ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ2670

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
831476
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot reiskostenvergoeding en imagoschadevergoeding afgewezen in het kader van CAO VVT

In deze zaak vorderden de eisers, waaronder de vereniging AbvaKabo FNV en enkele individuele werknemers, een schadevergoeding van Tzorg B.V. wegens het niet uitbetalen van reiskostenvergoeding en imagoschade. De eisers stelden dat er een overeenkomst was gesloten waarin was vastgelegd dat werknemers recht hadden op een netto reiskostenvergoeding van € 1,09 per werkdag. De eisers voerden aan dat deze vergoeding niet was uitbetaald voor dagen waarop zij ziek waren of verlof hadden genomen, wat volgens hen leidde tot imagoschade voor AbvaKabo.

Tzorg B.V. verweerde zich door te stellen dat zij geen werkgever was van de eisers en dus niet verplicht was om reiskostenvergoeding te betalen. De kantonrechter oordeelde dat Tzorg inderdaad geen werkgever was van de eisers, waardoor de vorderingen tot reiskostenvergoeding niet ontvankelijk waren. De rechter concludeerde dat de werknemers alleen recht hadden op vergoeding voor de dagen waarop zij daadwerkelijk hadden gewerkt.

Wat betreft de vordering tot imagoschade, oordeelde de kantonrechter dat AbvaKabo wel ontvankelijk was in haar vordering, maar dat er geen sprake was van een schending van de overeenkomst of de CAO VVT. De rechter wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 28 februari 2013.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Kanton ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 831476/253
Rolnummer : 12-5112
Uitspraak : 28 februari 2013
in de zaak van:
1) de vereniging AbvaKabo FNV,
gevestigd te Zoetermeer,
2) [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
3) [eiseres sub 3],
wonende te [woonplaats],
4) [eiseres sub 4],
wonende te [woonplaats],
5) [eiseres sub 5],
wonende te [woonplaats],
6) [eiseres sub 6],
wonende te [woonplaats],
eisers,
gemachtigde: mr. A.A.M. van der Zandt,
t e g e n
de besloten vennootschap Tzorg B.V.,
gevestigd te Uden,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.M. Kerkhof.
Partijen zullen hierna worden genoemd AbvaKabo, [eiseres sub 2], [eiseres sub 3], [eiseres sub 4], [eiseres sub 5] en [eisereres sub 6], respectievelijk Tzorg.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit het volgende:
a. de dagvaarding;
b. de conclusie van antwoord;
c. de conclusie van repliek;
d. de conclusie van dupliek.
2. Het geschil
2.1. Eisers vorderen de veroordeling van Tzorg tot betaling van
a. € 5.000,00 schadevergoeding aan Abvokabo;
b. € 32,70 aan [eiseres sub 2] terzake te weinig uitbetaalde reisvergoeding;
€ 37,06 aan [eiseres sub 3] terzake te weinig uitbetaalde reisvergoeding;
€ 58,86 aan [eiseres sub 4] terzake te weinig uitbetaalde reisvergoeding;
€ 33,97 aan [eiseres sub 5] terzake te weinig uitbetaalde reisvergoeding;
€ 28,34 aan [eisereres sub 6] terzake te weinig uitbetaalde reisvergoeding;
€ 54,50 aan mevrouw Clazina Hendrika Van Rheede terzake te weinig uitbetaalde reisvergoeding;
c. de proceskosten;
een en ander bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Zij leggen daaraan ten grondslag dat Tzorg met Abvokabo is overeengekomen dat aan de groep werknemers waartoe de andere eisers behoren € 1,09 per dag aan reiskostenvergoeding zou worden toegekend en dat die vergoeding niet is uitbetaald over ziekte- en verlofdagen waardoor Abovkabo imagoschade heeft geleden en de andere eisers nog een bedrag aan reiskostenvergoeding van Tzorg te vorderen hebben.
2.2. Tzorg voert als verweer primair dat zij geen werkgever is van eisers en dus ook geen reiskostenvergoeding verschuldigd, alsmede subsidiair dat eisers (met uitzondering van Abvokabo) alleen recht hebben op reiskostenvergoeding voor de dagen waarop zij daadwerkelijk gewerkt hebben.
3. De beoordeling
