ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ2288

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
01/825642-11
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van brandstichting, beschadiging, poging tot oplichting en bezit van kinderporno

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder brandstichting, beschadiging van goederen, poging tot oplichting en het bezit van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 december 2011 in Helmond, samen met een medeverdachte, opzettelijk de voorbanden van een Volkswagen Golf heeft lekgestoken, toebehorende aan [slachtoffer 1]. Daarnaast heeft de verdachte op 29 november 2011 in Rosmalen opzettelijk brand gesticht in een VW Passat, wat levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte in de periode van 23 mei 2008 tot en met 1 juli 2008 heeft geprobeerd [slachtoffer 4] op te lichten voor een bedrag van € 100.000,- door zich voor te doen als rechercheur en valse informatie te verstrekken. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte op 20 december 2011 in Veghel een grote hoeveelheid pepperspray voorhanden heeft gehad en dat hij op dezelfde dag in Schaijk in het bezit was van een computer met kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten 1, 3, 6 en 8 van parketnummer 01/825642-11 en het feit onder parketnummer 01/840353-12, en heeft hem vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 3 jaar opgelegd, met aftrek van voorarrest, en heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/825642-11, 01/840353-12 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 26 februari 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 oktober 2012 en 12 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak met parketnummer 01/825642-11 is aanhangig gemaakt bij inleidende dagvaarding van 17 februari 2012. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 9 mei 2012 gewijzigd. De zaak met parketnummer 01/840353-12 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 januari 2013.
Aan verdachte wordt na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
Parketnummer 01/825642-11:
1.
hij op of omstreeks 6 december 2011 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer autoband(en) (van een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, [kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op of omstreeks 29 september 2011 te Veghel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer autoband(en) (van een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, [kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht);
3.
hij op of omstreeks 29 november 2011 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur een auto (personenauto VW Passat met [kenteken 2]) in brand gestoken, door het met opzet inbrengen en/of achterlaten van open vuur in/bij het linkerachterwiel van genoemde auto waarbij gebruik werd gemaakt van een (vluchtige) brandversnellende (vloei-)stof (te weten zogenaamde aanmaakblokjes), terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te weten voor [slachtoffer 2] en/of de zich in de nabijheid van voornoemde auto bevindende perso(o)n(en) en/of terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de woning aan de [adres 1] en/of voor de zich in die auto bevindend(e) goed(eren) en/of (een) zich in de nabijheid van die auto bevindende andere auto('s) te duchten was;
(artikel 157 lid 2 Wetboek van Strafrecht);
4.
hij op of omstreeks 21 maart 2011 in de gemeente Veghel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen aldaar opzettelijk met behulp van zogenaamde aanmaakblokjes (nabij een pand van MacDonalds), drie, althans een of meer auto's (twee auto's van het merk BMW en één van het merk Audi) in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde auto's en/of in de
nabijheid van die auto's zich bevindende goederen, te duchten was;
(artikel 157 Wetboek van Strafrecht);
5.
hij op of omstreeks 04 februari 2011 te Berlicum, gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een (personen)auto (merk VW type Passat), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als rechercheur en/of zich met een (vals/vervalst) document als rechercheur gelegitimeerd en/of aan [slachtoffer 3] voornoemd kenbaar gemaakt dat de leasetermijnen van die (personen)auto niet waren betaald en die (personen)auto zodoende in beslag genomen diende te worden , waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(artikel 326 Wetboek van Strafrecht);
6.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 23 mei 2008 tot en met 1 juli 2008 te Helmond, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] te bewegen tot de afgifte van 100.000 euro, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
een bedrag van 100.000 euro op een rekening van [slachtoffer 4] heeft gestort en/of dat geldbedrag dezelfde dag weer heeft opgenomen, waarbij wel een bewijs van storting aan verdachte werd voorgelegd en/of getekend maar werd verzuimd om een bewijs van opname aan verdachte voor te leggen en/of te tekenen en/of
verdachte (vervolgens) een e-mail naar (een medewerker van) [slachtoffer 4] heeft verzonden waarin hij, verdachte, bevestigde dat de storting van 100.000 euro op een rekening bij [slachtoffer 4] correct was verlopen (wetende dat hij, verdachte, het geld alweer van die rekening had gehaald en/of daarbij de indruk wekkende dat voornoemd geldbedrag niet was opgenomen maar nog steeds op een rekening van [slachtoffer 4] stond) en/of
verdachte (vervolgens) aan (een medewerker van) [slachtoffer 4] heeft gevraagd op welke rekening en/of waar zijn geldbedrag van 100.000 euro zich bevond en/of om bevestiging van de storting van voornoemd geldbedrag en/of om afgifte van voornoemd geldbedrag (wetende dat niet [slachtoffer 4] maar hij, verdachte, dat geldbedrag in zijn bezit had),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op of omstreeks 6 december 2011 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
8.
hij op of omstreeks 20 december 2011 te Veghel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid pepperspray (opgeslagen in een brandblusapparaat), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Parketnummer 01/840353-12:
hij op of omstreeks 20 december 2011 te Schaijk, in elk geval in Nederland, een gegevensdrager bevattende (een) afbeelding(en), te weten een computer (merk HP) in bezit heeft gehad terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn,
waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedraging(en) bestond uit (onder meer) het betasten en/of likken van de vagina van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt ([o.a. bestandsnaam]) en/of het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een meisje dat kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij dit meisje gekleed is en/of poseert in een (erotische getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of waarbij dit meisje zich vervolgens in opeenvolgende afbeeldingen (gedeeltelijk) van haar kleding ontdoet en/of en/of (waarbij) de afbeelding(en) aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (onder meer bestandsna(a)m(en) [bestandsnaam],
en/of het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of de vinger en/of een voorwerp en/of de mond/tong van het lichaam van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer bestandsna(a)m(en) [bestandsnaam]
(artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De verdediging heeft bepleit dat het openbaar ministerie in de strafvervolging ten aanzien van feit 3 en 4 (01/825642-11) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien het openbaar ministerie het verbod van willekeur heeft geschonden. Het Openbaar Ministerie heeft slechts gezocht naar bewijzen in de richting van verdachte en alleen verdachte vervolgd voor dit feit terwijl er ook aanwijzingen zijn in de richting van anderen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. De rechtbank verwijst hiervoor naar het bepaalde in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering. Het in dit artikel neergelegde opportuniteitsbeginsel houdt in dat de vervolgingsbeslissing ter beoordeling staat van het openbaar ministerie. Krachtens het opportuniteitsbeginsel is het aan het openbaar ministerie om te beslissen of, en zo ja, wie voor welk feit vervolgd wordt. Het openbaar ministerie is bevoegd om af te zien van vervolging op gronden aan het algemeen belang ontleend. De wijze waarop, in geval van vervolging, die belangenafweging heeft plaatsgevonden, staat in beginsel niet ter beoordeling van de rechter. Dit is slechts anders indien de vervolging in strijd zou zijn met wettelijke of verdragsrechtelijke voorschriften en/of algemene beginselen van behoorlijk strafprocesrecht. Niet gebleken is dat die situatie zich in het onderhavige geval voordoet.
