vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummers:01/825530-11, 01/174337-11 (gev tzz) en 01/821220-11 (gev tzz)
Parketnummer vordering: 01/830145-09
Datum uitspraak: 31 januari 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: Vught PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 januari 2012, 7 maart 2012, 1 juni 2012, 27 augustus 2012, 13 november 2012 en 17 januari 2013.
Op de zitting van 1 juni 2012 heeft de rechtbank de tegen verdachte/veroordeelde, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak met parketnummer 01/825530-11 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 december 2011. De zaak met parketnummer 01/174337-11 is aanhangig gemaakt bij een ongedateerde dagvaarding. De zaak met parketnummer 01/821220-11 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 mei 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 01/82553011
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2011 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een geldbedrag (30 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ik heb een mes bij me, je moet meer pinnen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen met hem, verdachte, mee te lopen (teneinde die [slachtoffer 1] buiten het zicht van camera's het geld af te nemen) en/of
- (vervolgens) op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ik heb een mes in mijn heuptasje, geef me je geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op de openbare weg (te weten Stratumseind);
art. 310 juncto 312 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2011 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Blackberry Bold), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Blijf staan of ik mol je", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, (terwijl verdachte zijn hand in zijn (broek)zak stak alsof hij een voorwerp tevoorschijn wilde halen);
art. 310 juncto 312 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 11 oktober 2011 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Blackberry
Torch), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] opzettelijk heeft/hebben belet hun weg voort te zetten (door met een (brom)fiets (gedeeltelijk) voor de scooter van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] te gaan staan) en/of
- op dreigende toon aan die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gevraagd of hij/zij geld had(den) en/of of hij/zij geld kon(den) gaan pinnen en/of
- meermalen, althans eenmaal, op dreigende toon tegen die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij/zij moest(en) meelopen en/of
- met kracht de mobiele telefoon uit de hand(en) van die [slachtoffer 3] heeft/hebben getrokken/gepakt en/of
- meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen de schouder(s) en/of de wang, althans het lichaam, van die [slachtoffer 3] heeft/hebben geduwd en/of
- zich meermalen, althans eenmaal, met kracht heeft/hebben getracht los te rukken/trekken en/of
- (vervolgens) op dreigende toon tegen die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2]
heeft/hebben gezegd: "Ik ben bewapend, je moet rustig doen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art. 310 juncto 312 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 01 oktober 2011 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Samsung Galaxy), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art. 310 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 18 september 2011 te Eindhoven, althans elders in Nederland, [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 6] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, (terwijl hij, verdachte, een mes uit zijn (jas)zak haalde);
art. 285 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 18 september 2011 te Eindhoven, althans elders in Nederland, opzettelijk een geldbedrag (20 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten om geld te wisselen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art. 321 Wetboek van Strafrecht
parketnummer: 01-174337-11
1.
hij op of omstreeks 11 augustus 2010 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [[slachtoffer 8], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte, die [slachtoffer 8] (met kracht) heeft (weg)geduwd en/of met zijn armen zwaaiende en/of slaande beweging(en) in de richting van die [slachtoffer 8] heeft gemaakt;
( art 310 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augustus 2010 te Eindhoven opzettelijk een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten op verzoek van hem, verdachte, van genoemde [slachtoffer 8] had ontvangen ten behoeve van het plegen van een telefoongesprek, onder gehoudenheid om, na het plegen van dat telefoongesprek,
die GSm weer terug te geven aan genoemde [slachtoffer 8] en/of als onderpand voor het betalen van een taxirit, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht )
parketnummer: 01/821220-11
hij op (een) tijdstip(pen) gelegen in de periode van 9 september 2011 tot en met 11 september 2011 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, een beamer heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die beamer wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 jo 417bis Wetboek van Strafrecht);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/830145-09 is aangebracht bij vordering van 2 mei 2012. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 12 oktober 2009. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht. (bijlage 1)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bronnen.
