ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ4217

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
01/833103-08
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 maart 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de veroordeelde, geboren in 1992. De veroordeelde was eerder geplaatst in een inrichting voor jeugdigen op basis van ernstige delicten, waaronder verkrachting en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel behandeld tijdens een zitting op 1 maart 2013, waarbij de veroordeelde, zijn ouders, zijn raadsman en deskundige mw. drs. V.E.C.M. van Tour aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in het verleden al meerdere keren in een inrichting heeft verbleven en dat zijn plaatsing eerder is verlengd. De deskundige heeft in haar advies aangegeven dat het recidiverisico van de veroordeelde momenteel als matig tot hoog wordt ingeschat. De rechtbank heeft de noodzaak van verdere behandeling onderbouwd en geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de veroordeelde een verlenging van de maatregel vereisen.

De rechtbank heeft echter in afwijking van het advies van de inrichting besloten om de verlenging te beperken tot één jaar, in plaats van de gevraagde twee jaar. Dit besluit is genomen om de voortgang van de behandeling en het resocialisatietraject van de veroordeelde nauwlettend te volgen. De rechtbank heeft de hoop uitgesproken dat de veroordeelde in staat zal zijn om positieve ontwikkelingen voort te zetten en dat hij uiteindelijk kan resocialiseren. De beslissing is genomen met inachtneming van de artikelen 14h, 14i, 14j, 77s, 77t, 77u van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/833103-08
Datum uitspraak: 15 maart 2013
Beslissing verlenging plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
Beslissing in de zaak van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992]
verblijvende in: [kliniek].
Het onderzoek van de zaak.
Bij vonnis van de rechtbank van 2 maart 2009 is de veroordeelde voornoemd geplaatst in een inrichting voor jeugdigen. Deze plaatsing is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank d.d. 5 maart 2012 met één jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank d.d. 24 januari 2013, strekt tot verlenging van de termijn van plaatsing van voornoemde veroordeelde voor de duur van twee jaar.
Deze vordering is behandeld op de achter gesloten deuren gehouden terechtzitting van deze rechtbank van 1 maart 2013. Daarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde, zijn ouders, zijn raadsman en de deskundige mw. drs. V.E.C.M. van Tour (gedragsdes-kundige).
In het dossier bevinden zich onder andere:
*het verlengingsadvies van [kliniek], opgemaakt en ondertekend d.d. 11 december
2012 door drs. V. van Tour voornoemd en L. Huizenga (directeur);
*het zevende en achtste perspectiefplan respectievelijk d.d. 17 juli 2012 en 19 november
2012;
*een eindverslag delictanalyse d.d. 23 maart 2012;
*het persoonsdossier van de veroordeelde.
De beoordeling.
De vordering is tijdig ingediend.
De plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is toegepast terzake van 'verkrachting' en 'poging tot zware mishandeling', terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd verlengingsadvies van [kliniek] is onder meer het navolgende gesteld, verkort en zakelijk weergegeven:
Op basis van de SAVRY wordt het recidiverisico van [veroordeelde] momenteel als matig tot
hoog ingeschat. Concluderend kan gesteld worden dat [veroordeelde] binnen de huidige
residentiële setting langzaamaan stappen zet richting bewerking van zijn persoon-
lijkheidsproblematiek, waarbinnen een lacunaire gewetensontwikkeling, impulsivitieit,
grote spanningsbehoefte en vermijdende, primitieve (narcistische) afweer het risico op
herhaling van delicten in de toekomst vergroten. De huidige externe sturing, structuur en
behandeling, bieden [veroordeelde] steeds de mogelijkheid om zijn copingvaardigheden en
kritische zelfreflectie te vergroten zodat hij straks beter op een constructieve wijze in plaats
van een destructieve en gevaarzettende wijze om kan gaan met frustratie, krenking,
tegenslag en ander negatieve ervaringen en emoties. Gezien de taaiheid van deze
problematiek, de massale afweer van [veroordeelde] en zijn beperkte intrinsieke motivatie voor
wezenlijke verandering, is het wenselijk de komende periode de behandelmotivatie van
[veroordeelde] verder te vergroten door waar mogelijk aan te sluiten bij zijn kunnen en interesse.