Uit het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het openbaar ministerie niet alleen in de richting van verdachte opsporingsonderzoek heeft verricht.
Er is geen sprake van een schending van het verbod op willekeur.
De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman en acht de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
De verdediging heeft voorts bepleit dat het openbaar ministerie in de strafvervolging ten aanzien van feit 6 (01/825642-11) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien het openbaar ministerie aangever ([slachtoffer 4]) heeft medegedeeld dat verdachte voor dit feit niet verder zal worden vervolgd.
De rechtbank overweegt dat slechts wanneer sprake is van een uitdrukkelijke en onvoorwaardelijke toezegging aan verdachte, door een tot het nemen van de vervolgingsbeslissing bevoegde autoriteit om van vervolging af te zien, waaraan hij het vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat ter zake van dit feit geen vervolging zou volgen, een beroep op niet-ontvankelijkheid kan worden gehonoreerd.
In onderhavige zaak heeft de politie aangever [slachtoffer 4] medegedeeld dat zij de zaak niet verder zou oppakken. De officier van justitie heeft ter terechtzitting d.d. 12 februari 2013 aangevoerd dat nimmer een kennisgeving niet verdere vervolging naar verdachte is uitgegaan. Ter terechtzitting d.d. 15 oktober 2012 heeft verdachte desgevraagd verklaard zich niet te kunnen herinneren dat hij een kennisgeving niet verdere vervolging van het openbaar ministerie heeft ontvangen. Nu niet is komen vast te staan dat aan verdachte een mededeling is gedaan dat van verdere vervolging ten aanzien van dit feit zou worden afgezien, waaraan verdachte het vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat de zaak geseponeerd zou worden, dient het verweer te worden verworpen.
De officier van justitie kan derhalve in de vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsbeslissing.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte tenlastegelegde feiten op gronden zoals in het schriftelijk requisitoir weergegeven. Een kopie van het schriftelijk requisitoir en het daarbij behorende bewijsmiddelenoverzicht per feit zijn aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.1
Ten aanzien van parketnummer 01/825642-11 feit 1 en 7.
Op dinsdag 6 december 2011 omstreeks 19.55 uur kregen politieambtenaren van de politieregio Brabant-Zuid-Oost de melding om naar [adres 2] te Eindhoven te gaan. Daar zou een takelwagen van [bedrijf 1] rijden. De chauffeur van deze takelwagen was bezig met het vervoer van een Volkswagen Golf, gekentekend [kenteken 1], waarvan beide voorbanden leeg waren.2 De chauffeur van [bedrijf 1] gaf aan gevolgd te worden door een grijze Opel Corsa.3
De eigenaar van de Volkswagen Golf, [slachtoffer 1], heeft aangifte gedaan van vernieling van de banden van deze auto.4
In Eindhoven werden kort daarop zowel de takelwagen als de grijze Opel Corsa aangetroffen. De Opel was voorzien van het kenteken [kenteken 3]. Als bestuurder trad verdachte op en op de bijrijderstoel zat medeverdachte [medeverdachte]. Met toestemming van de eigenaar van de auto, medeverdachte [medeverdachte], werd een onderzoek in dit voertuig ingesteld. In de Opel Corsa werden ondermeer twee busjes pepperspray aangetroffen.5,6
Op dinsdag 6 december 2011 omstreeks 22.00 uur werd een onderzoek ingesteld in de in beslag genomen Opel Corsa, gekentekend [kenteken 3]. In de kofferbak werd op het reservewiel een priem met blauw handvat aangetroffen. Tevens werd een krat aangetroffen met onder andere Alabastine afbijtmiddel, een fles afwasmiddel met olieachtige geur, een Bisonkit aansteker, een priem en een videodoos met daarin aanmaakblokjes.7
Op woensdag 7 december 2011 werd door de afdeling Forensisch Technische Opsporing van de politieregio Brabant-Noord een onderzoek ingesteld aan genoemde personenauto's. De beide voorbanden van de personenauto, Volkswagen Golf, gekentekend [kenteken 1], bleken lek gestoken. Beide banden hadden aan de buitenzijde een steekbeschadiging. In het opbergvak van het linker voorportier van de grijze Opel Corsa, gekentekend [kenteken 3] werd een paar leren handschoenen aangetroffen. Bij deze handschoenen werd een priem met rood handvat aangetroffen. In het opbergvak van het rechterportier werd een folder aangetroffen van een autoschadebedrijf. Op deze folder waren twee kentekens geschreven, namelijk [kenteken 2] en [kenteken 1]. Het [kenteken 1] betreft de personenauto van aangever [slachtoffer 1] waarvan de voorbanden lek werden gestoken in Helmond op dinsdag 6 december 2011. Het [kenteken 2] betreft de personenauto van [slachtoffer 1] die op 29 november 2011 in brand is gestoken.8
Medeverdachte [medeverdachte] heeft erkend dat hij de autobanden van [slachtoffer 1] heeft lekgestoken. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met verdachte in de auto zat toen hij [slachtoffer 1] zag rijden. Na aanvankelijk anders te hebben verklaard, heeft [medeverdachte] op 14 december 2011 verklaard dat hij tijdens de autorit tegen verdachte heeft gezegd dat hij [slachtoffer 1] wel eens een rotmiddag wilde bezorgen. Verdachte heeft toen gezegd dat hij dat het beste kon doen door zijn banden lek te steken en dan twee banden zodat hij geen band kon verwisselen. Verdachte zei toen dat hij een priem had en heeft uitgelegd hoe [medeverdachte] de banden lek kon steken. Toen zij op de parkeerplaats waar de auto van [slachtoffer 1] stond aankwamen, is [medeverdachte] met de priem in zijn handen uitgestapt en heeft de banden lekgestoken. Hij heeft de priem weer teruggegeven aan verdachte toen hij weer in de auto was gestapt. Volgens [medeverdachte] heeft verdachte de priem in het zijvak van de auto gelegd.9
De aanvankelijke verklaring van [medeverdachte], afgelegd op 8 december 2011, hield in dat verdachte niet heeft geweten dat hij, [medeverdachte], de banden van een auto had lekgestoken. [medeverdachte] verklaarde toen dat hij met verdachte niet over dit plan had gesproken, dat hij uit de auto is gestapt terwijl verdachte is blijven zitten en dat hij buiten het zicht van verdachte met een Zwitsers zakmes de banden van de auto van [slachtoffer 1] heeft lekgestoken. Ook bij terugkeer in de auto zou [medeverdachte] niet over de vernieling hebben gesproken.
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat de latere, op 14 december 2011 afgelegde, verklaring van [medeverdachte] niet betrouwbaar is en dus niet voor het bewijs kan worden gebezigd.
De rechtbank verwerpt dit verweer op de volgende gronden.
De aanvankelijke - voor verdachte ontlastende - verklaring van [medeverdachte] is in strijd met de bevindingen van het NFI naar aanleiding van een werktuigsporenonderzoek aan lekke autobanden. Aan de op 6 december 2011 lekgestoken autobanden werden de SI-nummers AAEF0467NL en AAEF0468NL toegekend.10 Het NFI heeft geconstateerd dat de banden elk één beschadiging tonen. De sporen van die beschadigingen zijn afgevormd. Voorts zijn van vier inbeslaggenomen priemen proefsteeksporen vervaardigd die eveneens zijn afgevormd. De afgevormde beschadigingen in de banden en de afgevormde proefsteeksporen vervaardigd met de priemen zijn microscopisch vergeleken, waarna het NFI de waarnemingen als volgt interpreteert:
"Het sporenbeeld en afmetingen van de 3 beschadigingen in de banden [AAEF0466-NL] (rechtbank: deze band is niet relevant), [AAEF0467NL] en [AAEF0468NL] passen bij steekbeschadigingen veroorzaakt met voorwerpen met een spits toelopende punt. Het sporenbeeld en afmetingen van deze beschadigingen passen niet bij steekbeschadigingen veroorzaakt met een mes."11
Op grond hiervan acht de rechtbank de aanvankelijke verklaring van [medeverdachte] dat hij de banden heeft lekgestoken met een Zwitsers zakmes niet geloofwaardig. De rechtbank acht het waarschijnlijker dat de banden zijn lekgestoken met een priem en dat [medeverdachte] daarover in eerste instantie heeft gelogen omdat hij wist dat zich in het opbergvak van het bestuurdersportier een priem bevond en dat dit belastend voor verdachte zou zijn. Dat [medeverdachte] later toch een voor verdachte belastende verklaring heeft afgelegd heeft volgens hem als reden dat verdachte hem de brandstichting gepleegd op 29 november 2011 (01/825642-11 feit 3) in de schoenen probeerde te schuiven, waarna [medeverdachte] zich in zijn eigen belang genoodzaakt zag de waarheid te verklaren. De rechtbank acht deze latere - voor verdachte belastende - verklaring betrouwbaar en geloofwaardig. [medeverdachte] komt in die latere verklaring niet terug op zijn eigen rol in de vernieling van de autobanden. Voorts is de verklaring van verdachte, inhoudend dat hij niets heeft geweten van de door [medeverdachte] lekgestoken banden, ongeloofwaardig. Verdachte heeft geruime tijd zeer dicht achter de takelwagen waarop de vernielde auto stond, gereden, ook toen de bestuurder van die takelwagen van rijstrook wisselde en een andere, minder gebruikelijke route volgde om te kijken of hij inderdaad gevolgd werd door de door verdachte bestuurde auto.
De verklaring van [medeverdachte], afgelegd op 14 december 2011, houdt in dat verdachte en hij bewust en nauw hebben samengewerkt bij het leksteken van de banden.
De rechtbank acht, gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger op 6 december 2011 de voorbanden van de personenauto van aangever [slachtoffer 1] heeft lek gestoken (01/825642-11 feit 1).
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 01/825642-11 feit 7 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de stukken in het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte de in de auto aangetroffen pepperspray voorhanden heeft gehad. De pepperspray werd door de politie aangetroffen in het vak achter de bestuurdersstoel. Niet is gebleken dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de pepperspray in de auto en daarover kon beschikken. Het enkele gegeven dat verdachte de hoofdgebruiker van de auto was en kort voor het aantreffen van de pepperspray de auto had bestuurd, is daarvoor niet voldoende. De rechtbank concludeert derhalve dat verdachte bij gebrek aan bewijs van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 01/825642-11 feit 2.
Er zijn geen bewijsmiddelen voorhanden waaruit kan volgen dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de beschadiging van de autobanden van [slachtoffer 1] op 29 september 2011. Bij gebrek aan bewijs spreekt de rechtbank verdachte daarom vrij van dit feit.
Ten aanzien van parketnummer 01/825642-11 feit 3.
