ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ2194

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
01/025406-03
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling na meerdere brandstichtingen en beoordeling van recidiverisico

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 februari 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, die eerder ter beschikking was gesteld na veroordelingen voor vier keer brandstichting. De officier van justitie had op 3 januari 2013 verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar, gezien de risico's op recidive en de noodzaak van professionele begeleiding. De rechtbank heeft het advies van de kliniek gevolgd, waarin werd gesteld dat de betrokkene nog niet klaar was voor een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling, gezien zijn beperkte zelfreflectie en motivatie voor behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eisten. De rechtbank heeft ook overwogen dat de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd was tot vier jaar, omdat de misdrijven waarvoor de tbs was opgelegd, gericht waren tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar toegewezen en het verzoek om voorwaardelijke beëindiging afgewezen, met de overweging dat er nog geen zicht was op positieve ontwikkelingen tijdens het transmuraal verlof.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/025406-03
Uitspraakdatum: 26 februari 2013
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1979],
verblijvende in [kliniek].
Het onderzoek van de zaak.
Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 januari 2005 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van het gerechtshof Arnhem van 29 mei 2012 met een jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 3 januari 2013 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van een jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 februari 2013. Hierbij zijn de officier van justitie mr. Erades, deskundige dhr. M. Verhees, en de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe mr. Marianovic gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
- het advies van [kliniek], de inrichting waar betrokkene verblijft, d.d. 10 december 2012;
- de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
- het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.
De beoordeling.
De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van vier keer brandstichting, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
"Advies verlenging tbs-maatregel:
Gezien het geringe zelfreflecterend vermogen van betrokkene en het hieruit voortvloeiende beperkte ziekte-inzicht en motivatie tot behandeling is betrokkene langdurig aangewezen op professionele begeleiding en enige vorm van een juridisch kader. Gezien de nog immer als hoog ingeschatte risico's op recidive bij een huidige beëindiging van het dwangkader, zoals mede gebleken uit de risicotaxatie-instrumenten, wordt voorwaardelijke beëindiging momenteel als te prematuur ingeschat.
Vanwege de pervasieve ontwikkelingsproblematiek is het de verwachting dat de inbedding bij RIBW [naam] en de opbouw van de nieuwe werkrelatie, geruime tijd in beslag zal nemen. Teneinde dit adequaat vorm te kunnen geven, is het van belang dat het huidige dwangkader nog wordt voortgezet en de Rooyse Wissel dit traject kan begeleiden en waar nodig kan bijsturen.
Verlenging van de huidige maatregel wordt noodzakelijk geacht, teneinde in het komende jaar de overplaatsing naar RIBW [naam] te realiseren, en het functioneren van betrokkene binnen deze open setting te evalueren. Bij een positieve evaluatie is het de verwachting dat nog in het komende jaar de reclassering nader betrokken kan worden middels Forensisch Psychiatrisch Toezicht, teneinde toe te werken naar proefverlof dan wel voorwaardelijke beëindiging.
Derhalve adviseren wij een verlenging van de ter beschikkingstelling van een jaar en continuering van de verpleging van overheidswege."
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Het aangevraagde verlof is goedgekeurd. Ik sta niet meer op de wachtlijst voor een RIBW. Er is een plek voor mij en ik hoor binnen twee weken waar dat zal zijn. Omdat er in de [naam kliniek ] niets meer te bereiken was, zou ik daar weggaan, maar ik zit er nu nog. Ik ben blij dat ik nu naar RIBW [naam] kan, maar ik vind het niet fijn dat de inrichting erbij betrokken blijft. Met name het aspect dat ik teruggehaald zou kunnen worden om het minste of geringste en ik dan weer van vooraf aan moet beginnen, vind ik niet fijn.
De deskundige dhr. Verhees, optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Hij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Mijn naam is Michiel Verhees, geboren op 21 november 1980. Ik ben hoofd behandeling bij de inrichting waar betrokkene verblijft. Ik kies domicilie aan de [adres kliniek].
