vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/810050-07
Datum uitspraak: 12 februari 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats, geboortedatum]
wonende te [woonplaats, adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 november 2012 en 29 januari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 oktober 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2005 tot en met 9 mei 2005 in Rabat (Marokko) en/of/althans te Eindhoven en/of/althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (meermalen) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) (uittreksel van een) geboorteakte (extrait d'acte de naissance), - zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in die akte in strijd met de waarheid was vermeld dat
- het kind, [slachtoffer 1] was geheten en/of
- het kind op 28 maart 2005 was geboren en/of
- het kind was geboren uit [medeverdachte], althans dat de moeder is genaamd [medeverdachte] en/of dat hij, verdachte, de vader is en/of de vader is genaamd [verdachte]
en bestaande dat gebruik maken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) (voornoemde) valse en/of vervalste geboorteakte ten name van (die) [slachtoffer 1],
- aan een medewerk(st)er van de Nederlandse Ambassade heeft overgelegd ter verkrijging van een paspoort, althans een reisdocument en/of
- aan een medewerk(st)er van de Afdeling Burgerzaken van de gemeente Eindhoven heeft overgelegd ten behoeve van de inschrijving van het kind genaamd [slachtoffer 1]
in de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente Eindhoven als dochter van hem, verdachte en/of verdachtes echtgenote en/of als Nederlands staatsburger
althans opzettelijk die geboorteakte heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geboorteakte bestemd was voor zodanig gebruik;
(artikel 225, lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte en zijn echtgenote, medeverdachte [medeverdachte], opzettelijk gebruik hebben gemaakt van een valse geboorteakte. Zij hebben het kind [slachtoffer 1] op 9 mei 2005 ingeschreven in Nederland als hun kind, maar uit DNA-onderzoek blijkt dat het meisje biologisch gezien niet hun kind is.
Al voor de inschrijving in Nederland heeft getuige [getuige 1] aan de politie gemeld dat de echtgenote van verdachte een illegale adoptie aan het voorbereiden was. Op grond van de verklaringen van de Marokkaanse geneeskundigen en verpleegkundigen kan worden vastgesteld dat de echtgenote van verdachte op 28 maart 2005 niet is bevallen van een meisje. Uit de verhoren van de artsen [artsen] blijkt dat zij de echtgenote van verdachte niet hebben begeleid in verband met zwangerschap. De op de geboorteverklaring vermelde verloskundige [verloskundige] ontkent een bevalling te hebben begeleid in de nacht van 28 maart 2005. Verpleegkundige [verpleegkundige] heeft verklaard dat zij op verzoek van algemeen surveillant [surveillant] een nieuwe geboorteverklaring heeft opgemaakt. Toen [verpleegkundige] ontdekte dat er iets niet klopte met die geboorteverklaring, heeft zij een gesprek tussen haar en [surveillant] op een cassettebandje opgenomen. Op dit cassettebandje is te horen dat [surveillant] zegt dat hij als bemiddellaar voor adoptie is opgetreden tussen [medeverdachte] en een ongehuwde moeder.
Op grond van de verklaring van getuige [getuige 1] en de verklaring van verpleegkundige [verpleegkundige] concludeert de officier van justitie dat er sprake is geweest van illegale adoptie. Dat wordt bevestigd door de resultaten van het DNA-onderzoek. De echtgenote van verdachte heeft daarna met een valse geboorteverklaring aangifte gedaan in Marokko en met de verkregen documenten, waarvan zij wist dat die niet overeenkomstig de waarheid opgesteld waren, aangifte gedaan in Nederland.
De officier van justitie acht het ongeloofwaardig dat verdachte niet zou hebben geweten dat zijn echtgenote niet zwanger was. Hij is voor de bevalling nog drie weken samen met haar geweest in Marokko. Nu verdachte wist dat zijn echtgenote niet zwanger was, heeft hij dus ook geweten dat de geboorteakte vals was.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte geen reden had te twijfelen aan de echtheid van geboorteakte, nu die gelegaliseerd is en dus rechtsgeldig. Verdachte heeft verklaard dat zijn vrouw wel degelijk zwanger was. Ook getuigen [getuige 1] en getuige 2] en de broer van verdachte's echtgenote hebben verklaard dat zij zwanger was.
Verloskundige [verpleegkundige] heeft verklaard dat [surveillant], werkzaam als algemeen surveillant in het ziekenhuis, haar heeft gevraagd een geboorteverklaring opnieuw in te vullen. [verpleegkundige] heeft volgens haar verklaring de gegevens van de haar door [surveillant] overhandigde geboorteverklaring overgenomen. De verklaring van [verpleegkundige] wordt ontkracht door andere werknemers van het ziekenhuis. Op de geboorteverklaring staat de naam van verloskundige [verloskundige] vermeld, maar zij ontkent betrokken te zijn geweest bij een bevalling in die nacht. Ook de getuige [surveillant], verpleegkundige [verpleegkundige 2] en de broer van de echtgenote van verdachte bevestigen de verklaring van [verpleegkundige] niet.
Het is bovendien niet duidelijk van wie de stemmen op het door [verpleegkundige] overgelegde cassettebandje zijn.
Het DNA-onderzoek, waaruit blijkt dat verdachte en zijn echtgenote niet de biologische ouders van [slachtoffer 1] zijn, is niet voldoende bewijs in deze zaak. Het is niet uit te sluiten dat er sprake is geweest van een verwisseling van kinderen. Ook kunnen bij de IVF-behandelingen die de echtgenote van verdachte heeft ondergaan, donorcellen gebruikt zijn die niet afkomstig zijn van verdachte en zijn echtgenote.
De raadsman heeft verder opgemerkt dat de verdediging de verklaring van [naam arts] niet betrouwbaar acht. [naam arts] heeft verklaard dat hij de vrouw van verdachte niet heeft begeleid tijdens haar zwangerschap, maar door de raadsvrouwe van de echtgenote van verdachte zijn wel nota's betreffende afspraken met hem overgelegd. Bovendien verrichtte [naam arts] betaalde werkzaamheden, terwijl hij dit als militair arts niet mocht doen.
Nu er teveel kanttekeningen zijn bij de verschillende verklaringen in het dossier dient volgens de raadsman vrijspraak te volgen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de geboorteakte die bij de Nederlandse Ambassade en bij de gemeente Eindhoven is gebruikt, valse informatie bevat. In de akte staat vermeld dat [medeverdachte] en verdachte de ouders zijn van het kind [slachtoffer 1]. Uit het DNA-onderzoek is echter gebleken dat [medeverdachte] en verdachte niet de biologische ouders van het kind zijn. Bij de inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie te Eindhoven was verdachte met zijn echtgenote aanwezig en heeft hij zich als de vader van het kind gelegitimeerd. Bij die inschrijving is de valse geboorteakte overgelegd.1Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat verdachte en zijn echtgenote gebruik hebben gemaakt van een valse geboorteakte.
De vraag die voor ligt is of verdachte opzet heeft gehad op het gebruiken van een valse geboorteakte, met andere woorden of hij wetenschap heeft gehad van de valsheid van die akte. Verdachte heeft verklaard dat hij ervan overtuigd is dat zijn echtgenote zwanger was.
De rechtbank stelt vast dat er geen bewijsmiddel voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte wist dat [slachtoffer 1] niet zijn biologisch kind is en/of dat [slachtoffer 1] niet is geboren uit zijn echtgenote. Over de wetenschap van verdachte met betrekking tot de gang van zaken in het ziekenhuis kan niets worden vastgesteld. Verdachte is niet aanwezig geweest in het ziekenhuis toen het kind zou zijn geboren. Hij verbleef op dat moment in Nederland. Verder spreekt getuige [verpleegkundige] enkel van een verzoek van de echtgenote van verdachte om een baby te verkrijgen met hulp van ziekenhuismedewerker [surveillant] en niet van betrokkenheid van verdachte bij dit verzoek. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde opzettelijk gebruik maken van een valse geboorteakte.
Vrijspraak.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. van Dellen, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. M.M. Klinkenbijl, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A. Bernsen griffier,
en is uitgesproken op 12 februari 2013.
Mr. Klinkenbijl is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Proces-verbaal van bevindingen, p. 84 en het uittreksel uit de geboorteakte van 11 april 2005, p. 202.