ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ4221
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.M.J. Raeijmaekers
- C.B.M. Bruens
- M. Senden
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in afpersingszaak door gebrek aan bewijs
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is de verdachte vrijgesproken van afpersing wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De zaak betreft een incident dat zich voordeed tussen de verdachte en de aangever, waarbij de verdachte in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 25 augustus 2012 in Rosmalen de aangever zou hebben gedwongen tot de afgifte van een personenauto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte en de aangever waren eerder mededaders in een andere afpersingszaak, wat de context van hun relatie beïnvloedde.
De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen zorgvuldig gewogen. De aangever verklaarde dat hij zich gedwongen voelde door de verdachte, die hem dreigende woorden zou hebben toegesproken. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever onvoldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de verdachte niet zodanig waren dat de aangever zich gedwongen voelde tot de afgifte van zijn auto. De rechtbank benadrukte dat voor een bewezenverklaring van afpersing vereist is dat de gedragingen van de verdachte de wils- en keuzevrijheid van de aangever dermate hebben beperkt dat er geen sprake meer kon zijn van vrijwillig handelen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde afpersing en heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken op 15 maart 2013 door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting.