 4 oktober 2011 is de neussonde vervangen door een maagsonde (PEG-sonde). Op 11 oktober 2011 is hij overgeplaatst naar ziekenhuis Bernhoven. Daar verbleef hij tot 17 oktober 2011.2 Op 21 oktober 2011 is [slachtoffer 1] weer opgenomen in ziekenhuis Bernhoven. Op 23 oktober 2011 rond 9 uur constateerde de behandelende kinderarts dat [slachtoffer 1] in coma was geraakt.
[slachtoffer 1] werd diezelfde ochtend met spoed overgebracht naar het Radboudziekenhuis in Nijmegen. Daar is om 14.30 uur geconstateerd dat het ethanolgehalte in het bloed van [slachtoffer 1] 3,2 pro mille bedroeg. Ook werd isopropanol (0,62 gr/l) en aceton (0,47 gr/l) aangetroffen in het bloed. Het Radboudziekenhuis heeft vervolgens bloedmonsters opgevraagd van ziekenhuis Bernhoven. Bij de laatste ziekenhuisopname waren door ziekenhuis Bernhoven 3 bloedmonsters afgenomen. Uit nader onderzoek daarvan bleek dat op 22 oktober 2011 om 7.15 uur het ethanolgehalte 2,4 promille was. Op 22 oktober 2011 om 15.00 uur was dat 2,9 promille en op 23 oktober 2011 om 8.00 uur 2,9 promille.
In de avond van 23 oktober 2011 (om 22.00 uur) was het ethanolgehalte gezakt tot 1,1 promille. Op 24 oktober 2011 bleek de ethanol zo goed als verdwenen uit het bloed van [slachtoffer 1]. Op 25 oktober 2011 werd hij in goede conditie ontslagen uit het ziekenhuis.3
Verdachte heeft erkend dat zij tijdens de laatste opname van [slachtoffer 1] in ziekenhuis Bernhoven (dus van 21 tot 23 oktober 2011) [slachtoffer 1] vijf maal vloeistof (desinfectans) in zijn PEG-sonde heeft gespoten.4 Zij heeft tegenover de politie over die vijf keer het volgende verklaard.
De eerste keer was dat gebeurd op 22 oktober 2011 rond 3 à 4 uur 's nachts. Zij heeft toen een volle 20cc spuit gevuld met de desinfectans uit een groene fles met een handpomp die aan de muur hing van de ziekenkamer waar [slachtoffer 1] lag.5
De tweede en derde keer waren eveneens op 22 oktober 2011, respectievelijk rond 9 à 10 uur en 16 à 17 uur. Beide keren gebeurde het op dezelfde manier als de eerste keer.
De vierde keer was in de nacht van 22 op 23 oktober. Toen heeft zij vloeistof toegediend uit een wit flesje met een witte dop. Op het etiket stond volgens verdachte "alcohol 70% en isopropa huppelepup".6
De vijfde keer was op 23 oktober om ongeveer 7 uur. Dit keer spoot verdachte in de PEG-sonde weer desinfectans uit de groene fles met de handpomp.7
Verdachte heeft voorts erkend dat zij [slachtoffer 1] ook bij de eerdere ziekenhuisopname in ziekenhuis Bernhoven, in de periode van 4 tot en met 17 oktober 2011, alcohol heeft toegediend.
Tegenover de politie heeft zij verklaard dat zij "die vrijdag" (naar de rechtbank aanneemt vrijdag 7 oktober 2011) "voor de eerste keer via de PEG-sonde met een spuitje alcohol heeft gegeven (...) Het is nog een paar keer gebeurd. De vloeistof kwam steeds uit een wit transparant flesje met een witte dop dat bij [slachtoffer 1] op de kamer stond." 8 Ter zitting heeft verdachte verklaard dat ze in deze periode alleen op 7 oktober 2011 alcohol heeft toegediend.9
Verdachte heeft ten slotte erkend dat zij bij de eerste opname in ziekenhuis Bernhoven (dus in de periode van 14 maart tot 3 april 2011) [slachtoffer 1] water en lucht heeft toegediend. Zij heeft vanaf eind maart 2011 koud water en lucht in de neussonde gespoten, in totaal 4 à 5 keer.10
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van de periode van 21 tot en met 23 oktober 2012 (feit 1) de ten laste gelegde poging tot moord bewezen. Er was sprake van voorbedachte raad en ook het (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer 1] acht de officier van justitie bewezen. Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat haar zoontje zou komen te overlijden.