Het verlof kan hier mogelijk een stap in zijn. Ook de betrokkenheid van de ouders van
[veroordeelde] kan helpend zijn in het slagen van de behandeling, waarbij rekening moet worden
gehouden met de mogelijkheden van ouders en de behoeften van [veroordeelde] hierin. [veroordeelde]
geeft momenteel aan niet meer bij zijn ouders te willen gaan wonen en niet op hen te willen
hoeven terugvallen.
De inschatting is dat de behandeling en bijbehorende stappen richting resocialisatie nog
lange tijd in beslag zullen nemen. De aandacht zal in de behandeling vooral gericht blijven
op het bewerken van de afweer van [veroordeelde], het vergroten van zijn frustratietolerantie en
het vasthouden en uitbreiden van aangeleerde adequate copingvaardigheden. Aangezien de
creatieve therapie is stopgezet door [veroordeelde], zal gezocht worden naar een andere, passende
vorm van therapie om tot de kern van de problematiek te kunnen doordringen. Hiertoe zal
op korte termijn de inzet van fase 2 van de delictanalyse als interventie worden besproken.
De individuele gesprekken zullen blijven plaatsvinden en ook de dagelijkse behandeling op
de leefgroep (volgens de YOUTURN methodiek) en binnen onderwijs blijft gehandhaafd.
In de komende periode zal gestart worden met verloven als onderdeel van de behandeling.
Wij adviseren de rechtbank de PIJ maatregel te verlengen met de duur van twee jaar. Na
deze periode is het van belang dat de ontwikkeling van [veroordeelde] op genoemde
behandeldoelen en risicofactoren opnieuw wordt getoetst.
Zoals hierboven genoemd, wordt het van belang geacht dat de huidige behandeling die is
ingezet ten minste voor de periode van twee jaar zal worden voortgezet teneinde de
ontwikkeling van [veroordeelde] te bestendigen en te waarborgen en de nog steeds aanwezige kans
op recidive op de korte, middellange en langere termijn te minimaliseren.
De veroordeelde heeft verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik vind het een teleurstellend advies. Ik zie in de adviezen steeds hetzelfde terugkomen.
Ik hoor u zeggen dat er bij mij kennelijk sprake is van een soort jojo-effect. Ik zou goede periodes afwisselen met mindere periodes en ik zou afhaken als het erop aankomt of als men te dichtbij komt. Ik ben het met het laatste volstrekt niet eens.
Ik moest de creatieve therapie volgen om voor verlof in aanmerking te komen. Dit terwijl ik reeds vele trainingen en (gedrags)therapieën had gevolgd. Ik heb de creatieve therapie vier maanden gevolgd. Ik heb echt getracht de therapie af te ronden, echter dat is niet gelukt. De
samenwerking met de therapeute verliep ook heel stroef. Daarnaast had ik ook niet het idee dat ik met deze therapie erop vooruit ging. Er zat geen diepgang in. Het bleef maar opper- vlakkig. Ik heb dat ook bij de therapeute aangekaart. Ik heb haar op meerdere momenten aangegeven dat ik het niet goed vond gaan. Ik heb eerder de Out of Circle therapie gevolgd en daar heb ik wel veel aan gehad. Die therapie had veel meer diepgang.
U houdt mij voor dat er de afgelopen periode nogal wat incidenten hebben plaatsgevonden.
Ik houd het op dit moment moeilijk vol. Dat uit zich in die incidenten. Als ik de dagelijkse gang van zaken in [kliniek] bekijk, dan vraag ik mij af wat ik daar doe. Ik geef u hiervan een voorbeeld. Ik voel mij niet op mijn gemak bij mijn groepsgenoten. Er zitten echte criminelen tussen en er heerst een machogedrag waar ik niet van houd. Als ik mij
daar dan van wil distantiëren door mij op mijn kamer terug te trekken, dan wordt mij dat tegengeworpen.
