ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ3191

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
01/845267-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige door verzorgende

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn stiefdochter, een minderjarige. De feiten vonden plaats tussen 16 augustus 2010 en 23 augustus 2012, waarbij het slachtoffer, geboren in 1998, op dat moment 12 jaar oud was. De verdachte heeft erkend gemeenschap te hebben gehad met het slachtoffer, dat resulteerde in een zwangerschap en een abortus op 14-jarige leeftijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte stelselmatig ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar en heeft de vordering van de benadeelde partij, ter hoogte van € 15.000, toegewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de kwetsbare positie van het slachtoffer en de ernst van de gepleegde feiten. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en de rechtbank heeft ook rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een geestelijke stoornis die zijn gedrag beïnvloedde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is tot betaling van het toegewezen bedrag, subsidiair 110 dagen hechtenis. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01/845267-12
Datum uitspraak: 05 maart 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1972],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in p.i. Grave, locatie "Oosterhoek" [HvB (Unit A + B)] te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 november 2012 en 19 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 november 2012. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 19 februari 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 augustus 2010 tot en met 23 augustus 2012 te Reek, gemeente Landerd, en/of Maasbommel, (en/of) (althans) (elders) in Nederland meermaals, althans een maal met (de minderjarige/het kind) [slachtoffer] (geboren op [1998]), die hij - verdachte - verzorgde en opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of die aan zijn zorg was toevertrouwd, (en) die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- (telkens) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- (telkens) zijn penis door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- (telkens) een (of) meerdere van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- (telkens) de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- (telkens) (met) zijn tong in de de vagina van die [slachtoffer] gebracht, althans (aan) de vagina van die [slachtoffer] gelikt;
(artikel 245 juncto 248 van het Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De rechtmatigheid van de aanhouding van verdachte.
De rechtbank stelt - aan de hand van het daarvan opgemaakte proces-verbaal van aanhouding [pag. 20 dossier] - vast dat het proces-verbaal vermeldt dat verdachte op 23 augustus 2012 te 22.20 uur op heterdaad is aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 245 en/of artikel 249 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Evenals de raadsman van verdachte en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aanhouding van verdachte buiten heterdaad is geschied en dat de daartoe voorgeschreven formaliteiten niet in acht zijn genomen. Dit levert een vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting van 19 februari 2013 is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat door dit vormverzuim doelbewust of met grove verontachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan of dat verdachte door dit vormverzuim op welke wijze dan ook in zijn belangen is geschaad, temeer nu verdachte op 23 augustus 2012, voorafgaande aan zijn eerste verhoor die dag, door zijn raadsman is bezocht. De rechtbank volstaat dan ook met de enkele constatering dat het hiervoor genoemde vormverzuim heeft plaatsgevonden en zij zal daaraan geen gevolgen verbinden.
Bewijs
Inleiding.1
Verdachte heeft al een aantal jaren een relatie met [persoon 1]. Zij wonen aan de [adres] te [woonplaats]. Vanaf haar vierde levensjaar woont de kleindochter van [persoon 1], [slachtoffer], geboren op [1998],2 bij hen in en was zij aan de zorg van verdachte en haar oma toevertrouwd. In elk geval vanaf het moment dat [slachtoffer] de leeftijd van twaalf jaar had bereikt, is zij seksueel misbruikt door verdachte. Verdachte heeft in de gezinswoning gemeenschap met [slachtoffer] gehad, zij heeft hem afgetrokken, verdachte heeft zijn vingers in de vagina van [slachtoffer] gebracht, hij heeft haar borsten betast en hij heeft met zijn tong de vagina van [slachtoffer] gelikt. Daarnaast heeft verdachte ook in zijn schaapstal te [plaats], zijn vingers in de vagina van [slachtoffer] gebracht.3, 4
De verklaringen die [slachtoffer] en verdachte hebben afgelegd over het aantal keren dat de hiervoor omschreven ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, lopen uiteen. In de visie van verdachte is dat beduidend minder geweest dan de aantallen die [slachtoffer] noemt. De rechtbank zal zich daarover uitlaten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij is van oordeel dat de ontuchtige handelingen[slachtoffer]lachtoffer] en verdachte zouden hebben plaatsgevonden in de periode van 16 augustus 2010 tot 23 augustus 2012, waarbij hij ten aanzien van de frequentie waarin die handelingen hebben plaatsgevonden uitgaat van de verklaring die [slachtoffer] daarover heeft afgelegd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontuchtige handelingen tussen [slachtoffer] en verdachte niet gedurende de gehele ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden. Op basis van de door verdachte afgelegde verklaringen concludeert de raadsman dat de ten laste gelegde ontuchtige handelingen voor het eerst hebben plaatsgevonden omstreeks februari / maart 2011 en dat die handelingen medio mei / juni 2012 zijn geëindigd. Verder heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat voor het vaststellen van de frequentie van de ontuchtige handelingen aansluiting moet worden gezocht bij de verklaring die verdachte heeft afgelegd, omdat de verklaring die [slachtoffer] daarover heeft afgelegd in de ogen van de raadsman niet juist kan zijn.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat tussen [slachtoffer] en verdachte de in de tenlastelegging genoemde ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden.