Ten aanzien van de periode van 4 tot en met 17 oktober 2011 gaat de officier van justitie uit van de bij de politie door verdachte afgelegde verklaring dat zij in die periode [slachtoffer 1] meermalen alcohol heeft toegediend. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte daardoor opzettelijk en met voorbedachten rade de gezondheid van [slachtoffer 1] heeft benadeeld.
Ten aanzien van het toedienen van water en lucht in maart/april 2011 (feit 2) acht de officier de meer subsidiair ten laste gelegde benadeling van de gezondheid bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde poging tot moord. De voorbedachte raad kan niet worden bewezen, omdat verdachte impulsief en ondoordacht heeft gehandeld. Uit de medische rapporten blijkt niet dat er door het toedienen van alcohol in de genoemde hoeveelheden een aanmerkelijke kans op de dood is ontstaan. Ook van het door verdachte bewust aanvaarden van de kans op overlijden van [slachtoffer 1] is niet gebleken. Evenmin is er bewijs voor de ten laste gelegde zware mishandeling. Er was geen sprake van zwaar lichamelijk letsel in de van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Ten aanzien van de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde benadeling van de gezondheid heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op basis van de in de inleiding genoemde bewijsmiddelen, waaronder met name de bekennende verklaring van verdachte en de resultaten van het bloedmonsteronderzoek, acht de rechtbank bewezen dat verdachte bij de laatste opname in ziekenhuis Bernhoven (21 tot en met 23 oktober 2011) [slachtoffer 1] via de PEG-sonde vijf keer een desinfecterende vloeistof heeft toegediend.
De politie heeft van het ziekenhuis Bernhoven twee flesjes ontvangen die volgens het afdelingshoofd standaard aanwezig zijn op kinderkamers van het ziekenhuis. Het ene flesje betrof medicinale alcohol. Op het etiket staat: "Voor desinfectie, alcohol 70%, met 10% isopropylalcohol". Gezien de in de inleiding aangehaalde verklaring van verdachte neemt de rechtbank aan dat dit het flesje is dat verdachte bij de laatste opname in ziekenhuis Bernhoven bij de vierde toediening heeft gebruikt. Het andere flesje was een groenkleurige kunststof fles met hand-desinfectans. Volgens het etiket is het ethanolgehalte van deze vloeistof 96%.11 Dit is, naar de rechtbank, aanneemt het flesje dat verdachte de andere vier keer heeft gebruikt.
Verdachte heeft ter zitting erkend dat zij op 7 oktober 2011 in het zelfde ziekenhuis [slachtoffer 1] via de PEG-sonde alcohol heeft toegediend. Tegenover de politie heeft zij verklaard dat zij in de periode van 4 oktober tot en met 17 oktober 2011 [slachtoffer 1] wel vaker alcohol heeft toegediend. De verklaring van verdachte over laatstgenoemde periode kan niet worden getoetst aan medische gegevens. De rechtbank zal daarom in het voordeel van verdachte uitgaan van haar bekennende verklaring ter zitting en acht bewezen dat zij in laatstgenoemde periode eenmalig, op 7 oktober 2011, [slachtoffer 1] alcohol heeft toegediend.
Verdachte is onder meer ten laste gelegd de poging tot moord van [slachtoffer 1] door het via een sonde toedienen van desinfectans, althans een mengsel van ethanol, isopropylalcohol en/of aceton. Niet gebleken is dat verdachte willens en wetens deze stoffen heeft toegediend met de bedoeling haar zoontje van het leven te beroven. Volgens de officier van justitie kan echter wel het voorwaardelijk opzet worden bewezen: verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] zou overlijden door toediening van genoemde stoffen.
De rechtbank dient in dat verband allereerst de vraag te beantwoorden of er door toediening van de stoffen een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] zou overlijden.
In het NFI-rapport van 6 april 2012 is nader ingegaan op de gezondheidsrisico's van inname van ethanol en isopropanol bij jonge kinderen. Over de toxiteit van ethanol is het volgende geconstateerd.
"Klinische verschijnselen zijn in ieder geval te verwachten bij een promillage van 1 tot 1,5, hoewel lichte en soms moeilijk herkenbare verschijnselen al bij lagere promillages kunnen optreden. Bij jonge kinderen kunnen opvallende klinische verschijnselen al aanwezig zijn bij promillages van 0,5 tot 0,75 (overeenkomend met de opname van een hoeveelheid 'pure' ethanol van 0,5 ml per kilogram lichaamsgewicht). Bij een promillage van 3 of hoger treedt coma op. Een promillage van 4 tot 4,5 is potentieel dodelijk, hoewel het overlijden al kan optreden bij een promillage van 2,5 of minder. In het algemeen wordt gesteld dat bij kinderen een dosis van 3 gram 'pure' ethanol (overeenkomend met een inname van 4 ml 'pure' ethanol) per kilogram lichaamsgewicht (leidend tot een promillage van 4) dodelijk is. (...) Hoewel de inname van ethanol bij jonge kinderen relatief vaak voor lijkt te komen en regelmatig wordt beschreven in de medische literatuur, komen ernstig of fataal verlopende situaties zeer zelden voor. In de literatuur wordt een aantal kinderen beschreven die hoge tot zeer hoge promillages met ondersteunende behandeling hebben overleefd."12
In het NFI-rapport wordt het volgende geconstateerd over isopropanol.
"Isopropanol heeft een twee maal zo sterke dempende werking op het centrale zenuwstelsel als ethanol en wordt veel minder snel afgebroken, (...) met name als gevolg van de aanwezigheid van aceton, het belangrijkste afbraakproduct van isopropanol. (...) Men gaat ervan uit dat klinische verschijnselen (= toxische effecten) optreden bij een inname van 0,5-1 ml/kg lichaamsgewicht (70% concentratie van isopropanol). Coma kan optreden vanaf 1,5 en overlijden vanaf 2,0 mg/kg lichaamsgewicht.
In een aanvullend NFI-rapport is nader ingegaan op de vraag welke risico's [slachtoffer 1] heeft gelopen. Daarover is in het rapport het volgende opgemerkt.
"Het is niet goed mogelijk vast te stellen welke risico's [slachtoffer 1] in werkelijkheid heeft gelopen als gevolg van de toediening van ethanol en isopropanol. In het ziekenhuis van Veghel is adequaat gereageerd op de klinische verschijnselen door het geven van glucose op het moment dat te lage bloedsuikers werden geconstateerd (...) en door het intuberen van [slachtoffer 1]. (...) Het adequaat handelen vond plaats, ondanks het feit dat in het ziekenhuis Veghel niet bekend was waardoor de klinische verschijnselen werden veroorzaakt. Een promillage van 3,2 kan ernstige gevolgen (bijvoorbeeld coma en ernstige neurologische restschade) hebben en eventueel dodelijk zijn. Dit laat onverlet dat in de medische literatuur kinderen met hogere promillages worden gerapporteerd bij wie door adequaat medisch handelen ernstige gevolgen zijn voorkomen."13
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit bovenstaande medische bevindingen niet de conclusie worden getrokken, dat er in het geval van [slachtoffer 1] een aanmerkelijke kans was dat hij zou komen te overlijden als gevolg van de toegediende ethanol en isopropanol. Er zou mogelijk zonder medisch ingrijpen sprake zijn geweest van een levensbedreigende situatie, maar dat betekent nog niet dat er in zijn geval een aanmerkelijke kans was op zijn overlijden. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat [slachtoffer 1] al in het ziekenhuis lag toen hij in coma raakte en er dus onmiddellijk kon worden ingegrepen.
Omdat er onvoldoende bewijs is voor de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer 1], acht de rechtbank het (voorwaardelijk) opzet op zijn dood niet bewezen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde poging tot moord.
Verdachte is verder (cumulatief) ten laste gelegd het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (te weten een alcoholvergiftiging met een (tijdelijke) comateuze toestand tot gevolg). Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de alcoholvergiftiging en de coma niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Sr. Toen op 23 oktober 2011 bij [slachtoffer 1] in het Radboudziekenhuis was vastgesteld dat hij in coma was geraakt door een alcoholvergiftiging, bleek hij snel te herstellen. Het lichaam brak de schadelijke stoffen in de loop van de dag af en de volgende dag zaten er geen noemenswaardige hoeveelheden ethanol meer in zijn bloed. Op 25 oktober 2011 werd [slachtoffer 1] in goede conditie uit het ziekenhuis ontslagen. Uit het strafdossier blijkt ook niet van schadelijke lichamelijke gevolgen voor [slachtoffer 1] op langere termijn. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voorts is verdachte ten laste gelegd het opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelen van [slachtoffer 1], door hem de eerdergenoemde stoffen toe te dienen, waardoor hij pijn en/of letsel heeft ondervonden. Cumulatief is ten laste gelegd het opzettelijk en met voorbedachten rade benadelen van de gezondheid van [slachtoffer 1].
