ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ4225

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
01/839246-10
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde na diefstal met geweld

Op 15 maart 2013 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van een jeugdige veroordeelde, die eerder was geplaatst in een inrichting voor jeugdigen na een veroordeling voor diefstal met geweld. De rechtbank behandelde de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de PIJ-maatregel met twaalf maanden. De veroordeelde, geboren in 1994, verblijft in een kliniek en heeft in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling doorgemaakt, hoewel er zorgen zijn over zijn middelengebruik en de kans op recidive. De deskundigen gaven aan dat de veroordeelde vaardigheden heeft geleerd en dat er een afname van het recidiverisico is, maar dat het middelengebruik een verhoogd risico op gewelddadig gedrag met zich meebrengt. De rechtbank overwoog dat de veiligheid van anderen en de verdere ontwikkeling van de veroordeelde in het belang zijn van de verlenging van de maatregel. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel gerechtvaardigd was, ondanks de positieve ontwikkelingen in de behandeling van de veroordeelde. De beslissing werd genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank zich verenigde met het advies van de inrichting en de deskundigen. De PIJ-maatregel werd met twaalf maanden verlengd, waarbij de rechtbank de wettelijke bepalingen in acht nam.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839246-10
Beslissing verlenging plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
Beslissing in de zaak van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren [geboorteplaats] op [1994],
verblijvende [kliniek].
Het onderzoek van de zaak
Bij vonnis van de rechtbank van 15 december 2010 is de veroordeelde voornoemd geplaatst in een inrichting voor jeugdigen.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank d.d. 28 januari 2013, strekt tot verlenging van de termijn van plaatsing van voornoemde veroordeelde voor de duur van 12 maanden.
Deze vordering is behandeld op de achter gesloten deuren gehouden terechtzitting van deze rechtbank van 1 maart 2013.
Daarbij zijn de officier van justitie, de veroordeelde, zijn vader en de raadsman en de deskundige gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
- het advies van [kliniek] d.d. 12 december 2012, ondertekend door drs. S.M. Veerbeek, GZ-psycholoog/behandelcoördinator, en drs. E. Jetten, pedagogisch directeur;
- de omtrent de geplaatste veroordeelde gehouden wettelijke aantekeningen;
- het persoonsdossier van de veroordeelde;
De beoordeling
De vordering is tijdig ingediend.
De plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is toegepast ter zake diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
In voornoemd advies van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
"In het psychologische onderzoek uitgevoerd door het NIFP d.d. juni 2010 wordt aangegeven dat er bij [veroordeelde] in diagnostische zin sprake is van een gedragsstoornis NAO. In de persoonlijkheidsontwikkeling komen antisociale en narcistische trekken naar voren.
(...)
Kijkend naar de huidige ontwikkelingen en de nog aanwezige problematiek en daaraan gekoppelde risicofactoren moet het risico op recidive op dit moment matig ingeschat worden. Het risico op gewelddadig gedrag wordt op basis van de SAVRY eveneens op matig ingeschat.
(...)
Terugkijkend op de afgelopen periode van behandeling kan geconcludeerd worden dat [veroordeelde] met betrekking tot de problematiek waarvoor in aanleg de PIJ-maatregel opgelegd is een positieve ontwikkeling doorgemaakt heeft en er een duidelijke afname van het recidiverisico plaatsgevonden heeft. Gedurende de behandeling binnen de PIJ-maatregel heeft [veroordeelde] diverse vaardigheden geleerd en is er middels diverse vormen van behandeling en begeleiding gewerkt aan intrapsychische verandering. [veroordeelde] heeft gewerkt aan het generaliseren van nieuw aangeleerde vaardigheden naar meer ongestructureerde situaties en heeft geleerd hierbij verantwoordelijkheid te nemen voor eigen gedrag en juiste keuzes te maken. Middels de bewerking van de sociaal/contextuele factoren is gewerkt aan het creëren van stabiliteit en structuur in het dagelijks leven van [veroordeelde], die zodoende eveneens zorgen voor afname van het recidiverisico en op punten zelfs een beschermende waarde krijgen. De stabiliteit en structuur die contextuele factoren momenteel bieden vormen een belangrijk punt dat de uiting van nog aanwezige problematiek in de vorm van gevoeligheid voor krenking, egocentrisme en het bagatelliseren van eigen aandeel in situaties doet verminderen en zodoende de kans op recidiverisico doet verminderen. Het verminderd empathisch vermogen blijft eveneens zichtbaar gedurende de behandeling en lijkt moeilijk bewerkbaar te zijn.
Middels de ingezette aanpak op de groep zal verder gewerkt worden aan bovenstaande punten en leerdoelen. Parallel hieraan zal het verloftraject zoals reeds vormgegeven voortgezet worden. Verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag en initiatief nemen binnen het eigen traject zullen in de komende periode centraal staan.
(...)
Geadviseerd wordt om de PIJ-maatregel te verlengen met een periode van 12 maanden."
Veroordeelde heeft het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:"
Het liefst zou ik zo snel mogelijk weer naar buiten willen, maar ik kan me wel iets voorstellen bij de in het rapport genoemde argumenten. Ik heb nu al bijna een jaar verlof. Ik vind dat het toetsen wat ik aankan wel lang duurt. Ik heb liever niet dat de maatregel wordt verlengd.
Het klopt dat ik een keer naar school ben gegaan in plaats van naar mijn werk. Dat was een miscommunicatie met mijn werkgever. Hij had me verteld dat ik die dag niet aanwezig hoefde te zijn. Ik ben toen op eigen initiatief naar school gegaan en heb de inrichting daarover niet ingelicht. Ik heb me niet gerealiseerd dat dat problemen zou kunnen opleveren. Achteraf bezien had ik de inrichting gewoon moeten bellen om het te vertellen.
Ik heb niet altijd meegewerkt aan urinecontroles. Daar heb ik altijd problemen mee gehad. Vooral de laatste tijd is het wat dat betreft niet goed gegaan. De afspraken over de urinecontroles waren mij niet duidelijk. Ik heb ook meegewerkt aan urinecontroles, toen ik wel een jointje had gerookt. Vanaf januari 2013 ben ik twee keer positief getest bij urinecontroles. Ik beloof dat ik er in de toekomst aan mee zal werken. Ik kan dat ook gewoon buiten de inrichting laten zien. Nu sta ik met één voet binnen en met één voet buiten. Ik wil ook graag werken. Ik werk nu een middag per week en ik wil daarnaast graag een avond in een restaurant gaan werken. Dat laatste ga ik pas doen als ik helemaal buiten de inrichting verblijf.
Tijdens mijn meerdaags verlof verblijf ik bij mijn ouders. Dat gaat heel goed.
De deskundige S.M. Veerbeek, behandelcoördinator bij [kliniek], heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
In de inrichting doorlopen wij altijd een geheel verloftraject. Op die manier worden verantwoordelijkheden en vrijheden stapsgewijs uitgebreid. De ervaring leert dat als jongeren meer vrijheid krijgen, ze ook vrijer omgaan met afspraken. Veroordeelde nam in de eerste periode niet zelf de verantwoordelijkheid, hij legde de schuld buiten zichzelf. Dat deed hij bijvoorbeeld ook toen hij op eigen houtje naar school ging in plaats van naar zijn werk. We zien wel dat hij nu steeds meer eigen verantwoordelijkheid neemt.
Op het moment dat hij urinecontroles weigerde, konden we geen beeld krijgen van de situatie met betrekking tot het middelengebruik. In de laatste periode, vanaf januari 2013, zien we dat veroordeelde weer meer drugs gebruikt. Dat baart mij zorgen. Het middelengebruik is nu dus weer meer op de voorgrond aanwezig, terwijl veroordeelde zelf aangeeft dat het geen probleem meer is. Ik twijfel of hij zich kan onthouden van middelengebruik als hij meer vrijheden krijgt.
Wel gaat het goed met school en werk. Veroordeelde gaat ook op meerdaags onbegeleid verlof naar huis. In dat opzicht doet hij het goed. We moeten de verloven stapsgewijs verder uitbouwen. Dan kunnen we op een stabiele manier werken aan resocialisatie.
Tijdens het Scholings- en Trainingsprogramma (STP) is veroordeelde volledig buiten. Dat programma gaat voor veroordeelde in de zomer van 2013 van start. Hij blijft dan wel onder toezicht van de reclassering. Op die manier kunnen we wel volgen hoe hij het doet als hij volledig buiten de inrichting is. Hij verblijft op dat moment gewoon thuis.
De kans op gewelddadig gedrag is volgens ons matig. Die kans is een periode laag geweest, maar nu is de kans toch weer matig naar onze inschatting. Eén van de factoren daarbij is het middelengebruik. Veroordeelde heeft soms nog negatieve opvattingen en een egocentrische houding. Dat is vooral het geval wanneer hij het gevoel heeft dat hem onrecht wordt aangedaan. Hij kan zijn verbale en fysieke agressie binnen de inrichting wel goed onder controle houden. Als veroordeelde weer middelen gaat gebruiken is de kans wel verhoogd dat er gewelddadig gedrag optreedt.
De officier van justitie heeft het volgende naar voren gebracht:
Ik handhaaf de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel met twaalf maanden
Ik begrijp dat veroordeelde vindt dat hij al een behoorlijke tijd binnen zit, gelet op zijn jeugdige leeftijd. Het duurt voor hem lang. De deskundige geeft aan dat gekeken moet worden hoe de situatie stabiliseert. We moeten dus eerst bekijken of het goed gaat. Het STP begint pas in de zomer van 2013. Dan moet bekeken worden hoe het tijdens het STP gaat en op die manier komt het advies tot verlenging met twaalf maanden tot stand. Dat kan ik volgen. De positieve resultaten uit urinecontroles zijn ook een reden om een vinger aan de pols te houden.
De raadsman heeft onder meer aangevoerd:
Bij de vordering tot verlenging van de maatregel is de vraag wat van belang is voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de persoon van veroordeelde. Natuurlijk moet aan de hand van verloven worden getoetst of het goed gaat met veroordeelde. Hij doet het goed, zelfs meer dan goed, op school en op zijn werk. Het verloop van de maatregel moet ook niet te langzaam gaan. Dan gaat veroordeelde zich misschien wel vervelen. Hij moet eerder een spreekwoordelijke schop onder zijn kont krijgen dan geremd worden in zijn ontwikkeling.
Dat de uitslagen van de urinecontroles vlak voor deze verlengingszitting positief waren, is natuurlijk absoluut geen slimme zet van veroordeelde.
Voor verlenging van de maatregel is op grond van artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van belang dat de criteria van artikel 77s Sr nog steeds van toepassing zijn. Aan het criterium dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het verlengen van de maatregel eist is niet voldaan. Veroordeelde gaat al met verlof en dat gaat goed. Gedurende de maatregel heeft er nooit een geweldsincident plaatsgevonden. Er kan dus niet worden gezegd dat voortzetting van de maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van personen.
Zelfs een positieve urinecontrole en het feit dat hij zonder het te zeggen naar school is gegaan in plaats van naar zijn werk, is daarvoor niet voldoende.
De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting en met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige.
Veroordeelde heeft verklaard dat hij nog steeds middelen gebruikt, hetgeen ook blijkt uit de positieve urinecontroles. De deskundige heeft met betrekking tot het middelengebruik aangegeven dat dit de kans op gewelddadig gedrag verhoogt. Daarbij weegt de rechtbank mee dat hij is veroordeeld voor een overval in een woning. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist, terwijl voorts deze maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde voornoemd.
De wettelijke aantekeningen geven evenmin aanleiding tot een ander oordeel.
Gelet op de artikelen 14h, 14i, 14j, 77s, 77t, 77u van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING.
Verlengt de termijn gedurende welke de veroordeelde [veroordeelde] is geplaatst in een inrichting voor jeugdigen met twaalf maanden.
Deze beslissing is gegeven op 15 maart 2013 door
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter, tevens kinderrechter-plv.,
mr. P.J.H. van Dellen en mr. S.J.O. de Vries, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A. Bernsen, griffier.