De periode waarin de feiten hebben plaatsgevonden.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat deze feiten zich in een kortere periode hebben afgespeeld dan de periode die in de tenlastelegging is opgenomen. De rechtbank overweegt hierover het navolgende.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij vaak door verdachte werd aangeraakt, maar dat zij dit vervelend is gaan vinden nadat zij 12 jaar oud was geworden.5 Deze verklaring wordt bevestigd door de verklaring van verdachte dat de ten laste gelegde handelingen zijn begonnen nadat [slachtoffer] 12 jaar oud was.6 [slachtoffer] heeft bij haar verhoor op 30 augustus 2012 verklaard dat er de laatste twee tot drie maanden niets meer tussen haar en verdachte is voorgevallen.7
Deze verklaring wordt bevestigd door de verklaring die verdachte ter terechtzitting van 19 februari 2013 heeft afgelegd. Verdachte heeft toen verklaard dat er de laatste maanden voordat hij naar de politie ging - op 23 augustus 2012 - geen seksuele handelingen tussen [slachtoffer] en hem hebben plaatsgevonden.8
Uit de hiervoor genoemde verklaringen van [slachtoffer] en verdachte concludeert de rechtbank dat de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden in de periode van 16 augustus 2010 tot en met 1 juni 2012.
De frequentie van de ten laste gelegde handelingen
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de frequentie waarmee de ten laste gelegde handelingen tussen [slachtoffer] en verdachte hebben plaatsgevonden, lager is dan [slachtoffer] heeft verklaard. De rechtbank overweegt hierover het navolgende.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte in maart 2012 voor de eerste keer met zijn penis in haar vagina is geweest. Dat gebeurde in de woning en in het bed van verdachte. De gemeenschap vond drie keer op de slaapkamer van verdachte plaats, een keer op zolder, een keer in de douche, een keer in de woonkamer op de bank, een keer op de grond in de woonkamer, een keer op de keukentafel, een keer op de grond in de keuken en een keer in de stal in [plaats].9 De laatste keer was in mei / juni 2012.10 Verdachte heeft erkend dat hij het laatste half jaar voor zijn aanhouding, vier keer gemeenschap met [slachtoffer] heeft gehad.11
Op dit onderdeel van de tenlastelegging volgt de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] zoals die hiervoor is weergegeven en niet de verklaring van verdachte. Deze verklaring van (slachtoffer) is dermate concreet en gedetailleerd dat de rechtbank op dit onderdeel zal uitgaan van de verklaring van [slachtoffer].
Tevens heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte haar twee jaar lang, soms wel elke dag, heeft gevingerd [pag. 179] in totaal wel 600 keer [pag. 155], dat zij verdachte moest aftrekken [pag. 182] en dat hij heel vaak met zijn tong in haar vagina is geweest [pag. 182]. [slachtoffer] verklaart dat zij wel 1.000 keer op plaatsen door verdachte is aangeraakt waar zij dat niet wilde [pag. 177].
Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 februari 2013 verklaard dat de keren dat er ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, aanzienlijk minder zijn dan [slachtoffer] heeft verklaard. Verdachte heeft erkend dat hij [slachtoffer] enkele tientallen keren heeft gevingerd en dat hij haar 10 tot 15 keer heeft gebeft.
Noch uit het onderzoek ter terechtzitting, noch uit de inhoud van het procesdossier heeft de rechtbank kunnen herleiden, hoe vaak [slachtoffer] door verdachte is gebeft en hoe vaak zij door verdachte is gevingerd. Voor geen van de verklaringen die [slachtoffer] en verdachte over deze onderdelen van het ten laste gelegde hebben afgelegd, is steunbewijs voorhanden. Daarom zal de rechtbank op deze onderdelen uitgaan van hetgeen verdachte dienaangaande heeft erkend.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 16 augustus 2010 tot en met 1 juni 2012 te Reek, gemeente Landerd, en/of Maasbommel, met de minderjarige [slachtoffer], geboren op [1998], die hij - verdachte - verzorgde en opvoedde als behorend tot zijn gezin en die aan zijn zorg was toevertrouwd en die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- zijn penis door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- met zijn tong in de vagina van die [slachtoffer] gelikt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 245 en artikel 248, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
* een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 15.000,--
onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag van € 15.000,-- subsidiair 110 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een aan verdachte op te leggen straf fors lager moet zijn dan de door de officier van justitie gevorderde straf omdat de raadsman van oordeel is dat de periode waarin de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden, korter is en het aantal ontuchtige handelingen lager is geweest, dan waarvan de officier van justitie in het requisitoir is uitgegaan. Bovendien moet de op te leggen straf zodanig van omvang zijn dat verdachte nog een reëel zicht heeft op het moment waarop hij in de maatschappij terug kan keren.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het nadeel van verdachte weegt mee
Verdachte heeft gedurende ongeveer 22 maanden stelselmatig ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter, [slachtoffer], gepleegd. Zij was in de periode tussen de twaalf en veertien jaar oud. Deze handelingen vonden meestal in de gezinswoning plaats, vaak op het moment dat de oma van [slachtoffer] en toenmalige partner van verdachte, elders in die woning was. De ontuchtige handelingen die [slachtoffer] heeft moeten ondergaan hebben plaatsgevonden in een omgeving waar zij zich juist veilig en geborgen had moeten voelen, namelijk in de gezinswoning waar andere gezinsleden aanwezig waren. Dat gevoel van veiligheid heeft verdachte teniet gedaan. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan omdat verdachte wist dat [slachtoffer], voordat zij bij verdachte en haar oma kwam wonen, al een problematische thuissituatie had meegemaakt bij haar moeder.
[slachtoffer] bevond zich ten opzichte van verdachte in een afhankelijke, kwetsbare positie. Door zijn handelen heeft verdachte op verregaande wijze inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en hij heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de voor haar mogelijk nadelige gevolgen van zijn handelen. De ontuchtige handelingen bestonden onder meer uit het hebben van gemeenschap tussen [slachtoffer] en verdachte. Verdachte heeft erkend dat hij tweemaal onbeschermd gemeenschap met [slachtoffer] heeft gehad en dat hij daarna samen met haar condooms is gaan kopen, uit een soort angst of wroeging voor de mogelijke gevolgen van zijn handelen. Desondanks is verdachte daarna, hoewel hij wist dat dit verboden was, doorgegaan met het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer], waaronder het hebben van gemeenschap met haar.
Door de gemeenschap die verdachte met het slachtoffer heeft gehad, is [slachtoffer] zwanger geraakt. Deze zwangerschap is een laat stadium vastgesteld en is in de 23e week door abortus geëindigd. Abortus is een zeer ingrijpende gebeurtenis en zeker voor het slachtoffer die toen de leeftijd van 14 jaar had. Deze omstandigheid zal de rechtbank zwaar laten meewegen bij het bepalen van de op te leggen straf.