Verdachte heeft zelf het volgende verklaard over het effect dat het toedienen van genoemde stoffen op [slachtoffer 1] had.
Over de toediening op 7 oktober 2011 verklaarde verdachte:
"Hij leek het wel een beetje te voelen, maar verder reageerde hij niet. Hij schudde even nee."14
Over de eerste toediening op 22 oktober 2011 verklaarde verdachte dat [slachtoffer 1] toen "een beetje heeft gespuugd".15
Over de tweede toediening op 22 oktober 2011 verklaarde verdachte, dat ze na een uur een eerste reactie zag, "als hij op een gegeven moment duf wordt (...) suffig en slap (...) waarschijnlijk door die desinfectans". Na enkele uren wordt [slachtoffer 1] volgens verdachte "wakkerder". Op de vraag van de politie waar ze dat aan merkte, antwoordt verdachte: "Eerst dat hij wat ophuilde, dat hij pijn had, daar leek het op. Hij reageerde heel geïrriteerd en greep naar zijn hoofd. Hij zwaaide wat met zijn handjes richting zijn hoofd." [slachtoffer 1] "was geïrriteerd en gedesoriënteerd (...) waarschijnlijk door die desinfectans".16 In een later verhoor verklaarde verdachte dat [slachtoffer 1] die middag rond 13.30 uur "wakkerder" werd. "Het leek alsof hij hoofdpijn had. (...) Ik zag dat hij met zijn hand over zijn hoofd ging."17
Over de derde toediening op 22 oktober 2011 heeft verdachte niet nader verklaard over lichamelijke effecten bij [slachtoffer 1].
Over de toediening in de nacht van 22 op 23 oktober 2011 heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 1] na een kwartier of een half uur begon te kokhalzen.18
Bij de laatste toediening, in de ochtend van 23 oktober 2011, reageerde [slachtoffer 1] nergens meer op en bleek hij in coma te zijn geraakt.19
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat ze bij de toediening "niet echt merkte dat hij pijn had. Ik merkte wel dat hij het vervelend vond. Ik merkte dat doordat hij met zijn hoofd nee knikte en met zijn handen gebaarde richting zijn hoofd. Volgens mij had hij wel hoofdpijn".20
Getuige [getuige 1], de vader van [slachtoffer 1], heeft hem op 22 oktober 2011 in de middag bezocht. [slachtoffer 1] "was constant aan het huilen en hij zei dat hij pijn had". Later viel hij in slaap. "Hij is toen twee of drie keer wakker geworden, huilend, en ik hoorde hem zeggen 'pijn'".21
Op grond van deze verklaringen van verdachte en van getuige [getuige 1] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden van de toediening van genoemde stoffen en dat zijn gezondheid daardoor is benadeeld.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte daarbij opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Ten aanzien van het opzet stelt de rechtbank vast dat het de bedoeling van verdachte was dat de gezondheidstoestand van [slachtoffer 1] achteruit zou gaan, zodat hij langer in het ziekenhuis zou blijven en zij als moeder extra aandacht zou krijgen van familie en verplegend personeel. Tegenover de rechter-commissaris verklaarde verdachte hierover: "Op het moment dat hij in het ziekenhuis lag, had ik het gevoel dat ik er niet zo alleen voor stond en ik dacht dat hij anders misschien weer snel thuis zou zijn en door hem dat te geven, hoopte ik dat hij nog langer zorg in het ziekenhuis nodig zou hebben.22 Ter zitting verklaarde verdachte: "Het was iedere keer weer opnieuw zoeken naar een stukje aandacht."23
Ten aanzien van de voorbedachte raad overweegt de rechtbank dat verdachte steeds gelegenheid heeft gehad zich rekenschap te geven van de mogelijke gevolgen van haar handelen. Zij heeft met ruime tussenpozen van minimaal enkele uren steeds dezelfde handeling verricht. De rechtbank is ook niet gebleken dat verdachte daarbij heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Feit 2
Verdachte heeft erkend dat zij [slachtoffer 1] in het ziekenhuis Bernhoven via de neussonde water en lucht heeft toegediend. Volgens verdachte is het 4 à 5 keer gebeurd.
