vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/241520 / HA ZA 12-38
Vonnis van 30 januari 2013
1. de naamloze vennootschap HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V., voorheen genaamd
NASSAU VERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TELE GOLD B.V.,
gevestigd te Haarlem,
eiseressen,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. G.C.L. van de Corput te Breda.
Partijen zullen hierna HDI-Gerling Verzekeringen c.s. en [gedaagde] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 oktober 2011
- de conclusie van antwoord van 14 maart 2012
- het tussenvonnis van 28 maart 2012
- de gehouden comparitie van partijen van 15 juni 2012 (in het kader waarvan HDI-Gerling Verzekeringen c.s. op 12 juni 2012 de producties 1 tot en met 6 heeft toegezonden en op een later tijdstip productie 7)
- de akte vanHDI-Gerling Verzekeringen c.s. van 11 juli 2012
- de akte van [gedaagde] van 5 september 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Op 27 oktober 2010 is er een overval (hierna: de overval) gepleegd op de juwelierswinkel van Tele Gold B.V., genaamd [A] (hierna: juwelierswinkel [A]) te [woonplaats]. Bij de overval is ongeveer 5,6 kilo aan sieraden (hierna: de partij sieraden) weggenomen.
2.2. Lengkeek Expertises heeft op 23 mei 2011 een definitief expertiserapport uitgebracht waarin onder andere het totale bedrag aan schade van de overval is opgenomen. Dit is vastgesteld op € 181.267,85, bestaande uit € 178.615,00 aan handelsvoorraad,
€ 1.164,45 aan inventarisschade, € 1.008,40 aan glasschade en € 480,00 aan opruimkosten.
2.3. Tele Gold B.V. (hierna: Tele Gold) heeft zich voor dergelijke schade tot een bedrag van € 115.000,00 verzekerd bij Nassau Verzekering Maatschappij N.V., thans ten gevolge van een fusie genaamd HDI-Gerling Verzekeringen N.V..
2.4. Nassau Verzekering Maatschappij N.V. heeft vanwege de schade als gevolg van de overval een bedrag van € 112.652,85 uitgekeerd aan Tele Gold.
2.5. [gedaagde] had destijds een eigen juwelierswinkel in ’s-Hertogenbosch.
2.6. [gedaagde] heeft eind oktober 2010 gouden sieraden omgesmolten in gouden staven. Op 1 en 2 november 2010 heeft [gedaagde] deze omgesmolten gouden staven aan [B] (hierna: [B]) verkocht.
2.7. Op 3 november 2011 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de juwelierswinkel van [gedaagde]. Er zijn toen onder andere vijf gouden colliers in beslag genomen waarin het meesterteken van Tele Gold verwerkt was.
2.8. [gedaagde] is bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Haarlem van 5 maart 2012 strafrechtelijk veroordeeld wegens schuldheling gepleegd op 29 oktober 2010 en schuldwitwassen gepleegd in de periode van 29 oktober 2010 tot en met 1 november 2010. [gedaagde] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit strafvonnis.
3.1. HDI-Gerling Verzekeringen c.s. vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot:
1. betaling aan HDI-Gerling Verzekeringen van een bedrag van € 112.652,85, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 juni 2011 tot de dag der algehele voldoening;
2. betaling aan Tele Gold van een bedrag van € 68.615,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 oktober 2010, althans vanaf 29 oktober 2010 tot de dag der algehele voldoening;
3. betaling van de kosten van deze procedure.
3.2. HDI-Gerling Verzekeringen c.s. stelt daartoe dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de bij de overval buitgemaakte partij sieraden en deze heeft omgesmolten waardoor de partij sieraden niet meer te traceren of revindiceren was. Zij houdt op die gronden [gedaagde] op grond van onrechtmatige daad jegens Tele-Gold aansprakelijk voor de diefstalschade. HDI-Gerling Verzekeringen is als verzekeraar gesubrogeerd in de schadevordering van Tele-Gold voor een bedrag van € 112.652,85. Tele Gold komt voor het restant op.