Het klopt dat ik een handgemeen heb gehad met een groepsgenoot. Ik hoor u zeggen dat u een dergelijke geweldscomponent terugziet in mijn indexdelicten. Zoals gezegd voel ik mij niet op mijn gemak bij mijn groepsgenoten. Ik heb drie jaar lang naar niemand een hand uitgestoken. Ik was juist degene die dreigende escalaties aan de leiding meldde. Ik begrijp het best als men zegt dat ik soms slecht gedrag vertoon. Dat komt door de uitzichtloosheid van de huidige situatie en omdat ik mij niet op mijn gemak voel bij mijn groepsgenoten. Uiteraard is dat geen vrijbrief voor slecht gedrag, doch het is wel van invloed op mijn stemming en gedrag.
U houdt mij voor dat ik nog onvoldoende copingvaardigheden zou hebben en dat het recidiverisico daarom als matig tot hoog wordt ingeschat. Ik krijg zelf altijd van de behandelaars te horen dat er niets zal gaan gebeuren als ik nu naar buiten zou gaan.
Ik zal niemand teleurstellen als ik nu terugkeer in de maatschappij.
De deskundige mw. drs. V.E.C.M. van Tour, optredend namens voornoemd hoofd van de inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies.
Zij heeft voorts het navolgende, verkort en zakelijk weergegeven, verklaard:
Er is bij betrokkene sprake van een zeer wisselende motivatie met een negatieve ondertoon. Er is weinig intrinsieke motivatie om echt iets te veranderen. Betrokkene heeft een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Hij heeft moeite met de coping van frustratie, krenking en tegenslag. Hij heeft de neiging om zich dominant op te stellen, zich boven een situatie of persoon te plaatsen als hij geraakt wordt. Betrokkene is geneigd om vanuit zijn narcistische afweer te reageren. Hierin ligt het recidivegevaar. Hij moet leren omgaan met kwetsbare negatieve gevoelens. Hoewel hij hier goed aan werkt, dient anderzijds te worden vastgesteld dat het allemaal heel oppervlakkig blijft. Het ontbreekt aan emotionele diepgang. Betrokkene heeft ook te weinig probleeminzicht.
Betrokkene heeft zojuist verklaard dat de creatieve therapie een gebrek aan diepgang heeft. Dat verwijt heb ik meerdere keren met hem besproken. Hij heeft daar echter een geheel andere visie over. Het is overigens wel zo dat wij samen met hem voor deze therapie hebben gekozen.
Er is sprake van taaie problematiek. In de afgelopen periode zijn ook weer incidenten geweest waarin je de problematiek terugziet. In de diverse incidenten voelde betrokkene zich op een of andere wijze gekrenkt. Hij kan dan passief agressief reageren. Ik bedoel daarmee verbaal agressief en ondermijnend. Als wij hem daar dan vervolgens op aanspreken dan erkent hij meestal dat hij beter anders had kunnen reageren, echter als wij hier dan dieper op in willen gaan wordt het weer oppervlakkig. Dit is inherent aan zijn persoonlijkheidsproblematiek.
Wij gaan de komende periode inzetten op het opdoen van positieve ervaringen.
Wij gaan verder met fase 2 van de delictsanalyse. In deze fase worden de risicodoelen bewerkt, teneinde het risicogevaar in te dammen. Betrokkene is hiervoor overigens niet gemotiveerd. Voorts wordt de komende periode met begeleid verlof gestart. Inmiddels hebben we de goedkeuring voor begeleid verlof uit Den Haag ontvangen. Betrokkene zou eigenlijk afgelopen week op verlof zijn gegaan, maar dit is niet doorgegaan vanwege incidenten waarbij sprake was van gezagsondermijnend gedrag, respectloosheid jegens behandelaars en een gebrek aan motivatie. Het verlof zal echter weer worden opgepakt. Betrokkene zal stapsgewijs naar de maatschappij worden toegewerkt.
De raadsman houdt mij voor dat in het verlofplan hele kleine stapjes worden gemaakt, waarbij betrokkene hele basale handelingen, zoals het doen van boodschappen, weer
moeten worden aangeleerd; de raadsman vraagt zich of hoe het kan dat betrokkene dat weer moet leren.
