ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ2313

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
01/825641-11
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vernieling van autobanden en oplichting met valse hoedanigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van autobanden van een Volkswagen Golf, toebehorende aan een curator in een faillissement. De tenlastelegging omvatte ook oplichting door zich voor te doen als rechercheur en het in bezit hebben van pepperspray. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie achtte alle feiten bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor de feiten 2 en 3, maar erkende feit 1. De rechtbank oordeelde dat het feit van het leksteken van de autobanden bewezen was, mede op basis van getuigenverklaringen en proces-verbaal. Echter, voor de feiten 2 en 3 kon de rechtbank niet wettig en overtuigend bewijs vinden, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en oordeelde dat de verdachte zich niet schuldig mocht maken aan andere strafbare feiten gedurende de proeftijd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en concludeerde dat de verdachte de curator ernstig had gehinderd in zijn werkzaamheden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/825641-11
Datum uitspraak: 26 februari 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 oktober 2012 en 12 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij inleidende dagvaarding van 17 februari 2012. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 9 mei 2012 gewijzigd.
Aan verdachte wordt na wijziging van tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 december 2011 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer autoband(en) (van een personenauto merk Volkswagen, type Golf, kenteken
[kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op of omstreeks 4 februari 2011 te Berlicum, gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een (personen)auto (merk VW type Passat), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als rechercheur en/of zich met een (vals/vervalst) document als rechercheur gelegitimeerd en/of aan [slachtoffer 2] voornoemd kenbaar gemaakt dat de leasetermijnen van die (personen)auto niet waren betaald en die (personen)auto zodoende in beslag genomen diende te worden , waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(artikel 326 Wetboek van Strafrecht);
3.
hij op of omstreeks 6 december 2011 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie).
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle feiten bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor feit 2 en 3. Feit 1 heeft verdachte erkend en kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.1
Inleiding ten aanzien van feit 1 en 3.
Op dinsdag 6 december 2011 omstreeks 19.55 uur kregen politieambtenaren van de politieregio Brabant-Zuid-Oost de melding om naar [adres 1] te Eindhoven te gaan. Daar zou een takelwagen van [bedrijf 1] rijden. De chauffeur van deze takelwagen was bezig met het vervoer van een Volkswagen Golf, gekentekend [kenteken 1], waarvan beide voorbanden leeg waren.2 De chauffeur van [bedrijf 1] gaf aan gevolgd te worden door een grijze Opel Corsa.3
De eigenaar van de Volkswagen Golf, [slachtoffer 1], heeft aangifte gedaan van vernieling.4
In Eindhoven werden kort daarop zowel de takelwagen als de grijze Opel Corsa aangetroffen. De Opel was voorzien van het kenteken [kenteken 2]. Als bestuurder trad [medeverdachte] op en op de bijrijderstoel zat verdachte. Met toestemming van de eigenaar van de auto, verdachte, werd een onderzoek in dit voertuig ingesteld. In de Opel Corsa werden ondermeer twee busjes pepperspray aangetroffen.5,6
Op dinsdag 6 december 2011 omstreeks 22.00 uur werd een onderzoek ingesteld in de in beslag genomen Opel Corsa, gekentekend [kenteken 2]. In de auto werd een krat aangetroffen met daarin ondermeer in een tas een priem. In de kofferbak werd op het reservewiel een priem met blauw handvat aangetroffen.7
Op woensdag 7 december 2011 werd door de afdeling Forensisch Technische Opsporing van de politieregio Brabant-Noord een onderzoek ingesteld aan genoemde personenauto's. De beide voorbanden van de personenauto, Volkswagen Golf, gekentekend [kenteken 1], bleken lek gestoken. Beide banden hadden aan de buitenzijde een steekbeschadiging. In het opbergvak van het linker voorportier van de grijze Opel Corsa, gekentekend [kenteken 2] werd een paar leren handschoenen aangetroffen. Bij deze handschoenen werd een priem met rood handvat aangetroffen. In het opbergvak van het rechterportier werd een folder aangetroffen van een autoschadebedrijf. Op deze folder waren twee kentekens geschreven, namelijk [kenteken 3] en [kenteken 1]. Het kenteken [kenteken 1] betreft de personenauto van aangever [slachtoffer 1] waarvan de voorbanden lek werden gestoken in Helmond op dinsdag 6 december 2011.8
Ten aanzien van feit 1.