3.3. [gedaagde] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Tussen partijen is allereerst in geschil of [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de bij de overval buitgemaakte sieraden. Volgens HDI-Gerling Verzekeringen c.s. blijkt uit de door haar overgelegde stukken – bestaande uit processen-verbaal van de politie – dat [gedaagde] die sieraden kort na de overval in één partij heeft gekocht en dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die van diefstal afkomstig waren. De betreffende sieraden zijn vervolgens door [gedaagde] omgesmolten tot gouden staven en doorverkocht aan [B], aldus HDI-Gerling Verzekeringen c.s.. [gedaagde] heeft gemotiveerd bestreden dat hij in één partij de bij de overval buitgemaakte sieraden heeft gekocht. Volgens hem was de partij omgesmolten sieraden afkomstig van verschillende particulieren en heeft hij die sieraden op verschillende momenten gekocht. Hij betwist verder dat hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de door hem gekochte en omgesmolten sieraden van diefstal afkomstig waren.
4.2. Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust op HDI-Gerling Verzekeringen c.s., als de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten, de last bewijs te leveren van de gestelde heling. Ten bewijze daarvan heeft zij zich beroepen op de bij akte in het geding gebrachte stukken, als in die akte aangegeven. Verder heeft zij er op gewezen dat [gedaagde] op 5 maart 2012 strafrechtelijk is veroordeeld ter zake van de onderhavige heling. Omdat [gedaagde] in hoger beroep is gegaan, is het strafvonnis niet in kracht van gewijsde gegaan zodat dat geen dwingend bewijs oplevert. De rechtbank zal dan ook aan de hand van de door HDI-Gerling Verzekeringen c.s. overgelegde stukken en hetgeen zij in dat verband heeft aangevoerd hebben te beoordelen of de gestelde heling voorshands bewezen is.
4.3. Uit het politiedossier blijkt het volgende.
-Op 27 oktober 2010 is rond 11:18 uur juwelierswinkel [A] overvallen (proces-verbaal van aangifte, p. 52). Op de camerabeelden van de overval is te zien dat vier mannen de juwelier binnengaan en een partij sieraden buit maken (proces-verbaal bevindingen, p. 361 e.v.). De bij de overval buitgemaakte gouden sieraden hebben in totaal een gewicht van 5,6 kilogram (proces-verbaal van bevindingen p. 71).
-Op 27 oktober 2010 is een sporenonderzoek uitgevoerd in juwelierswinkel [A]. In de winkel is een hamer aangetroffen. Deze hamer is veilig gesteld en bemonsterd in het kader van DNA onderzoek (proces-verbaal Sporenonderzoek, p. 578 e.v.). Het DNA profiel van [C] is vergeleken met het DNA materiaal aangetroffen op de hamer (bijlage Nederlands Forensisch Instituut, p. 652). Het Nederlands Forensisch Instituut concludeert dat het DNA materiaal afgenomen van de hamer matcht met het DNA profiel [C] (bijlage Nederlands Forensisch Instituut, p. 657).
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2010 komt naar voren dat op de camerabeelden is te zien dat van de overvallers één persoon een gezet postuur heeft (proces-verbaal van bevindingen, p. 363 – p. 364 ). De persoon met het gezette postuur is tevens de persoon die de hamer vast houdt en hiermee een vitrinekast kapot slaat en vervolgens vertrekt op een motorfiets (proces-verbaal van bevindingen, p. 356 en p. 367). Getuige [D] verklaart dat zij op 27 oktober 2010 heeft gezien dat een bestuurder van een motorfiets afstapt en zich hierbij bezeert (proces-verbaal verhoor, p. 174 e.v.). Op 27 oktober 2010 om 14:14 uur wordt met het telefoonnummer [1], op naam [C], gebeld naar ene [E]. De persoon die gebruikt maakt van telefoonnummer [1] vertelt aan [E] dat hij niet kan lopen en dat zijn hand is opengesneden (proces-verbaal van bevindingen, p. 520). Aan [D] zijn camerabeelden van de overval getoond; zij verklaart dat de vadsige man op de camerabeelden dezelfde persoon is als de bestuurder van de motorfiets (proces-verbaal verhoor, p. 175 en p. 177). Uit bovenstaande volgt naar het voorlopig oordeel van de rechtbank dat bovengenoemde [C] (geboortedatum [geboortedatum]) één van de daders van de overval is.
-[F] is één van de vermoedelijke andere daders van de overval. Via de Criminele Inlichtingen Eenheid komt op 5 november 2010 de volgende informatie binnen “[G], [H] en twee Marokkaanse jongens uit Amsterdam Oost hebben onlangs een overval gepleegd op juwelier [A] te [woonplaats]” en “[G] maakt gebruik van telefoonnummer [2]” (proces-verbaal van CIE informatie p. 286 - p. 287). Na onderzoek blijkt dat [G] de bijnaam is van [F] (geboortedatum[geboortedatum]) (proces-verbaal van CIE informatie p. 287). [F] is meer dan vermoedelijk de gebruiker van telefoonnummer [2] (proces-verbaal van bevindingen, p. 801 - p. 802).
-Het telefoonnummer [3] op naam van [gedaagde] heeft op 29 oktober 2010 drie keer contact met het telefoonnummer op naam van [F] (proces-verbaal van bevindingen p. 796). Daarnaast straalt het telefoonnummer van [F] op 29 oktober 2010 tussen 13:28 uur en 15:01 uur zendmasten in ’s-Hertogenbosch aan (proces-verbaal van bevindingen telecom, p. 449). Op 29 oktober 2010 heeft het telefoonnummer [4], op naam van [I], contact met het telefoonnummer op naam van [F] (proces van bevindingen, p. 797). Voorts straalt het telefoonnummer van [I] rondom hetzelfde tijdstip telefoonmasten in 's-Hertogenbosch aan (proces-verbaal van bevindingen telecom, p. 474). [J] (geboortedatum [geboortedatum]) heeft verklaard dat hij op 29 oktober 2010 drie mensen naar Den Bosch heeft gebracht waaronder [I] (loopproces-verbaal, p. 24).
-Op 29 oktober 2010 om 16:00 uur heeft het telefoonnummer [4] contact met het telefoonnummer [1]. Middels stemherkenning wordt er geconcludeerd dat [I] tijdens dit gesprek meer dan vermoedelijk de gebruiker is van telefoonnummer [4] (proces-verbaal van bevindingen, p. 474) en [C] de gebruiker is van telefoonnummer [1] (proces-verbaal van bevindingen, p. 743 en p. 744). [C] vraagt aan [I] waarom “ze” nog steeds daar zijn. [I] antwoordt “ze tellen het geld lul, wat denk je” Vervolgens vraagt [C] hoeveel “hij” dan betaalt waarop [I] antwoordt “56” en zegt dat “hij” niet genoeg in huis had en is gaan pinnen. “Nu nog twee doezoe’s” (straattaal voor tweeduizend euro) (proces-verbaal van bevindingen, p. 524). Van [gedaagde]’s rekening is op 29 oktober 2010 tussen 15.49 uur en 16.17 uur twee keer een bedrag van € 2.000,- gepind (zaaksdossier map 16, p. 76 - p. 77).
-[B] heeft op 1 en 2 november 2010 van de juwelierszaak van [gedaagde] ongeveer 5.413,7 gram omgesmolten goud gekocht, zo blijkt uit facturen (zaaksdossier map 16, p. 66 e.v.). [gedaagde] heeft verklaard dat hij nog weet dat hij het goud heeft omgesmolten (proces-verbaal van verhoor, p. 866).
-Voorts heeft er op 3 november 2010 een doorzoeking in de juwelierszaak van [gedaagde] plaatsgevonden (zaaksdossier map 16, p. 17). Tijdens de doorzoeking zijn er onder andere vijf colliers in beslag genomen met daarin het meesterteken van Tele Gold gegraveerd (zaaksdossier map 16, p. 18). De eigenaar van juwelierswinkel [A] herkent deze colliers als colliers van Tele Gold (zaaksdossier map 16, p. 188).