Kinderarts [arts] heeft bij brief van 2 juni 2012 meegedeeld dat "voor zover wij kunnen inschatten het toedienen van water en lucht via een sonde niet schadelijk is op termijn. Dit zou theoretisch wel kunnen bij extreem grote hoeveelheden, waarvan in dit geval geen sprake is geweest." Mede gelet daarop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot moord en de subsidiair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Wel acht de rechtbank de meer subsidiair ten laste gelegde benadeling van de gezondheid van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen, mede bezien in samenhang met de onder feit 1 bewezen verklaarde, soortgelijke handelingen van verdachte. Verdachte heeft zelf verklaard dat [slachtoffer 1] reageerde op het inspuiten van water en lucht "door vaak te spugen"24. Ter zitting heeft zij verklaard dat zij het deed "omdat hij dan zou gaan spugen en langer in het ziekenhuis zou moeten blijven".25
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 op de eerste plaats en op de tweede plaats en onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair op de eerste plaats is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 4 oktober 2011 tot en met 17 oktober 2011 en de periode van 21 oktober 2011 tot en met 23 oktober 2011 te Veghel en Nijmegen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, haar kind [slachtoffer 1], na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, via zijn sonde een hoeveelheid desinfectans/desinfectievloeistof
en/of een mengsel van ethanol en isopropylalcohol en aceton (isopropanol)
heeft toegediend, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden;
en
op tijdstippen in de periode van 4 oktober 2011 tot en met 17 oktober 2011 en in de periode van 21 oktober 2011 tot en met 23 oktober 2011 te Veghel en Nijmegen, opzettelijk en met voorbedachten rade de gezondheid van haar kind [slachtoffer 1] heeft benadeeld door na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, via zijn sonde een hoeveelheid desinfectans/desinfectievloeistof en/of een mengsel van ethanolen isopropylalcohol en aceton (isopropanol) toe te dienen;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 maart 2011 tot en met 20 oktober 2011 te Veghel opzettelijk en met voorbedachten rade de gezondheid van haar kind
[slachtoffer 1] heeft benadeeld door, na kalm beraad en rustig overleg, meermalen,
water en lucht via zijn sonde toe te dienen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek dient te worden opgelegd met daarbij de terbeschikkingstelling
met voorwaarden voor een periode van twee jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft -subsidiair- verzocht om bij het bepalen van de strafmaat niet alleen rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, maar ook met het feit dat verdachte door de rechtbank is ontzet uit de ouderlijke macht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden:
In de Pro Justitia rapportage van 23 april 2012 heeft psychiater J.L.M. Dinjens het volgende geconcludeerd over de psychische toestand van verdachte ten tijde van het plegen van het delict.
"Betrokkene voldoet aan de criteria voor het stellen van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Er is bij betrokkene sprake van een ernstige scheefgroei in de persoonlijkheidsontwikkeling en er is sprake van disfunctioneren op vrijwel alle levensgebieden. De persoonlijkheidsstructuur is amorf en ongedifferentieerd. Er is sprake van een vrijwel afwezige ik-functie; de identiteitsontwikkeling is ernstig gestagneerd. Dit gaat bij betrokkene gepaard met een gevoel van leegte dat zij op alle mogelijke manieren tracht te compenseren en/of vullen met aandacht. Betrokkenen heeft anderen of aandacht nodig om haar te structureren. De hechting is eveneens ernstig gestoord." (...)
Betrokkene lijdt in termen van de DSM-IV classificatie aan een stoornis bekend onder de term "Münchhausen by proxy". (...) Dit syndroom is nauw verweven en samenhangend met bovenbeschreven ernstige persoonlijkheidspathologie. Münchhausen by proxy is een psychiatrisch syndroom waarbij iemand herhaaldelijk medische hulp zoekt voor bewust gefingeerde stoornissen of ziektes bij een derde. (...) De Engelse term "proxy" betekent tussenpersoon. (...) Kenmerkend voor Münchhausen by proxy is dat de pleger om persoonlijke aandacht van medische hulpverleners vraagt door een aan zijn zorg toevertrouwd kind of een andere zorgbehoevende ziektes, kenmerken van ziektes of verwondingen toe te brengen en als patiënt aan deze hulpverleners aan te bieden. (...) Het syndroom 'by proxy' leidt ertoe dat een aan de zorg van een volwassene toevertrouwd kind telkens ziek wordt gemaakt en aldus chronisch wordt mishandeld. (...) De behandeling is als gevolg van de aard van de stoornis en de onderliggende persoonlijkheidsdynamiek vaak gecompliceerd en langdurig van aard."