Op dinsdag 29 november 2011 omstreeks 19:30 uur kregen politieambtenaren van de politieregio Brabant-Zuid-Oost melding van een autobrand aan [adres 1] te Rosmalen. Om 19:35 uur kwamen zij aan. De brand was toen al geblust. Op de plaats waar het voertuig geparkeerd stond troffen zij brandresten aan. Tussen die resten bevond zich een half pakje nog niet verbrande aanmaakblokjes. De auto stond op ongeveer een afstand van 60 centimeter van de zijgevel van de woning geparkeerd.12
Aan de hand van sporenonderzoek concludeerden politieambtenaren dat de brand het gevolg was van het met opzet inbrengen van open vuur in of bij het linkerachterwiel. Er was een vluchtige brandversnellende stof gebruikt. Door de brand was gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten.13
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij eigenaar is van de auto van het merk Volkswagen, type Passat met [kenteken 2]. Zij verklaarde dat de auto op 29 november 2011 op de oprit stond van haar woning aan [adres 1] te Rosmalen. De auto stond op ongeveer 60 centimeter afstand van de zijgevel van die woning. Omstreeks 19:30 uur hoorde zij een luide knal. Zij zag dat haar auto in brand stond. De brand is door omwonenden met brandblussers geblust.14
Aangeefster [slachtoffer 2] is de echtgenote van [slachtoffer 1], die eigenaar is van de Volkswagen Golf waarvan de banden werden lekgestoken op 6 december 2011 (01/825642-11 feit 1).15
Bevelvoerder van de vrijwillige brandweer [persoon 1], ontving melding van een autobrand aan [adres 1] en is naar dat adres gegaan met medeneming van een brandblusser. Hij heeft de brand geblust. Hij heeft verklaard dat de situatie redelijk gevaarlijk was als er niet snel zou zijn geblust. Het zou dan van een aantal factoren, waaronder de windrichting, hebben afgehangen of het vuur onder de kap van de woning had kunnen schieten.16
Uit printhistorische gegevens van mobiele telefonie blijkt dat de telefoon waarvan verdachte gebruik maakt op 29 november 2011 te 18:58:08 uur inroamt op een mast aan [adres 3] te Rosmalen. Deze mast staat in de directe omgeving van [adres 1] te Rosmalen. Om 20:01 uur roamde de telefoon in op een mast aan [adres 4] te Veghel. Deze mast staat in de directe omgeving van de [adres 5] te Veghel, alwaar een bedrijfspand van verdachte is gelegen.17
Verdachte heeft verklaard dat hij op 29 november 2011 in de avonduren in Rosmalen is geweest.18
Op 6 december 2011 werden in de kofferbak van de Opel Corsa waarin verdachte reed, aanmaakblokjes aangetroffen.19 In het opbergvak van het rechterportier werd een folder aangetroffen van een autoschadebedrijf. Op deze folder waren twee kentekens geschreven, namelijk [kenteken 2] en [kenteken 1]. Het [kenteken 1] betreft de personenauto van aangever [slachtoffer 1] waarvan de voorbanden lek werden gestoken in Helmond op dinsdag 6 december 2011. Het [kenteken 2] betreft de personenauto van [slachtoffer 1] die op 29 november 2011 in brand is gestoken.20
Bij doorzoeking van het bedrijfspand van verdachte aan de [adres 5] te Veghel op 20 december 2011 werd in een prullenbak in de keuken een kleurenprint aangetroffen van een foto van de woning aan [adres 1] te Rosmalen alsmede een kleurenprint van een nieuwsbericht van Omroep Brabant waarin melding werd gemaakt van de autobrand. Op de kleurenprint staat vermeld dat het nieuwsbericht laatstelijk werd vernieuwd op 30 november 2011 om 08:48 uur.21
Bij doorzoeking van de woning van verdachte op 20 december 2011 werd op zolder een computer aangetroffen. Bij onderzoek van deze computer bleek dat op 29 november 2011 om 09:04 uur een foto was opgeslagen van de woning aan [adres 1] te Rosmalen.22
De rechtbank acht, gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 29 november 2011 de auto die geparkeerd stond op de oprit van de woning aan [adres 1] te Rosmalen in brand heeft gestoken en dat daarbij levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. In de rijtjeswoning waren ten tijde van de brandstichting personen aanwezig. Uit deze omstandigheden, in combinatie met het gebruikte middel (het in brand steken van een personenauto) volgt het gemeen gevaar voor goederen (de huizen en de inboedel ervan) en het ernstige gevaar voor zich in de woning bevindende personen.
Hoewel niet uitgesloten, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd.
Verdachte heeft steeds ontkend en heeft in zijn verklaringen gewezen op de mogelijkheid dat [medeverdachte], buiten medeweten van verdachte, de auto in brand heeft gestoken. Verdachte heeft verklaard dat hij tezamen met [medeverdachte] in de avond van 29 november 2011 vijf pandjes is gaan bekijken in Den Dungen en Rosmalen omdat zij plannen hadden om gezamenlijk in onroerend goed te investeren. [medeverdachte] is toen in Rosmalen uit de auto gestapt met de mededeling dat hij een sigaret ging roken en een pand beter ging bekijken, aldus verdachte.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, mede tegen de achtergrond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen, ongeloofwaardig. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte reeds over het gaan bekijken van vijf pandjes in Den Dungen en Rosmalen heeft verklaard toen hij door politieambtenaren werd ondervraagd over een vernieling van een auto gepleegd op 2 oktober 2011. Verdachte verklaarde toen - op 8 december 2011 - dat de bezichtiging van die pandjes 2 á 3 weken daarvoor had plaatsgevonden. Pas later, toen verdachte over de brandstichting op 29 november 2011 werd ondervraagd, plaatste hij de bezichtiging van de pandjes op de dag van 29 november 2011. De rechtbank acht het voorts ongeloofwaardig dat verdachte in het donker naar mogelijk aan te kopen panden gaat kijken.