3.1. De kantonrechter constateert dat mevrouw [X]} geen partij is in dit geding. Uit niets blijkt op welke grond de andere eisers gerechtigd zijn om namens haar een vordering in te stellen. Daarom zijn eisers niet-ontvankelijk in hun vordering ter zake van mevrouw [X].
3.2. Het convenant van 1 december 2010 is gesloten tussen Tzorg, Tzorg Personeel B.V., CSU personeel B.V. en Abvokabo. De arbeidsovereenkomsten zijn gesloten tussen eisers 2 tot en met 6 en Tzorg Personeel B.V. Gelet daarop heeft Tzorg zich terecht op het standpunt gesteld dat de verkeerde partij is aangesproken. Tzorg is geen werkgever van eisers, en is hen reeds daarom geen reiskostenvergoeding verschuldigd. Gelet daarop zijn eisers niet-ontvankelijk ten aanzien van hetgeen wegens te weinig uitbetaalde reiskostenvergoeding is gevorderd.
3.3. Wel is Tzorg partij bij het convenant waarop de vordering tot vergoeding van imagoschade is gebaseerd. Daarom zijn eisers wel ontvankelijk in hun vordering ter zake van imagoschadevergoeding.
3.4.1. Abvokabo vordert vergoeding van imagoschade ten bedrage van € 5.000,00. Dat zij zich als contractspartij geconfronteerd ziet met een wederpartij die haar afspraken niet nakomt, heeft volgens haar een weerslag op haar imago omdat een akkoord met Abvokabo daardoor in de beleving van leden van Abvokabo en derden minder rechtszekerheid biedt. Het betreft volgens Abvokabo ook schending van een CAO-artikel.
3.4.2. In het convenant zijn partijen in artikel 3. overeengekomen dat de werknemer per dag waarop hij feitelijk arbeid heeft verricht, een netto reiskostenvergoeding van € 1,09 ontvangt, een en ander confrom artikel 9.3.2. van de CAO VVT.
In artikel 9.3.2 lid 1, aanhef en onder b van die CAO is bepaald dat de werknemer € 1,09 netto per dag ontvangt ongeacht het aantal afgelegde kilometers.
3.4.3. In de CAO is niet met zoveel woorden bepaald dat de werknemer recht heeft op een reiskostenvergoeding tijdens ziekte- en verlofdagen terwijl in het convenant is bepaald dat de werknemer slechts recht heeft op de reiskostenvergoeding voor iedere dag waarop hij feitelijk arbeid heeft verricht. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat de werknemer geen recht heeft op een reiskostenvergoeding voor de ziektedagen en de verlofdagen.
3.4.4. Het karakter van de reiskostenvergoeding leent zich ook niet voor uitkering daarvan voor dagen waarop de werknemer niet heeft gewerkt. Het is immers een vergoeding voor kosten die de werknemer heeft moeten maken om naar zijn werk te reizen waarbij de inspanning van het van- en naar het werk fietsen is begroot op € 1,09 netto per dag. Het is dan niet logisch om ook een vergoeding toe te kennen op dagen waarop die inspanning niet is verricht omdat op die dagen niet is gewerkt.
3.4.5. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat er geen sprake is van een schending van het convenant en dat er evenmin sprake is van een schending van de CAO VVT. Daarom kan Abvokabo geen imagoschade vorderen op de grond dat de overeenkomst tussen haar en Tzorg niet zou worden nagekomen.
3.5. De inhoud van de brief van 25 februari 2011 van de heer [Y], waarin staat dat een aanpassing zal volgen in de uitbetaling van reiskosten bij ziekte en/of vakantie doet aan het vorenstaande niet af. Dat die mededeling in een bespreking vervolgens is ingetrokken, zoals Tzorg heeft gesteld, is door Abvokabo onvoldoende betwist. Zij stelt slechts dat de betrokken collega, de heer [Z], deze stelling niet herkende en de vordering steunde. Zij heeft niet met zoveel woorden gesteld dat de mededeling niet tijdens een bespreking zou zijn ingetrokken.
3.5. Eisers worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
4. De beslissing
De kantonrechter:
wijst het in de dagvaarding onder a. en c. gevorderde af;
verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun vorderingen onder b.;
veroordeelt eisers in de kosten van de procedure, aan de zijde van Tzorg tot heden begroot op € 500,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Penders, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2013.
3
Zaaknummer: 831476 blad
vonnis