Klinisch psychologe S.J.J. Steketee komt in haar Pro Justitia rapportage van 25 april 2012 tot een zelfde diagnose.
Beide deskundigen concluderen dat verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate kan worden toegerekend. Zij schatten de kans op recidive hoog in als verdachte niet wordt behandeld voor haar psychische problematiek. Beiden adviseren een aanvankelijk klinische opname binnen het juridisch kader van een TBS met voorwaarden.
Op 18 september 2012 is verdachte geplaatst in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) in Assen. Het betrof een proefplaatsing voor een periode van 3 maanden, ten einde zicht te krijgen op de mogelijkheid van een succesvolle behandeling. Blijkens het reclasseringsrapport van 4 februari 2013 heeft de FPK op 17 december 2012 te kennen gegeven dat men voldoende perspectief ziet voor verdere behandeling. Dit is voor de reclasssering aanleiding geweest om in voornoemd rapport reeds voorwaarden te formuleren in het kader van het opleggen van een TBS met voorwaarden. Verdachte heeft ter zitting van 4 maart 2013 verklaard dat zij gemotiveerd deelneemt aan de behandeling in de FPK. Ze heeft zich ter zitting ook desgevraagd akkoord verklaard met de door de reclassering geformuleerde voorwaarden.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de deskundigen in bovengenoemde Pro Justitia rapportages. De rechtbank zal verdachte dan ook naast een gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling met de door de reclassering geformuleerde voorwaarden opleggen.
Met de psycholoog en de psychiater is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De hierna te kwalificeren feiten betreffen misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts merkt de rechtbank op dat het misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Met de op te leggen gevangenisstraf wil de rechtbank de ernst van het feit tot uitdrukking brengen. Verdachte heeft de gezondheid van haar eigen, nog zeer jonge kind herhaaldelijk in de waagschaal gesteld. Uiteindelijk is haar kind daardoor in coma geraakt. Dat is een schokkend feit. De rechtbank miskent niet dat verdachte lijdende was aan een psychiatrische stoornis ten tijde van het plegen van het delict. Ter zitting heeft zij er ook blijk van heeft gegeven dat zij er veel spijt van heeft en dat ze inziet dat ze behandeld moet worden. Dat betekent echter niet dat verdachte in het geheel niet strafrechtelijk aansprakelijk is voor het haar kind aangedane leed. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het aantal dagen dat zij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 37, 37a, 38, 38a, 38e, 57, 300, 301, 304.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 op de eerste plaats en tweede
plaats en onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair op de eerste plaats
ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade, begaan tegen haar kind,
meermalen gepleegd
en
Opzettelijke benadeling van de gezondheid, gepleegd met voorbedachten rade,
begaan tegen haar kind, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 2 meer subsidiair:
Opzettelijke benadeling van de gezondheid, gepleegd met voorbedachten rade,
begaan tegen haar kind, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1, feit 2 meer subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 312 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1, feit 2 meer subsidiair:
Terbeschikkingstelling met voorwaarden voor de duur van 2 jaar
Stelt als algemene voorwaarden:
- Veroordeelde dient ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
- Veroordeelde dient zich te houden aan de voorwaarden en aanwijzingen die haar
gesteld zijn door of namens de toezichthoudende instantie, te weten Stichting Reclassering
Nederland (hierna: de Reclassering)
- Veroordeelde zal zich niet schuldig maken aan strafbare feiten of zich in situaties
begeven die voor haar risicovol zijn en/of haar resocialisatie in gevaar brengen.
- Veroordeelde zal zich niet buiten de Nederlandse grenzen begeven.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde dient een klinische behandeling bij FPK Assen, - of een andere
soortgelijke instelling te volgen - zolang FPK Assen in overleg met de
reclassering dit noodzakelijk acht.
- Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen, voorwaarden,
behandelafspraken en huisregels van FPK Assen, of een andere soortgelijke instelling.
- dat veroordeeld het vrijhedenbeleid zoals afgesproken is met de behandelcoördinator in samenspraak met de Reclassering dient te volgen.
- Na uitstroom van de klinische behandeling verblijft betrokkene op een door de
Reclassering goedgekeurd woonadres. Dit kan betekenen dat zij meewerkt aan een
toeleiding naar een vorm van beschermd wonen.
- Na uitstroom van de klinische behandeling neemt betrokkene deel aan de
ambulante behandeling bij een ambulante forensische polikliniek, of in overleg met de FPK
Assen aan te wijzen andere behandelinstelling, zulks zolang deze instelling in
overleg met de Reclassering behandeling nodig acht.
- Veroordeelde geeft de Reclassering en de behandelinstellingen toestemming om
onderling informatie uit te wisselen. Dit met als doel om stagnatie in de begeleiding te
voorkomen en risicovolle situaties tijdig te signaleren.
- Veroordeelde mag alleen met instemming van de FPK Assen of een andere soortgelijke instelling, de Reclassering en Bureau Jeugdzorg contact hebben met haar kinderen. Het contact kan alleen plaatsvinden onder toezicht van anderen die weet hebben van haar problematiek.
- Veroordeelde geeft openheid in zaken en in het bijzonder ten aanzien van het
contact met de kinderen en een eventuele nieuwe zwangerschap en bespreekt dit
met de Reclassering. Indien geïndiceerd, werkt zij mee aan systeemgesprekken.
- Veroordeelde draagt geen zorg voor kwetsbare personen (mensen die zorgafhankelijk
zijn), zonder toestemming van de Reclassering en de FPK te Assen, of een andere
soortgelijke instelling. Hieronder valt ook de uitvoering van beroepsmatige
zorgactiviteiten, zoals het verrichten verpleegkundige handelingen.
De rechtbank beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is met ingang van 18 september 2012 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. van Dellen, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, leden,
in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier,
en is uitgesproken op 18 maart 2013.
1 Milieu-onderzoek [naam], d.d. 23 maart 2012, p. 19.
2 Verklaring verdachte, eind proces-verbaal 20111956-56, gesloten 31 mei 2012, p. 105 en p. 256. Waar in volgende voetnoten wordt verwezen naar paginanummers, worden pagina's uit dit eind proces-verbaal bedoeld.
3 Verhoor getuige [getuige 2], d.d. 24 oktober 2011, p. 79-81 en NFI-rapport, d.d. 21 mei 2012, B 1-6 tot en met B 1-10.
4 Proces-verbaal terechtzitting d.d. 21 augustus 2012, p. 8.
5 Verhoor verdachte, d.d. 17 november 2011, p. 246 en p. 251.
6 Verhoor verdachte, d.d. 28 november 2011, p. 272.
7 Verhoor verdachte, d.d. 28 november 2011, p. 273.
8 Verhoor van verdachte, d.d. 18 november 2011, p. 256-258.
9 Proces-verbaal terechtzitting, d.d. 21 augustus 2012, p. 9.
10 Verhoor van verdachte, d.d. 18 november 2011, p. 258 en d.d. 8 mei 2012, p. 296 en proces-verbaal terechtzitting 21 augustus 2012, p. 9.
11 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 november 2011, p. 170, 171, 175-178.
12 NFI-rapport d.d. 6 april 2012, bijlage 3, p. B 3-1 tot en met B3-5.
13 NFI-rapport, d.d.d 21 mei 2012, p. B1-12.
14 Verhoor verdachte, d.d. 18 november 2011, p. 257.
15 Verhoor verdachte, d.d. 17 november2011, p. 249.
16 Ibidem, p. 253.
17 Verhoor verdachte, d.d. 28 november 2011, p. 262.
18 Ibidem, p. 272.
19 Ibidem, p. 273.
20 Proces-verbaal terechtzitting d.d. 21 augustus 2012, p. 8.
21 Verhoor getuige [getuige 1], d.d. 15 november 2011, p. 123.
22 Verhoor bij de rechter-commissaris, d.d. 14 november 2011.
23 Proces-verbaal terechtzitting d.d. 21 augustus 2012, p. 9.
24 Verhoor verdachte, d.d. 18 november 2011, p. 258.
25 Proces-verbaal terechtzitting , d.d. 21 augustus 2012, p. 9.
15
Parketnummer: 01/845401-11
[verdachte]