Het gaat er vooral om om te kijken hoe betrokkene buiten de structuur van [kliniek]
omgaat met dagelijkse situaties. Hierbij moet bedacht worden dat hij vier jaren binnen de muren van een inrichting heeft verbleven. Er zijn buiten de inrichting allerlei situaties denkbaar waarbij betrokkene geraakt wordt. Hij zal daarmee moeten oefenen en moeten laten zien dat hij daarmee om kan gaan.
Betrokkene heeft op enig moment kenbaar gemaakt dat een kennis van hem een arbeids-/
stageplek voor hem zou hebben. Hij was daar heel enthousiast over. Wij hebben dat serieus doch rustig opgepakt. Betrokkene pakt wel vaker dingen op om ze vervolgens weer te laten liggen. Wij hebben die kennis uitgenodigd voor een gesprek. Er is een gesprek geweest op [kliniek]. Wij hebben afgesproken om een koppeling met het onderwijs te maken, in die zin dat wordt bekeken wat je allemaal nodig hebt voor de aangeboden arbeidsplek, hetgeen vervolgens binnen het onderwijs wordt opgepakt, teneinde betrokkene in staat te stellen om aan zijn toekomst te werken. Betrokkene heeft daar ook positief op gereageerd. Een en ander wordt dus vanuit het onderwijs opgepakt. Mogelijk dat betrokkene binnen het kader van het begeleid verlof hiervoor nog meer ruimte krijgt. Het is overigens wel zo dat de motivatie van betrokkene inmiddels al weer is afgenomen.
Gelet op de onderliggende persoonlijkheidsproblematiek en onze ervaringen met betrokkene schatten wij in dat de verdere behandeling en de invulling van het resocialisatietraject nog lange tijd in beslag zal nemen. Vandaar ons advies om de maatregel met twee jaren te verlengen.
De veroordeelde heeft verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
De deskundige zegt dat mijn motivatie voor de aangeboden werk-/stageplek wat is verminderd. Ik heb gezegd dat ik twijfel om mijn kennis te bellen. Hij heeft het namelijk heel erg druk. Ik wilde hem er dan ook niet telkens mee lastigvallen. Daarom heb ik aangegeven om het vooralsnog op een laag pitje te houden.
De moeder van veroordeelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Wij zijn zeer teleurgesteld over het advies van de inrichting om de maatregel met twee jaren te verlengen. Vorig jaar heeft uw rechtbank immers nog tot een verlenging van één jaar geoordeeld. Wij hadden er oprecht op gehoopt dat er naar vrijheid en verlof zou zijn toegewerkt. Echter, eerst nu is er sprake van begeleid verlof. Het is ons gevoel dat onze zoon telkens een sappig worstje wordt voorgehouden dat als het erop aan komt wordt teruggetrokken. Onze zoon past niet in de huidige leefgroep. De inrichting verwijt onze zoon dat hij niet over het verleden wil praten. Dat komt omdat hij dat verleden juist wil afsluiten. Het aanbod van de arbeids-/stageplek is eerst serieus genomen nadat er een gesprek op [kliniek] is geweest. Waarom wordt onze zoon telkens afgeremd en teruggefloten? Hij is bijna 21 jaar. Wij zien thans tot ons verdriet dat hij dreigt op te geven. Hij dreigt getraumatiseerd te raken. Hij raakt zijn ziel en spirit kwijt. De inrichting maakt onze zoon kapot. Wij hebben op regelmatige basis gesprekken op [kliniek] en krijgen dan slechts vage antwoorden op onze grieven.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik wijzig de vordering tot verlenging van de maatregel en beperk deze tot een termijn
van één jaar. Dat doe ik enkel om een vinger aan de pols te houden en niet omdat er geen langere termijn benodigd is. Er ligt een helder advies. Er is sprake van een matig tot hoog recidiverisico. Dit risico is gestoeld op de huidige verblijfsituatie van betrokkene. Een verdere behandeling is nodig. Er moeten nog vele stappen gemaakt worden in het prille resocialisatietraject. Betrokkene zal met de huidige leefgroep om moeten leren gaan. Ik
kan mij goed voorstellen dat bepaalde zaken gerelateerd aan de persoonlijkheidsproble-
matiek van betrokkene doorbroken moeten worden. Dat is echter niet om hem kapot te maken zoals de moeder van betrokkene stelt.