4.4. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank voorshands komen vast te staan dat [C] samen met [F] en twee anderen de overval op de juwelierswinkel [A] hebben gepleegd, dat de buit is verkocht aan [gedaagde] en dat [gedaagde] (het grootste deel van) die buit heeft omgesmolten en vervolgens in de vorm van goudstaafjes aan [B] heeft verkocht. De rechtbank acht dus voorshands [gedaagde]’s verklaring ter comparitie dat het goud dat hij aan [B] heeft verkocht afkomstig was van particulieren die hem telkens kleine hoeveelheden sieraden hebben verkocht, niet geloofwaardig. Aangezien [gedaagde] zelf heeft verklaard dat het kopen van een dergelijke hoeveelheid sieraden in één keer ongebruikelijk is en dat als één persoon of personen van 18 jaar of daaromtrent een dergelijke partij aanbieden dat hem achterdochtig moet maken, moet de voorlopige conclusie dan ook zijn dat [gedaagde] zich minstens aan schuldheling schuldig heeft gemaakt. De personen die hiervoor zijn genoemd waren destijds blijkens het proces-verbaal allemaal van ongeveer die leeftijd.
HDI-Gerling Verzekeringen c.s. is dan ook voorshands geslaagd in het bewijs dat [gedaagde] de partij sieraden heeft geheeld. Overeenkomstig zijn aanbod zal de rechtbank [gedaagde] tot tegenbewijs toelaten.
4.5. [gedaagde] betwist niet dat (de rechtsvoorganger van) HDI-Gerling Verzekeringen
€ 112.652,85 heeft uitgekeerd en aldus als verzekeraar is gesubrogeerd in de vorderingen van Tele-Gold tot schadevergoeding op derden. Volgens [gedaagde] kan HDI-Gerling Verzekeringen echter enkel gesubrogeerd zijn in de vorderingen die Tele-Gold als gevolg van de diefstal heeft.
Voor zover evenwel de heler schade heeft toegebracht aan de bestolene betreft het in een geval als het onderhavige niet meer schade dan door de diefstal is veroorzaakt, maar gaat het in wezen om de vraag of de diefstalschade (uiteindelijk) lager had kunnen uitvallen indien de heling niet zou zijn gepleegd. Artikel 7:962 BW beperkt de subrogatie niet tot enige vordering op de steler maar subrogeert de verzekeraar in de schadevordering van de verzekerde op derden in verband met het verzekerde feit. Dit verweer van [gedaagde] faalt dus.
4.6. Tussen partijen is daarnaast in geschil of er causaal verband bestaat tussen de heling en de schade. Volgens HDI-Gerling Verzekeringen c.s. bestaat dit verband. [gedaagde] heeft door de partij sieraden om te smelten en als gouden staven te verkopen er voor gezorgd dat de partij sieraden niet meer viel te traceren of te revindiceren. Bovendien heeft hij door de omsmelting er voor gezorgd dat de waarde van de partij sieraden is afgenomen. Hij is dan ook aansprakelijk voor de volledige schade, aldus HDI-Gerling Verzekeringen c.s.. [gedaagde] heeft gemotiveerd bestreden dat er een verband is tussen de heling en de schade. Volgens hem is de schade ontstaan door de diefstal en niet door de heling.
4.7. De rechtbank overweegt hierover als volgt. De strafbaarstelling van heling strekt mede ter bescherming van rechthebbendes belang op het geheelde goed. De concrete omstandigheden van het geval zijn echter bepalend voor de beantwoording van de vraag of er voldoende verband bestaat tussen de helingshandeling en de door de rechthebbende op het geheelde goed geleden schade.
In dit geval is er kennelijk geen sprake van een nauw verband tussen de diefstal en de heling, in die zin dat de heler nauw bij de diefstal zelf betrokken was. Niettemin staat naar het oordeel van de rechtbank de schade met betrekking tot de gestolen sieraden in de omstandigheden van dit geval in causaal verband met de heling. Zoals overwogen strekt de strafbaarstelling van heling nu juist ter bescherming van de rechthebbende op het geheelde goed en voor [gedaagde] was in de omstandigheden van dit geval voorzienbaar dat door zijn handelen – het kopen en vervolgens omsmelten van de sieraden – de buit volledig aan het zicht van de bestolene werd onttrokken en het terugvinden en revindiceren van de sieraden onmogelijk werd gemaakt.