De rechtbank acht, kortgezegd, bewezen dat verdachte op 6 december 2011 de voorbanden van de personenauto van aangever [slachtoffer 1] heeft lek gestoken. Tevens acht de rechtbank op basis van de verklaring van verdachte bewezen dat [medeverdachte] als medepleger betrokken was bij deze beschadiging. Met betrekking tot dit feit zal de rechtbank daarom medeplegen bewezen verklaren.
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1]9;
- proces-verbaal sporenonderzoek10;
- verklaring verdachte bij de politie11;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting12.
Gelet op het bepaalde in artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering zijn niet alle hiervoor genoemde bewijsmiddelen uitgewerkt.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft in zijn eerste verklaring verklaard dat de in de auto aangetroffen pepperspray van hem was. In latere verklaringen heeft verdachte steeds verklaard dat de pepperspray van [medeverdachte] was. De rechtbank schuift de bekentenis van verdachte terzijde nu zij de latere verklaringen van verdachte betrouwbaar en geloofwaardig acht. Deze latere verklaringen zijn voor zover toetsbaar juist gebleken en worden op punten ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de stukken in het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte de pepperspray voorhanden heeft gehad. Uit het dossier is gebleken dat [medeverdachte] degene was die meestal van de Opel Corsa gebruik maakte en derhalve houder van de auto was. Niet is gebleken dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de pepperspray in de auto en daarover een bepaalde beschikkingsbevoegdheid had. Het enkele gegeven dat verdachte in de auto zat, is daarvoor niet voldoende.
De rechtbank concludeert derhalve dat verdachte bij gebrek aan bewijs van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Op maandag 14 maart 2011 deed [slachtoffer 2] aangifte13 van oplichting door zijn [zoon slachtoffer 2]. Samengevat verklaarde hij dat in 2009 zijn zoon [zoon slachtoffer 2] aan hem vroeg de auto van aangever, een Audi, te wisselen tegen een blauwe Volkswagen Passat 2.0. Volgens zijn zoon was deze Volkswagen een leaseauto van iemand van [bedrijf 2]. De Allrisk verzekering van de Audi heeft aangever overgezet op die Volkswagen Passat.
Op vrijdag 4 februari 2011 had [slachtoffer 2] de Volkswagen Passat met het kenteken [kenteken 4] geparkeerd op een parkeerterrein in Berlicum. Toen hij in de auto stapte, kwamen er twee mannen aan die hem aanspraken. Op dat moment stond de auto op naam van de leasemaatschappij. De man die hem aansprak was tussen de 40 à 50 jaar oud, blank en had een flink postuur. Deze eerste man sprak hem aan en maakte zich bekend als recherche. Deze man zei tegen hem: "We komen deze auto bij U ophalen want dit is een leaseauto en daar zijn de termijnen niet van betaald." [slachtoffer 2] heeft de auto zonder weerstand afgestaan, omdat hij wist dat de auto eigendom van een leasemaatschappij was. Met toestemming van die man zou hij een andere auto gaan halen om persoonlijke spullen uit die Volkswagen Passat over te laden. De tweede man hield zich ten tijde van dit alles afzijdig. Toen hij weer terug kwam, waren de beide mannen met de Volkswagen Passat verdwenen. Toen hij ongeveer een uur later thuis was, kwamen die twee mannen bij hem thuis aan de deur. Van die eerste man hoorde aangever dat zijn zoon bij een fraudezaak was betrokken. Deze man overhandigde hem een visitekaartje waarop te lezen was dat die man [medeverdachte] genaamd was. Verder kreeg hij een visitekaartje waarop stond te lezen dat die man een functie vervulde van privérechercheur. Hij vond het wel vreemd dat er op dat kaartje geen adres stond vermeld van het Recherche Bureau Brabant. Tijdens het gesprek met die mannen in zijn woning herkende hij die tweede man. Deze man herkende hij van een manege in [gemeente]. Dit was een man met een lichtgetint uiterlijk en was ongeveer 40 à 45 jaar oud. Hij hoorde later van zijn partner dat de voornaam van die tweede man [verdachte] zou zijn en dat hij een Frans klinkende achternaam heeft die klinkt als [verdachte]. Deze tweede man zou getrouwd zijn geweest met een zekere [persoon 1] en die man heeft in [gemeente] gewoond.14
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte] op 4 februari 2011 bij aangever [slachtoffer 2] te Berlicum een personenauto Volkswagen Passat heeft opgehaald. Dat was op verzoek van [bedrijf 3]. Naar het idee van verdachte heeft hij niets verkeerd gedaan.15