De raadsman van veroordeelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Mijn cliënt is inmiddels een volwassen man van bijna 21 jaar. Hij is grotendeels volwassen geworden onder de hoede van de overheid. Hij is er van overtuigd dat hij buiten de muren van de inrichting zijn leven op maatschappelijk verantwoorde wijze kan oppakken. Daar hoort een onomkeerbare keuze voor het niet plegen van nieuwe delicten bij. Het recidive-risico zou in de persoonlijkheidsstructuur van mijn cliënt zijn gelegen. Dat geldt echter niet in overwegende mate. Het gaat om keuzes die gemaakt worden. Mijn cliënt kiest niet voor crimineel gedrag. Hij voelt zich dan ook niet thuis bij zijn criminele groepsgenoten. Ik begrijp niet waarom hem dat in negatieve zin wordt aangerekend. Ik schrik er zo nu en dan van als ik mijn cliënt aan de telefoon krijg. Hij klinkt depressief en lijkt de zaak op te geven. Wellicht dat hij als gevolg van (mogelijke) depressies last heeft van concentratieverlies en daardoor geen zaken voor elkaar krijgt. De inrichting lijkt op een snelkookpan met allerlei ingrediënten waar mijn cliënt niets aan heeft. Niet mijn cliënt maar de behandelaars hebben voor een bepaalde behandeling gekozen. Zij moeten zich afvragen of het mogelijk aan de behandeling ligt dat bepaalde zaken niet lukken. Op enig moment loopt de maatregel ten einde en komt mijn cliënt terug in de maatschappij. De vraag die de behandelaars zich moeten stellen is hoe zij mijn cliënt aan de maatschappij gaan afleveren. Wat is het effect van de behandeling op mijn cliënt? Dat zie ik niet terug in het advies. Het voortduren van
de huidige behandeling beschadigt mijn cliënt veeleer dan dat het enig voordeel oplevert.
Het feit dat hij na vier jaren verblijf in een inrichting de meest basale zaken moet aanleren
is verontrustend en geeft wat mij betreft de huidige destructieve situatie aan. De rapportages
geven geen redelijk perspectief voor de gekozen aanpak. Ik verzoek u dan ook om de vordering tot verlenging van de maatregel af te wijzen. Subsidiair verzoek ik u om de verlenging te beperken tot een termijn van één jaar.
De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting en met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige in die zin, dat ook de rechtbank van oordeel is dat de termijn van de maatregel dient te worden verlengd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn het recidiverisico (matig tot hoog) en de noodzaak van een verdere behandeling voldoende gemotiveerd onderbouwd in genoemd advies en toelichting. Het (primaire) verzoek van de raadsman tot beëindiging van de PIJ-maatregel wordt dan ook afgewezen.
De rechtbank is aldus van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist, terwijl voorts deze maatregel in het belang van is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde voornoemd.
Het zevende en achtste perspectiefplan geven geen aanleiding tot een ander oordeel.
De rechtbank acht met de officier van justitie en in afwijking van het verlengingsadvies
en het standpunt van de deskundige ter terechtzitting termen aanwezig om de verlenging van de maatregel te beperken tot een termijn van één jaar. Veroordeelde heeft de afgelopen periode licht positieve ontwikkelingen op het gebied van copingvaardigheden geboekt. Daarnaast zal in de komende periode gestart worden met het verloftraject. De rechtbank wenst een vinger aan de pols te houden door zich reeds over een jaar te doen informeren over het verloop van de behandeling van veroordeelde en de voortgang van het resocialisatie-/verloftraject. De rechtbank spreekt hierbij de hoop uit dat veroordeelde alsdan in staat is gebleken om genoemde positieve ontwikkelingen voort te zetten.
Gelet op de artikelen 14h, 14i, 14j, 77s, 77t, 77u van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING.
Verlengt de termijn gedurende welke de veroordeelde [veroordeelde] is geplaatst in een inrichting voor jeugdigen met één jaar.
Deze beslissing is gegeven op 15 maart 2013 door
mr. C.B.M. Bruens, voorzitter, tevens kinderrechter-plv.,
mr. M. Senden en mr. E.M.J. Raeijmaekers, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier.