ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ2665
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurrechtelijke geschil over hennepknipperij in huurwoning
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, stond de ontbinding van een huurovereenkomst centraal. De eiser, Stichting Woonveste, had de gedaagden aangeklaagd wegens het inrichten van een deel van hun huurwoning als hennepknipperij. De rechtbank oordeelde dat het inrichten van een hennepknipperij op zich geen grond vormt voor ontbinding van de huurovereenkomst. Woonveste voerde aan dat de aanwezigheid van een hennepknipperij schade en risico's met zich meebracht, zoals brandgevaar en waterschade, die de leefbaarheid van de omgeving zouden aantasten. Echter, de rechtbank stelde vast dat deze risico's niet aanwezig waren in het geval van een hennepknipperij, in tegenstelling tot een hennepkwekerij.
De rechtbank onderzocht de feiten, waaronder een politie-inval op 18 september 2012, waarbij materialen voor een hennepknipperij werden aangetroffen. De gedaagden ontkenden de aanwezigheid van een hennepknipperij en stelden dat de kelder voor opslag van goederen werd gebruikt. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde tekortkomingen in de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen van Woonveste moesten worden afgewezen, omdat de gestelde tekortkomingen niet waren komen vast te staan. Woonveste werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.
De uitspraak benadrukt het verschil tussen hennepkwekerijen en hennepknipperijen en de juridische implicaties daarvan voor huurrechtelijke geschillen. De kantonrechter wees de vorderingen van Woonveste af en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met een kostenveroordeling voor de eiser.