Betrokkene heeft in de afgelopen periode vorderingen geboekt, met name op het gebied van omgaan met vrijheden. Het blijft lastig om met hem een werkrelatie op te bouwen. De verlofaanvraag is gehonoreerd. Het ministerie heeft toestemming gegeven voor een plaatsing bij een RIBW. Binnen twee weken kan betrokkene bij [naam RIBW] worden geplaatst. Als voorwaarde is wel gesteld dat [naam RIBW] het drugsgebruik van betrokkene voldoende in de gaten houdt. Het is de afgelopen jaren erg moeilijk gebleken om betrokkene te plaatsen, ook vanwege zijn motivatie. Ik denk dat [naam RIBW] een goede plek voor betrokkene zal zijn. De woonbegeleiding zal plaatsvinden door [naam RIBW]. Of het recidivegevaar bij voorwaardelijke beëindiging net zo hoog zal zijn als bij transmuraal verlof hangt af van hoe betrokkene met de vrijheid die hij in de RIBW krijgt om zal gaan. Het klopt dat bij verhoogd recidiverisico betrokkene teruggehaald kan worden door de kliniek. Het hele traject is ingezet om betrokkene buiten de kliniek te laten verblijven en dat op afstand te monitoren. Begeleiding zal ook op langere termijn nog wel nodig blijven. Begeleiding vanuit de kliniek is intensiever dan begeleiding vanuit de Reclassering. Een voorwaardelijke beëindiging is thans nog niet aan de orde.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Het gerechtshof Arnhem heeft recentelijk nog op 12 november 2012 beslist dat het te vroeg is voor een voorwaardelijke beëindiging. In het rapport van de kliniek d.d. 10 december 2012 staat ook dat het thans nog te vroeg is voor een voorwaardelijke beëindiging. Er is evident sprake van geweldsdelicten waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd.
Ik persisteer bij de vordering tot verlenging met een jaar, gelet op de korte tijdsperiode die sinds de uitspraak van het Hof is verlopen, het rapport van de kliniek en hetgeen de deskundige ter terechtzitting heeft aangevoerd.
De raadsvrouwe van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Primair verzoek ik de vordering af te wijzen, omdat sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling. De motivering van het gerechtshof Arnhem is anders dan de Europese jurisprudentie. Ik verwijs naar de uitspraak van het Europese Hof in de zaak Van de Velden, waarin het Europese Hof heeft bepaald dat sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling als niet is opgenomen dat sprake is van een geweldsdelict.
Subsidiair verzoek ik het volgende.
Het gerechtshof Arnhem heeft inderdaad niet zo lang geleden uitgesproken dat het te vroeg is voor een voorwaardelijke beëindiging. Toch herhaal ik vandaag dit verzoek. Het is niet niks om vier jaar te verblijven in de inrichting waar telkens niets gebeurt in de behandeling. Het is een mooi vooruitzicht dat cliënt binnen twee weken bij [naam RIBW] geplaatst zal worden. Cliënt maakt zich zorgen over het verloop van het transmuraal verlof als de kliniek er bij betrokken blijft. Vertrouwen en samenwerking zal na verloop van deze tijd niet zo aanwezig meer zijn. Ik verzoek de rechtbank een voorwaardelijke beëindiging te overwegen. Er zijn voldoende waarborgen te bieden net als in het kader van transmuraal verlof. De Reclassering kan in het kader van een voorwaardelijke beëindiging bijvoorbeeld wekelijks gesprekken voeren en urinecontroles houden en daaraan zijn ook consequenties te verbinden. Uit hetgeen de deskundige ter terechtzitting heeft aangevoerd blijkt dat niet is vast te stellen dat het recidiverisico hoger is bij een voorwaardelijke beëindiging dan bij transmuraal verlof. Ik verzoek de rechtbank in haar vonnis op te nemen dat de kliniek voortvarend te werk dient te gaan bij de begeleiding.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting en met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige. Naar het oordeel van de rechtbank wordt het recidiverisico afdoende onderbouwd in genoemd advies en de ter terechtzitting gegeven toelichting daarop door de deskundige.