Ten aanzien van parketnummer 01/825642-11 feit 4.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte degene is geweest die op 21 maart 2011 in de gemeente Veghel een drietal auto's in brand heeft gestoken. Ondanks de aanwezigheid van bewijsmiddelen die inhouden dat verdachte in de directe omgeving van de plaats delict was, stelt de rechtbank vast dat er geen bewijs is waaruit betrokkenheid van verdachte bij de brandstichting blijkt. De bewijsmiddelen laten bovendien ruimte voor betrokkenheid van anderen dan verdachte. Nu de reële mogelijkheid open blijft dat andere(n) dan verdachte de brand heeft/hebben gesticht, zal de rechtbank verdachte bij gebrek aan bewijs vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van parketnummer 01/825642-11 feit 5.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 5 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Op maandag 14 maart 2011 deed [slachtoffer 3] aangifte23 van oplichting door zijn zoon [zoon slachtoffer 3]. Samengevat verklaarde hij dat in 2009 zijn zoon [zoon slachtoffer 3] aan hem vroeg de auto van aangever, een Audi, te wisselen tegen een blauwe Volkswagen Passat 2.0. Volgens zijn zoon was deze Volkswagen een leaseauto van iemand van [bedrijf 2]. De Allrisk verzekering van de Audi heeft aangever overgezet op de Volkswagen Passat.
Op vrijdag 4 februari 2011 had [slachtoffer 3] de Volkswagen Passat met het kenteken [kenteken 4] geparkeerd op een parkeerterrein in Berlicum. Toen hij in de auto stapte, kwamen er twee mannen aan die hem aanspraken. Op dat moment stond de auto op naam van de leasemaatschappij. De man die hem aansprak was tussen de 40 à 50 jaar oud, blank en had een flink postuur. Deze eerste man sprak hem aan en maakte zich bekend als recherche. Deze man zei tegen hem: "We komen deze auto bij U ophalen want dit is een leaseauto en daar zijn de termijnen niet van betaald." [slachtoffer 3] heeft de auto zonder weerstand afgestaan, omdat hij wist dat de auto eigendom van een leasemaatschappij was. Met toestemming van die man zou hij een andere auto gaan halen om persoonlijke spullen uit de Volkswagen Passat over te laden. De tweede man hield zich ten tijde van dit alles afzijdig. Toen hij weer terug kwam, waren de beide mannen met de Volkswagen Passat verdwenen. Toen hij ongeveer een uur later thuis was, kwamen die twee mannen bij hem thuis aan de deur. Van die eerste man hoorde aangever dat zijn zoon bij een fraudezaak was betrokken. Deze man overhandigde hem een visitekaartje waarop te lezen was dat die man [verdachte] genaamd was. Verder kreeg hij een visitekaartje waarop stond te lezen dat die man een functie vervulde van privérechercheur. Hij vond het wel vreemd dat er op dat kaartje geen adres stond vermeld van het Recherche Bureau Brabant. Tijdens het gesprek met die mannen in zijn woning herkende hij die tweede man. Deze man herkende hij van een manege in [gemeente]. Dit was een man met een lichtgetint uiterlijk en was ongeveer 40 à 45 jaar oud. Hij hoorde later van zijn partner dat de voornaam van die tweede man [medeverdachte] zou zijn en dat hij een Frans klinkende achternaam heeft die klinkt als [medeverdachte]. Deze tweede man zou getrouwd zijn geweest met een zekere [persoon 7] en die man heeft in [gemeente] gewoond.24
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met verdachte bij [slachtoffer 3] te Berlicum een personenauto Volkswagen Passat heeft opgehaald. [medeverdachte] zag op een gegeven moment verdachte staan bij [slachtoffer 3]. Hij hoorde verdachte zeggen dat de Volkswagen Passat een auto was van [bedrijf 2] en dat deze terug moest naar [bedrijf 3] omdat [bedrijf 2] de rekeningen niet betaalde voor de auto. [slachtoffer 3] begreep dit. [medeverdachte] heeft de auto naar Veghel gereden en later privéspullen die nog in de auto lagen teruggebracht naar [slachtoffer 3]. Naar het idee van [medeverdachte] heeft hij niets verkeerd gedaan.25
Verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte] is meegegaan om op rechtmatige wijze een personenauto terug te halen. Later heeft hij zijn visitekaartje aan [slachtoffer 3] gegeven omdat hij op freelancebasis recherchewerkzaamheden verricht.26
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de stukken in het dossier niet worden bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte het oogmerk hadden zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels. Immers blijkt niet uit het dossier dat verdachte en zijn medeverdachte zich valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid hebben voorgedaan als rechercheur en/of zich met een (vals/vervalst) document als rechercheur gelegitimeerd hebben. Verdachte heeft zich op eigen naam kenbaar gemaakt aan [slachtoffer 3]. Het dossier laat de mogelijkheid open dat de mededeling van verdachte dat hij privérechercheur is, in overeenstemming is met de waarheid. [getuige 1] heeft voorts verklaard dat het bedrijf waarvoor hij werkzaam is, de betreffende Volkswagen Passat had geleased aan [bedrijf 2] en dat hij, vanwege een achterstand in de betaling van de leasetermijnen, aan verdachte had gevraagd de auto terug te halen en in te leveren bij het leasebedrijf.
De rechtbank concludeert derhalve dat verdachte bij gebrek aan bewijs van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 01/825642-11 feit 6.
Namens [slachtoffer 4] is aangifte27 gedaan van oplichting door verdachte. Op 23 mei 2008 heeft verdachte rond 14:30 uur contant een bedrag gestort bij het filiaal van [slachtoffer 4] in Helmond. Verdachte wilde een bedrag van € 100.000,- storten op zijn eigen rekening en heeft zich daartoe bij een bankmedewerkster gemeld. De bankmedewerkster [persoon 2] heeft het geldbedrag aangenomen en geteld in bijzijn van verdachte. Vervolgens heeft verdachte een stortingsbewijs ontvangen. Omdat het wettelijk verplicht is navraag te doen naar de herkomst van geldbedragen boven de € 15.000,- werd verdachte naar de herkomst van het geldbedrag gevraagd. Verdachte deelde mede dat hij het geld die dag van zijn rekening bij de [bank] had gehaald. Vervolgens is het geldbedrag in de dagkluis van de bank gestopt.