De raadsman van verdachte heeft betoogd, dat niet is komen vast te staan dat [slachtoffer] van verdachte zwanger is geraakt. De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Uit het procesdossier en uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken van enige aanwijzing dat [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode seksuele contacten heeft gehad met andere personen dan verdachte. Het NFI heeft uit het DNA-verwantschapsonderzoek geconcludeerd, dat de kans dat verdachte de biologische vader van de foetus is ongeveer 170 miljoen keer groter is dan wanneer een man die niet verwant is aan verdachte de biologische vader is van de foetus. De vriendin van verdachte heeft verklaard dat toen zij hem meedeelde dat [slachtoffer] zwanger was, verdachte tegen haar heeft gezegd: "Ik ben de dader" De rechtbank acht het dan ook voldoende aannemelijk geworden, dat [slachtoffer] van verdachte zwanger is geraakt.
Aldus handelend heeft verdachte [slachtoffer] erg veel leed aangedaan. Naar bekend mag worden verondersteld worden ontuchtige handelingen als de bewezen verklaarde door slachtoffers als zeer ingrijpend ervaren, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] van 7 februari 2013. Het is nog maar de vraag of zij hiervan niet blijvend de gevolgen zal ondervinden. Op dit moment is [slachtoffer] onder [trauma]behandeling bij het centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie (naam centrum) te Oss.
In het voordeel van verdachte weegt mee
Op 8 februari 2013 hebben psychiater (naam psychiater) en psycholoog (naam psycholoog), beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, een rapport over verdachte uitgebracht. Op de in dat rapport genoemde gronden hebben zij geconcludeerd dat verdachte in de bewezen verklaarde periode lijdende was aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven en een orgasmestoornis. Door deze stoornis is het gedrag van verdachte beïnvloed en kan hem dit in licht verminderde mate worden toegerekend. De rechtbank neemt de conclusie en de gronden waarop die berusten, over en maakt die tot de hare.
Verdachte is niet eerder veroordeeld. Bovendien is ook verdachte getroffen door de gevolgen van zijn handelen. Het gezinsverband waarvan hij tot zijn detentie deel uitmaakte, is verbroken.
De strafmodaliteit
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke een langdurige vrijheidsbeneming met zich meebrengt. Voor oplegging van een deels voorwaardelijke straf ziet de rechtbank, gelet op de inhoud van de over verdachte uitgebrachte rapporten, geen grond.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank heeft een kortere periode bewezen verklaard dan de ten laste gelegde periode waarvan de officier van justitie is uitgegaan en de rechtbank is bij de bewezenverklaring uitgegaan van een lagere frequentie van het misbruik. De rechtbank is van oordeel dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar moet worden opgelegd, onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2012 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2012 delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt en opvoedt als behorend tot zijn gezin, zijnde een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
* een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
* Maatregel van schadevergoeding van € 15.000,-- subsidiair 110 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 15.000,-- (zegge: vijftienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 110 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 15.000,-- (zegge: vijftienduizend euro), bestaande uit immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. Van Dellen, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 5 maart 2013.
Mr. Damen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 In de voetnoten wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politieregio Brabant-Noord, divisie
informatie en opsporing, team zedencriminaliteit, registratienummer PL21T4 2012088310, afgesloten op 15 oktober 2012,
aantal doorgenummerde bladzijden: 314.
2 een afschrift uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Landerd, pag. 168
3 de verklaring van [slachtoffer], pag. 154, 155, 176, 177, 179, 180, 181 en 182
4 de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 februari 2013 afgelegd
5 de verklaring van [slachtoffer], pag. 177
6 de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 februari 2013 afgelegd
7 de verklaring van [slachtoffer], pag. 183
8 de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 februari 2013 afgelegd
9 de verklaring van [slachtoffer], pag. 181
10 de verklaring van [slachtoffer], pag. 183
11 de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 februari 2013 afgelegd