Overweging ten aanzien van de vraag of er sprake is van een gemaximeerde tbs.
Uit artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht volgt dat een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege een periode van vier jaar niet te boven gaat, tenzij de tbs is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Indien een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege voor een dergelijk misdrijf wordt opgelegd, moet ingevolge artikel 359, zevende lid van het Wetboek van Strafvordering, het vonnis daarvan de redenen aangegeven.
In het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch d.d. 25 januari 2005, bij welk arrest betrokkene tot een tbs met dwangverpleging is veroordeeld, is niet aangegeven of de tbs ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen is opgelegd.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)1 heeft geoordeeld dat het niet aan de verlengingsrechter is om in een dergelijk geval door interpretatie van de uitspraak van de opleggingsrechter alsnog vast te stellen of de tbs voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen is opgelegd.
Het gerechtshof Arnhem2 heeft hieromtrent het navolgende overwogen:
"Naar het oordeel van het hof is echter van enige interpretatie geen sprake indien blijkens de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de oplegging van de straf en/of maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, door een ieder zonder meer als evident kan worden vastgesteld dat sprake is van een misdrijf als hiervoor omschreven (rechtbank: een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen). Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat de niet gemaximeerde duur van de terbeschikkingstelling niet voorzienbaar is geweest en dat afbreuk is gedaan aan de door artikel 5 EVRM geboden bescherming tegen 'willekeurige vrijheidsbeneming'."
In het onderhavige geval is de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd ter zake van twee maal opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en twee maal opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Hoewel in het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 januari 2005 een nadere overweging ontbreekt ten aanzien van de vraag of sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de bewezenverklaring onmiskenbaar dat het feit waar betrokkene voor is veroordeeld en waarvoor hem een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd, een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Naar het oordeel van de rechtbank kan door een ieder zonder nadere interpretatie worden vastgesteld dat sprake is van een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet zo dat de niet gemaximeerde duur van de tbs niet voorzienbaar is geweest en dat afbreuk is gedaan aan de door artikel 5 van het EVRM geboden bescherming tegen 'willekeurige vrijheidsbeneming'.
De rechtbank sluit hiermee aan bij hetgeen in deze zaak in het arrest van het gerechtshof Arnhem van 12 november 2012 (inzake het verzoek voorwaardelijke beëindiging) reeds is overwogen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de onderhavige terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege niet is gemaximeerd tot een duur van vier jaar.
Verlengingsbeslissing.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank acht verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar aangewezen. Gelet op hetgeen de deskundige ter terechtzitting heeft aangevoerd en het rapport van de kliniek is voorwaardelijke beëindiging thans nog niet aan de orde. Uit het verhandelde ter terechtzitting is het de rechtbank gebleken dat betrokkene een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De rechtbank stelt echter ook vast dat het transmuraal verlof nog niet is aangevangen. Terbeschikkinggestelde zal in het kader van dit transmuraal verlof op korte termijn bij RIBW [naam] geplaatst worden. Thans is vooralsnog geen zicht op mogelijke ontwikkelingen van betrokkene tijdens het transmuraal verlof. De rechtbank ziet in het voorgaande contra-indicaties voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De rechtbank wijst daarom het verzoek daartoe af. Tevens wijst de rechtbank het verzoek van de raadsvrouwe af om een instructie ten aanzien van de begeleiding door de kliniek op te nemen.
DE BESLISSING
De rechtbank:
verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met een jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. N.M. Spelt, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2013.
1 Arrest Van der Velden van het EHRM van 31 juli 2012 (nr. 21203/10).
2 Arrest gerechtshof te Arnhem van 1 oktober 2012, LJN: BX8788.