Later bleek dat het ook noodzakelijk was om het rekeningnummer van de [bank] te noteren waarvan verdachte had gezegd dat hij het had afgehaald en dat verdachte daarvan een opnamebewijs diende te kunnen overleggen. Daarom heeft bankmedewerkster [persoon 3] ongeveer een kwartier na vertrek van verdachte met hem gebeld. Verdachte reageerde boos en verontwaardigd en zei dat hij geen opnamebewijs hoefde over te leggen en dat hij het geld onmiddellijk weer zou komen ophalen.
Omstreeks 15:15 uur kwam verdachte het [slachtoffer 4]-kantoor te Helmond weer binnen en deelde de bankmedewerkster mede dat hij zijn geld weer kwam ophalen. Verdachte was erg kwaad en gedroeg zich druk. Bankmedewerkster [persoon 3] heeft samen met een collega het geld uit de kluis gehaald. Door alle emoties en het gedrag van verdachte is zij vervolgens vergeten verdachte te laten tekenen voor ontvangst van het geld. Verdachte heeft de bank met het geld verlaten.
Die dag heeft verdachte aan [persoon 4], beleggingsadviseur in het district Midden-Nederland van de [slachtoffer 4], een e-mail gestuurd met de mededeling dat de storting toch goed was gegaan.
Op 16 juni 2008 diende verdachte bij het [slachtoffer 4]-kantoor te Helmond een schriftelijk verzoek in om bevestiging te krijgen dat zijn storting van € 100.000,- was doorgekomen. Toen werd bij de [slachtoffer 4] duidelijk dat zij waren vergeten om verdachte een bewijs van ontvangst te laten tekenen. Wel werd bij het eerste stortingsbewijs een aantekening gemaakt dat het geld was gestorneerd.28,29 Verdachte heeft tevens door tussenkomst van zijn raadsman gevraagd om bevestiging van de storting.30
In deze kwestie is verdachte een civiele procedure begonnen tegen de [slachtoffer 4] waarin verdachte zowel door de rechtbank als in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam in het ongelijk is gesteld.31 In deze procedure zijn diverse bankmedewerkers gehoord door de rechter-commissaris.32 Deze verklaringen ondersteunen de aangifte.
Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad een bedrag van € 100.000 heeft gestort op een rekening van [slachtoffer 4]. Volgens verdachte is hij diezelfde dag teruggegaan naar het [slachtoffer 4]-filiaal omdat hij gebeld werd door een medewerkster dat hij een tasje met opschrift Aphrodite was vergeten. Dit is hij gaan ophalen. Hij heeft het geld niet teruggekregen.33 De verklaring van verdachte over het enkel ophalen van een tasje acht de rechtbank, gelet op de elkaar ondersteunende getuigenverklaringen, volstrekt ongeloofwaardig.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte gepoogd heeft [slachtoffer 4] op te lichten, zoals na te melden.
Ten aanzien van parketnummer 01/825642-11 feit 8.
Op 16 december 2011 heeft [[persoon 5] op het politiebureau een brandblusser afgegeven welke afkomstig was uit het bedrijfspand van verdachte aan de [adres 5] te Veghel.34 [persoon 5] wist dat er pepperspray in de brandblusser zat, omdat verdachte hem een maand of twee geleden had laten zien waar je dat kon kopen.35
Het NFI heeft vastgesteld dat er pepperspray in de brandblusser zat.36
Verdachte heeft aangevoerd dat de brandblusser is aangetroffen in een ruimte die verhuurd was en waartoe hij geen toegang had. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat anderen dan verdachte de brandblusser met pepperspray voorhanden hebben gehad. Voorts blijkt uit de door verdachte ter terechtzitting d.d. 12 februari 2013 overgelegde huurovereenkomst dat verdachte ten alle tijden als beheerder toegang had tot de verhuurde ruimte.37
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de brandblusser met pepperspray voorhanden heeft gehad, zoals na te melden.
Ten aanzien van parketnummer 01/840353-12:
Tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte aan [adres 6] te [gemeente] op 20 december 2011 werd op de zolder een HP computer aangetroffen en inbeslaggenomen.38 Gegevens die op de computer stonden zijn op dvd gezet en ter beschikking gesteld aan het onderzoeksteam.39 Op 28 maart 2012 zijn vervolgens tussen de geëxporteerde gegevens 32 kinderpornografische beelden (foto's) aangetroffen.40,41
Verdachte heeft verklaard dat [getuige 2] op afstand werkzaamheden aan zijn computer verrichte.42 Getuige [getuige 2] van [bedrijf 4] is gehoord. [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte vaak zijn wachtwoord voor zijn computer veranderde en erg "van de veiligheid" op zijn pc was.43
Verdachte heeft aangevoerd dat niet hij de kinderporno op zijn computer heeft gezet. Ook anderen hebben toegang tot zijn computerruimte gehad. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig, mede gelet op de hierboven genoemde verklaring van [getuige 2].
Het is niet aannemelijk geworden dat iemand anders dan verdachte de kinderporno op zodanige wijze op de computer van verdachte heeft gezet dat verdachte daarvan niet geweten heeft.
Voorts heeft de verdediging bepleit dat verdachte op 20 december 2011 gedetineerd zat en daarom op die datum het tenlastegelegde feit niet gepleegd kan hebben. De rechtbank is hieromtrent van oordeel dat door detentie van verdachte het bezit van de kinderporno niet is opgehouden. Hierbij merkt de rechtbank op dat gesteld noch gebleken is dat de kinderporno pas na het moment van gedetineerd raken op de computer van verdachte terecht is gekomen.
Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank verklaart derhalve dit feit bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Parketnummer: 01/825642-11:
1.
op 6 december 2011 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk autobanden van een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, [kenteken 1], toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft beschadigd;
3.
op 29 november 2011 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur een auto (personenauto VW Passat met [kenteken 2]) in brand gestoken, door het met opzet inbrengen en/of achterlaten van open vuur in/bij het linkerachterwiel van genoemde auto waarbij gebruik werd gemaakt van een (vluchtige) brandversnellende stof (te weten zogenaamde aanmaakblokjes), terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te weten voor [slachtoffer 2] en/of de zich in de nabijheid van voornoemde auto bevindende perso(o)n(en) en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de woning aan [adres 1] en voor de zich in die auto bevindende goederen te duchten was;
6.
in de periode van 23 mei 2008 tot en met 1 juli 2008 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] te bewegen tot de afgifte van 100.000 euro, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid
een e-mail naar (een medewerker van) [slachtoffer 4] heeft verzonden waarin hij, verdachte, bevestigde dat de storting van 100.000 euro op een rekening bij [slachtoffer 4] correct was verlopen (wetende dat hij, verdachte, het geld alweer van die rekening had gehaald en daarbij de indruk wekkende dat voornoemd geldbedrag niet was opgenomen maar nog steeds op een rekening van [slachtoffer 4] stond) en
(vervolgens) aan (een medewerker van) [slachtoffer 4] heeft gevraagd op welke rekening zijn geldbedrag van 100.000 euro zich bevond en om bevestiging van de storting van voornoemd geldbedrag en om afgifte van voornoemd geldbedrag (wetende dat niet [slachtoffer 4] maar hij, verdachte, dat geldbedrag in zijn bezit had),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8.
omstreeks 20 december 2011 te Veghel, een (grote) hoeveelheid pepperspray (opgeslagen in een brandblusapparaat), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof van de
categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 01/840353-12:
op 20 december 2011 te Schaijk, een gegevensdrager bevattende afbeeldingen, te weten een computer (merk HP) in bezit heeft gehad terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedraging(en) bestonden uit (onder meer) het betasten en/of likken van de vagina van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (o.a. [bestandsnaam]) en het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een meisje dat kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij dit meisje gekleed is en poseert in een (erotisch getinte) houding op een wijze die niet bij haar leeftijd past en waarbij dit meisje zich vervolgens in opeenvolgende afbeeldingen (gedeeltelijk) van haar kleding ontdoet en waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en strekken tot seksuele prikkeling (onder meer bestandsna(a)m(en) [bestandsnaam],
en het oraal en vaginaal en anaal penetreren met de penis en de vinger en/of een voorwerp en de mond/tong van het lichaam van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer bestandsna(a)m(en) [bestandsnaam].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De rechtbank komt niet toe aan bespreking van het verweer van de raadsman dat verdachte van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen ten aanzien van feit 5 (01/825642-11), nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van dit feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de feiten 1 t/m 8 van parketnummer 01/825642-11 en parketnummer 01/840353-12 een gevangenisstraf geëist voor de duur van vijf jaren met aftrek van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit en zich niet subsidiair uitgelaten over een eventueel op te leggen straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Strafverzwarend.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het nadeel van verdachte in het bijzonder rekening houden met het volgende.
Ten aanzien van feit 1 en 3 (01/825642-11):
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in brand steken van een personenauto van de echtgenote van een curator in het faillissement van een bedrijf waarbij verdachte was betrokken. Tevens heeft verdachte ongeveer een week later tezamen met een ander de voorbanden van de personenauto van die curator lek gestoken. Een curator behoort zijn werkzaamheden ongehinderd, ongestoord en zonder enige belemmering te kunnen doen. Verdachte heeft de curator hier ernstig in gehinderd en hem en zijn gezin bovendien ernstige vrees aangejaagd. Verdachte is er hierbij ook niet voor teruggeschrokken om andere mensen en goederen in gevaar te brengen. Uit de proceshouding van verdachte maakt de rechtbank op dat gevoelens van oprechte spijt bij hem volstrekt afwezig zijn.
Ten aanzien van feit 6 (01/825642-11):
Verdachte heeft op zeer brutale wijze gepoogd de [slachtoffer 4] op te lichten voor een bedrag van € 100.000,-. Verdachte heeft willen doen voorkomen dat hij dit geldbedrag niet had retour ontvangen terwijl dat in werkelijkheid wel het geval was. Verdachte heeft zelfs een civiele procedure gestart om alsnog het geldbedrag van de [slachtoffer 4] te ontvangen. Deze houding van verdachte heeft ongetwijfeld voor de nodige spanning en stress gezorgd bij de bankmedewerkers. De oplichting betreft een groot geldbedrag. Concluderend kan gesteld worden dat verdachte in zijn hebzucht veel schade en overlast heeft veroorzaakt.
Ten aanzien van feit 8 (01/825642-11):
Verdachte heeft een brandblusser gevuld met pepperspray voorhanden gehad. Verdachte wist dat dit verboden was.
Ten aanzien van 01/840353-12:
Verdachte heeft kinderporno in zijn bezit gehad. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen de vraag hiernaar mede in stand houdt en hierdoor indirect wordt bijgedragen aan mogelijk seksueel misbruik van kinderen ten behoeve van de productie van kinderporno. Het behoeft geen betoog dat dergelijk misbruik zeer nadelige gevolgen kan hebben (in de zin van psychische, emotionele en lichamelijke schade) bij de desbetreffende kinderen en dat zij hierdoor ernstig kunnen worden geschaad in hun verdere ontwikkeling.
Verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De eis van de officier van justitie is gebaseerd op alle tenlastegelegde feiten en de rechtbank acht minder feiten bewezen. De rechtbank is van oordeel dat de hierna op te leggen straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Beslag.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het beslag reeds is afgewikkeld en er derhalve geen inbeslaggenomen goederen zijn waarover thans nog een beslissing moet worden genomen. De raadsman heeft namens verdachte verzocht om teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag. De officier van justitie heeft aangevoerd dat een beslissing tot teruggave aan verdachte reeds is genomen, maar dat op dit geldbedrag beslag is gelegd door de Belastingdienst. De raadsman heeft bevestigd dat hij een brief van de officier van justitie heeft gezien waarin wordt aangegeven dat het geld aan verdachte zou worden teruggegeven. Gelet hierop zal de rechtbank over het geldbedrag geen beslissing nemen.