Dit geldt niet voor de gevorderde schadeposten die direct aan de diefstal zijn gerelateerd (inventaris € 1.164,45, glas € 1.008,40, opruimingskosten € 480,00), zodat die niet toewijsbaar zijn. Het causale verband tussen deze schadeposten en de heling ontbreekt.
4.8. [gedaagde] heeft de hoogte van de schade bestreden, waartoe hij heeft aangevoerd dat het rapport van Lengkeek Expertises een partij-rapport is dat niet controleerbaar is voor [gedaagde]. De rechtbank acht de hoogte van de schade voldoende aangetoond. Lengkeek Expertises heeft de schade vastgesteld in opdracht van de verzekeraar, die er geen enkel belang bij heeft de schade hoger te laten vaststellen/taxeren dan in werkelijkheid het geval was. In het rapport is gemotiveerd uiteengezet dat er veel sieraden buit zijn gemaakt, dat aan de hand van recent foto-materiaal kon worden aangetoond wat voorafgaand aan de diefstal aan sieraden aanwezig was en dat mede aan de hand van stukken van de accountant en een ondertekende accountantsverklaring uiteindelijk kan worden geconcludeerd dat er een handelsvoorraad van € 178.615 is weggenomen. [gedaagde], die zelf juwelier is, heeft niets aangevoerd dat enige twijfel kan oproepen omtrent de juistheid van deze expertise, zodat aan zijn verweer wordt voorbijgegaan.
4.9. HDI-Gerling Verzekeringen c.s. heeft wettelijke rente gevorderd vanaf 1 juni 2011 over het bedrag dat betaald dient te worden aan HDI-Gerling Verzekeringen en vanaf 27 oktober 2010, althans 29 oktober 2010, over het bedrag dat betaald dient te worden aan Tele Gold. [gedaagde] betwist de ingangsdata van de wettelijke rente.
4.10. De rechtbank overweegt als volgt. Nu er sprake is van een verbintenis die voortvloeit uit onrechtmatige daad, is [gedaagde] op grond van artikel 6:83 sub b BW van rechtswege in verzuim ten aanzien van zijn betalingsverplichting ter zake van de schade. Dit brengt met zich mee dat [gedaagde] jegens HDI-Gerling Verzekeringen rente verschuldigd is vanaf het moment waarop de vordering van HDI-Gerling Verzekeringen opeisbaar is, te weten vanaf het moment waarop HDI-Gerling Verzekeringen de door Tele-Gold geleden schade heeft vergoed. HDI-Gerling Verzekeringen c.s. stelt dat HDI-Gerling Verzekeringen deze schade heeft vergoed eind mei 2010. [gedaagde] heeft deze datum niet weersproken. Dit brengt mee dat bij veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan HDI-Gerling Verzekeringen de wettelijke rente over het toewijsbare bedrag verschuldigd is met ingang van 1 juni 2010.
4.11. De wettelijke rente over het bedrag dat [gedaagde] verschuldigde zou zijn aan Tele Gold B.V. is toewijsbaar vanaf 3 november 2010. Immers, de wettelijke rente over schade als onderhavige is verschuldigd vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Nu niet bekend is wanneer [gedaagde] de sieraden heeft omgesmolten maar deze in ieder geval op 3 november 2010 in de vorm van gouden staven aan [B] verkocht zouden zijn, is dit ook de ingangsdatum waarop de wettelijke rente toewijsbaar is.
4.12. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5.1. laat [gedaagde] toe tegenbewijs te leveren tegen de voorhands bewezen geachte stelling van HDI-Gerling Verzekeringen c.s. dat [gedaagde] de partij sieraden heeft geheeld.
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 13 februari 2013 voor uitlating door [gedaagde] of [gedaagde] bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat [gedaagde], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4. bepaalt dat [gedaagde], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden april 2013 tot en met juni 2013 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoren zullen worden bepaald,
5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van de rechter mr. J.A. Bik in het paleis van justitie te 's-Hertogenbosch aan de Leeghwaterlaan 8,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Bik en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2013.