ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ2839

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
854070
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaringstermijn bij non-conformiteit na buitengerechtelijke ontbinding van koopovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 28 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de besloten vennootschap De Meubelconcurrent Eindhoven BV. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.G. van Heertum, had meubels gekocht voor een totaalbedrag van € 1.350,00, maar deze bleken bij aflevering beschadigd. Na meerdere klachten en een ingebrekestelling door Vluchtelingenwerk Oss, heeft de eiser op 19 mei 2010 de koopovereenkomst ontbonden en een terugbetaling van € 2.158,42 geëist. De Meubelconcurrent, vertegenwoordigd door mr. L.A.M. van den Eeden, voerde aan dat de vordering van de eiser verjaard was, omdat deze niet binnen de verjaringstermijn van twee jaar na de klacht had gehandeld. De kantonrechter oordeelde dat de rechtsvordering van de eiser was verjaard, omdat er geen stuiting van de verjaringstermijn had plaatsgevonden binnen de gestelde termijn. De rechter benadrukte dat de verjaringstermijn van artikel 7:23 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing was, en dat er geen reden was om een langere termijn te hanteren bij een betwiste buitengerechtelijke ontbinding. De eiser werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering en werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Kanton Eindhoven
Vonnis van 28 februari 2013
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
gemachtigde: mr. J.G. van Heertum,
tegen:
de besloten vennootschap De Meubelconcurrent Eindhoven BV,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L.A.M. van den Eeden.
Partijen worden hierna genoemd "[eiser]" en "Meubelconcurrent".
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit het volgende:
a. de dagvaarding;
b. de conclusie van antwoord;
c. de comparitie van partijen gehouden op 28 januari 2013, ten behoeve waarvan [eiser] op voorhand stukken in het geding heeft gebracht.
2. De feiten
Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast:
1. [eiser] heeft bij Meubelconcurrent een aantal meubels gekocht voor een bedrag van € 1.350,00. Daarna is nog een nabestelling gedaan van twee eetkamerstoelen.
2. De meubels zijn op 8 september 2009 geleverd. Bij de aflevering bleek dat het blad van de eettafel en de salontafel waren beschadigd.
3. Op 20 december 2009 heeft [eiser] zich wederom bij Meubelconcurrent gemeld met klachten over de meubels. Ditmaal waren de poten van de salontafel niet goed, de poten van de eettafel waren beschadigd, de scharnieren van de tv-kast waren niet in orde en de poten van een stoel waren beschadigd.
4. Bij brief van 20 april 2010 heeft Vluchtelingenwerk Oss namens [eiser] Meubelconcurrent in gebreke gesteld en een termijn van twee weken gegund om de gebreken te verhelpen.
5. Op 6 mei 2010 zijn twee medewerkers bij [eiser] thuis geweest om de gebreken te verhelpen.
6. Bij brief van 19 mei 2010 heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] de koop ontbonden en Meubelconcurrent gesommeerd een bedrag van € 2.158,42 terug te betalen aan [eiser].
7. Meubelconcurrent heeft bij brief van 28 mei 2010 geschreven dat [eiser] de uitvoering van de werkzaamheden had belemmerd, waardoor de werkzaamheden niet uitgevoerd konden worden. Meubelconcurrent heeft tevens aangeboden dat [eiser] nieuwe meubels mag uitzoeken en indien [eiser] overgaat tot annulering van de overeenkomst zal Meubelconcurrent het servicedossier sluiten.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert betaling van € 1.856,75, te vermeerderen met rente over de hoofdsom van € 1.375,00 en kosten als vermeld in de dagvaarding. [eiser] legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag. De door Meubelconcurrent geleverde meubels hadden diverse beschadigingen. Zowel [eiser] als zijn gemachtigde hebben Meubelconcurrent verzocht de gebreken te herstellen. Daartoe is Meubelconcurrent in gebreke gesteld en een termijn voor herstel gegund. Omdat Meubelconcurrent de gebreken niet heeft hersteld, heeft [eiser] de overeenkomst op 19 mei 2010 ontbonden en een bedrag van € 2.158,42 teruggevorderd. Omdat Meubelconcurrent weigerde te betalen was [eiser] genoodzaakt zijn incassogemachtigde in te schakelen. De hiermee gepaard gaande kosten dient Meubelconcurrent te betalen.
3.2. Meubelconcurrent voert - samengevat - het volgende verweer. De vordering van [eiser] is verjaard. [eiser] heeft op 19 mei 2010 de overeenkomst ontbonden. Hij heeft geen ongedaanmakingsverklaring uitgebracht. Ingevolge artikel 7:23 Burgerlijk Wetboek had [eiser] binnen twee jaar een vordering dienen in te stellen. De overeenkomst is op 19 mei 2010 ontbonden en op 25 september 2012 heeft [eiser] een dagvaarding uitgebracht. Daarmee heeft hij de tweejaren termijn overschreden.
Voorts betwist Meubelconcurrent dat er sprake is van een tekortkoming van haar zijde. Op 6 mei 2010 heeft zij getracht de gebreken te herstellen. [eiser] heeft die dag de werkzaamheden belemmerd en de medewerkers van Meubelconcurrent bedreigd. Nu er geen tekortkoming is aan de zijde van Meubelconcurrent heeft [eiser] de overeenkomst niet kunnen ontbinden. Daarnaast betwist Meubelconcurrent de beschadigingen. Die kunnen ook zijn ontstaan in de periode van ruim drie jaar die inmiddels zijn verstreken sinds de levering van de meubelen op 8 september 2009. Meubelconcurrent is dan ook niets verschuldigd aan [eiser].
4. De beoordeling
4.1. Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiser] aangegeven dat met de verklaring van 19 mei 2010 een nieuwe verbintenis tot ongedaanmaking tussen hem en Meubelconcurrent is ontstaan. Deze verbintenis kent een verjaringstermijn van vijf jaar en die is nog niet verlopen, aldus de gemachtigde van [eiser].
In reactie hierop heeft de gemachtigde van Meubelconcurrent aangegeven dat de verjaringstermijn van artikel 7:23 lid 2 BW van toepassing is, omdat het hier gaat om een rechtsvordering in verband met non-conformiteit.
4.2. De kantonrechter overweegt als volgt.
In deze zaak heeft na een eerdere tijdige klacht de toenmalige gemachtigde van [eiser] binnen de verjaringstermijn van twee jaar bij brief van 20 mei 2010 de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen en Meubelconcurrent gesommeerd om een bedrag van € 2.158,42 terug te betalen.
Bij brief van 28 mei 2010 heeft Meubelconcurrent gemotiveerd gereageerd en verweer gevoerd.
Er is vervolgens niet gebleken van enige stuiting van de verjaringstermijn binnen een periode van twee jaar na 20 mei 2010.
4.3. Art. 7:23 lid 2 BW bepaalt dat rechtsvorderingen en verweren, gegrond op feiten die de stelling zouden rechtvaardigen dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, verjaren door verloop van twee jaren na de overeenkomstig het eerste lid gedane kennisgeving. Naar ook blijkt uit de geschiedenis van haar totstandkoming, strekt deze bepaling, mede ter bescherming van de belangen van de verkoper, ertoe te gelden voor iedere rechtsvordering van de koper die - en ieder verweer van de koper dat - feitelijk gegrond is op het niet beantwoorden van de afgeleverde zaak aan de overeenkomst, ook indien door de koper op deze grondslag een andere rechtsvordering wordt gebaseerd (vgl bijvoorbeeld HR 21 april 2006, LJN AW2582: in dat geval was sprake van een vordering uit onrechtmatige daad naast een beroep op non-conformiteit).
4.4. In dat licht bezien en in aanmerking nemend dat de feitelijke grondslag van de rechtsvordering van [eiser] gelegen is in de stelling dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, wordt deze rechtsvordering beheerst door de verjaringsregel van art. 7:23 lid 2 BW.
Niet valt in te zien dat bij een, door de verkoper betwist beroep op buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst wegens non-conformiteit, een langere verjaringstermijn heeft te gelden.
4.5. Het vorenstaande leidt ertoe dat de rechtsvordering van [eiser] is verjaard door het verstrijken van een termijn van 2 jaar na zijn klacht op 20 mei 2010.
4.6. [eiser] kan derhalve niet worden ontvangen in zijn rechtsvordering.
4.7. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De kantonrechter:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, aan de zijde van Meubelconcurrent gevallen en vastgesteld op een bedrag van € 300,00 wegens gemachtigdensalaris (niet met btw belast).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.M. Rousseau, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2013.