Van de overige op de beslaglijst genoemde goederen is de rechtbank niet gebleken dat hierover reeds is beslist. De rechtbank zal hierover derhalve thans beslissen.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 47, 57, 157, 240b, 326 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Opheffen schorsing voorlopige hechtenis.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de duur van de door de rechtbank op te leggen gevangenisstraf acht de rechtbank termen aanwezig de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Er is niet langer sprake van een situatie waarin de persoonlijke belangen van verdachte prevaleren boven het belang van strafvordering.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 01/825642-11 feit 2, feit 4, feit 5, feit 7 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte vrij van deze feiten;
verklaart de onder parketnummer 01/825642-11 ten laste gelegde feiten 1, 3, 6 en 8 en het tenlastegelegde feit onder parketnummer 01/840353-12 bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/825642-11 feit 1:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
T.a.v. 01/825642-11 feit 3:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
T.a.v. 01/825642-11 feit 6:
poging tot oplichting
T.a.v. 01/825642-11 feit 8:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
T.a.v. 01/840353-12:
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
T.a.v. 01/825642-11 feit 1, feit 3, feit 6, feit 8, 01/840353-12:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Teruggave inbeslaggenomen goederen
De rechtbank gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen (met uitzondering van het geldbedrag) aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Beveelt de opheffing van de schorsing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 16 oktober 2012 geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx , voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans-Jongeneelen, griffier,
en is uitgesproken op 26 februari 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een eindproces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche Helmond, genummerd PL2233 2011182321, 1170 bladzijden, hierna: PV.
2 PV, proces-verbaal van bevindingen, p. 182-183.
3 PV, proces-verbaal verhoor getuige, p. 184-185.
4 PV, proces-verbaal aangifte, p. 177 t/m 181.
5 PV, proces-verbaal van bevindingen, p. 182-183.
6 PV, proces-verbaal van bevindingen, p. 187.
7 PV, proces-verbaal bevindingen, p. 211-212.
8 PV, proces-verbaal sporenonderzoek, p. 195 t/m 198, met fotobijlagen.
9 PV, proces-verbaal verhoor, p. 869-885, met name p. 870, 878 en 879.
10 Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut inzake "Een vergelijkend werktuigsporenonderzoek aan lekke autobanden naar aanleiding van brandstichting in Rosmalen op 29 november 2011", opgemaakt door [persoon 6] en gedateerd 6 juni 2012, PV, kennisgeving van inbeslagneming, p. 192 e.v.
11 Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut inzake "Een vergelijkend werktuigsporenonderzoek aan lekke autobanden naar aanleiding van brandstichting in Rosmalen op 29 november 2011", opgemaakt door [persoon 6] en gedateerd 6 juni 2012.
12 PV, proces-verbaal van bevindingen, p. 121 - 122.
13 PV, proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 137 t/m 139, met name p. 138.
14 PV, proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], p. 123 e.v.
15 PV, verhoor benadeelde [slachtoffer 1], p. 126 e.v.
16 PV, verklaring getuige [persoon 1], p. 134 e.v.
17 PV, proces-verbaal van bevindingen, p. 171 t/m p. 173, met name p. 171.
18 Proces verbaal terechtzitting d.d. 15 oktober 2012.
19 PV, proces-verbaal van bevindingen, p. 211-212.
20 PV, proces-verbaal sporenonderzoek, p. 195 t/m 198, met fotobijlagen.
21 PV, proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 460 t/m 463 met bijlage en proces-verbaal van bevindingen, p. 477 met fotobijlagen.
22 PV, p-v doorzoeking ter inbeslagneming, p. 367 t/m 369, kennisgeving inbeslagneming p. 371 e.v., proces verbaal nr:12-004-pv-02, p. 380 t/m 393, proces-verbaal bevindingen, p. 394 t/m 396 met bijlagen.
23 PV, proces-verbaal aangifte, p. 525 t/m 529 met bijlagen, met name p. 527.
24 PV, proces-verbaal verhoor aangifte, p. 534 t/m 536 en bijlagen.
25 PV, proces-verbaal verhoor, p. 924 t/m 930 met bijlagen, met name p. 927-928.
26 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 februari 2013.
27 PV, proces-verbaal verhoor aangever, p. 622 t/m 624 met bijlagen.
28 PV, proces-verbaal verhoor aangever, p. 622 t/m 624 met bijlagen.
29 PV, afschrift brief verdachte aan [slachtoffer 4] d.d. 16 juni 2008, p. 637.
30 PV, afschrift brief raadsman verdachte aan [slachtoffer 4] d.d. 24 juni 2008, p. 652-653.
31 PV, afschrift arrest gerechtshof Amsterdam d.d. 15 maart 2011, p. 626 t/m 632 met bijlagen.
32 PV, afschrift verhoren, p. 659 t/m 671.
33 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 februari 2013.
34 PV, proces-verbaal van bevindingen, p. 329 - 330 met fotobijlagen.
35 Proces-verbaal verhoor getuige, inhoudende de verklaring van [persoon 5] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 25 juni 2012.
36 PV, kennisgeving inbeslagneming, p. 338 e.v., rapport NFI d.d. 22 maart 2012, p. 673 t/m 679.
37 Huurovereenkomst kantoorruimte, ondergetekenden [bedrijf 5] vertegenwoordigd door [verdachte] en [bedrijf 6] vertegenwoordigd door [medeverdachte], d.d. 29 augustus 2011.
38 Proces-verbaal kinderporno onderzoek [naam 1] van de regiopolitie Brabant Noord, afdeling districtelijke opsporing, 62 bladzijden, hierna: PV2, kennisgeving van inbeslagneming, p. 6 e.v.
39 PV2, proces-verbaal, p. 15 e.v.
40 PV2, proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goed, p. 21 e.v.
41 PV2, proces-verbaal van bevindingen aangetroffen (foto)afbeelding bestanden, p. 27 t/m 34
42 PV2, proces-verbaal verhoor verdachte, p. 43 t/m 54.
43 PV2, proces-verbaal verhoor getuige , p. 57 t/m 61.