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de stukken in het dossier niet worden bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte het oogmerk hadden zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels. Immers blijkt niet uit het dossier dat verdachte en zijn medeverdachte zich valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid hebben voorgedaan als rechercheur en/of zich met een (vals/vervalst) document als rechercheur gelegitimeerd hebben. [medeverdachte] heeft zich op eigen naam kenbaar gemaakt aan aangever. Het dossier laat de mogelijkheid open dat de mededeling van [medeverdachte] dat hij privérechercheur is in overeenstemming is met de waarheid. [getuige 1] heeft voorts verklaard dat het bedrijf waarvoor hij werkzaam is, de betreffende Volkswagen Passat had geleased aan [bedrijf 2] en dat hij, vanwege een achterstand in de betaling van de leasetermijnen, aan verdachte had gevraagd de auto terug te halen en in te leveren bij het leasebedrijf.
De rechtbank concludeert derhalve dat verdachte bij gebrek aan bewijs van dit feit dient te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 6 december 2011 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk autobanden van een personenauto merk Volkswagen, type Golf, kenteken [kenteken 1], toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1,2 en 3 een gevangenisstraf geëist voor de duur van 180 dagen waarvan 138 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 2 en 3 en ten aanzien van feit 1 verzocht rekening te houden met de duur van het reeds ondergane voorarrest, te weten 42 dagen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Strafverzwarend.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het nadeel van verdachte in het bijzonder rekening houden met het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het leksteken van de voorbanden van de personenauto van een curator in het faillissement van een bedrijf waarbij verdachte was betrokken. Verdachte heeft dit feit gepleegd om de curator naar eigen zeggen een rotmiddag te bezorgen. Een curator behoort zijn werkzaamheden ongehinderd, ongestoord en zonder enige belemmering te kunnen doen. Verdachte heeft de curator hier ernstig in gehinderd en hem bovendien vrees aangejaagd. Op het moment dat hij de banden lek stak, wist verdachte dat [medeverdachte] de auto van de curator eerder al eens onbruikbaar had gemaakt.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De eis van de officier van justitie is gebaseerd op feiten 1,2 en 3 en de rechtbank acht enkel feit 1 bewezen. De rechtbank is van oordeel dat de hierna op te leggen straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat, zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting, dit een voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36d, 47 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte vrij van deze feiten;
verklaart het ten laste gelegde feit 1 bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 1:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:
T.a.v. feit 1:
Gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen goed, te weten een bivakmuts.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans-Jongeneelen, griffier,
en is uitgesproken op 26 februari 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een eindproces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche Helmond, genummerd PL2233 2011182321, 1170 bladzijden, hierna: PV.
2 PV, proces-verbaal van bevindingen, p. 182-183.
3 PV, proces-verbaal verhoor getuige, p. 184-185.
4 PV, proces-verbaal aangifte, p. 177 t/m 181.
5 PV, proces-verbaal van bevindingen, p. 182-183.
6 PV, proces-verbaal van bevindingen, p. 187.
7 PV, proces-verbaal bevindingen, p. 211-212.
8 PV, proces-verbaal sporenonderzoek, p. 195 t/m 198, met fotobijlagen.
9 PV, proces-verbaal aangifte, p. 177 t/m 181.
10 PV, proces-verbaal sporenonderzoek, p. 195 t/m 198, met fotobijlagen.
11 PV, proces-verbaal verhoor, p. 869-885, met name p. 870, 878 en 879.
12 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 15 oktober 2012.
13 PV, proces-verbaal aangifte, p. 525 t/m 529 met bijlagen, met name p. 527.
14 PV, proces-verbaal verhoor aangifte, p. 534 t/m 536 en bijlagen.
15 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 15 oktober 2012.