I. Een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche Eindhoven, dossiernummer PL2233 2011152713, afgesloten d.d. 18 december 2011, aantal doorgenummerde bladzijden 144. Dit dossier bevat een verzameling opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventuele) andere bescheiden.
II. Een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Eindhoven Stratum, dossiernummer PL2205 2011139561, afgesloten d.d. 26 september 2011, aantal doorgenummerde bladzijden 44. Dit dossier bevat een verzameling opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventuele) andere bescheiden.
III. Een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Eindhoven Centrum, dossiernummer PL2204 201021698-1, afgesloten d.d. 2 september 2010 aantal doorgenummerde bladzijden 19. Dit dossier bevat een verzameling opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventuele) andere bescheiden.
IV. Een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Eindhoven Woensel Zuid, dossiernummer PL2210 2011135312, afgesloten d.d. 14 oktober 2011, aantal doorgenummerde bladzijden 21. Dit dossier bevat een verzameling opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventuele) andere bescheiden.
V. Een proces-verbaal van de openbare terechtzitting van deze rechtbank in deze zaken d.d. 27 augustus 2012.
De diefstallen met (bedreiging) van geweld van [slachtoffer 1] (01/82553011, feit 1) en [slachtoffer 2] (01/825530-11, feit 2)
Het standpunt van de officier van justitie.
Beide feiten kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Feit 1. Vrijspraak. Niet kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die aangever [slachtoffer 1] heeft beroofd. Volgens aangever [slachtoffer 1] heeft de beroving rond 01:45 uur plaatsgevonden. De prints van de onderhavige pinautomaat dateren echter van ruim een half uur voor genoemd tijdstip. De prints hebben dan ook geen bewijswaarde omdat zij niet zien op het tenlastegelegde feit. Bovendien staat niet onomstotelijk vast dat het verdachte betreft die op de prints staat afgebeeld.
Feit 2. Vrijspraak. Het dossier bevat nietszeggende camerabeelden van ruim een kwartier voor de beroving. Aangever [slachtoffer 2] is ook niet met verdachte geconfronteerd. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat aangever door verdachte is beroofd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de navolgende bewijsmiddelen van belang.
feit 1.
[slachtoffer 1] doet op 12 oktober 2011 te 02:19 uur aangifte van een beroving van onder meer een geldbedrag van 30 euro. Deze beroving heeft omstreeks 01:45 uur plaatsgevonden. Rond genoemd tijdstip staat hij bij een pinautomaat op het Stratumseind te Eindhoven. Op het moment dat hij wil pinnen komt er een man rechts van hem staan. Deze man zegt tegen hem: 'Ik heb een mes bij me, je moet meer pinnen.' Nadat aangever een geldbedrag van 40 euro heeft gepind, moet hij van de man meelopen in de richting van het stadshuis omdat daar geen camera's hangen. Als de man vervolgens zegt: 'Ik heb een mes in mijn heuptasje, geef me je geld', geeft aangever een geldbedrag van 30 euro af aan de man. Aangever [slachtoffer 1] geeft onder meer het navolgende signalement van de man:
-licht getinte huidskleur;
-ringbaardje met snor;
-zwart gemillimeterd haar;
-Turks- of Marokaanse afkomst;
-droeg opvallend rood shirt;
-droeg een donker heuptasje;
-reed op een paarse fiets.1
Verdachte wordt op 12 oktober 2011 te 03:40 uur in het centrum van Eindhoven aangehouden.2 Verdachte betreft een man met een licht getinte huid, kort zwart haar en een ringbaardje. Hij draagt onder meer een zwart lederen jas, een rode sweater met witte letters op de voorzijde en een blauwe trainingsbroek. Voorts is hij in het bezit van een heuptasje met daarin een zakmes.3
Er worden foto's van de aangehouden verdachte genomen. Op een aantal foto's is te zien dat verdachte op zijn linkerhand een tatoeage heeft, zijnde de letters CG.4 De rechtbank stelt vast dat dit de voorletters van verdachtes voor- en achternaam betreffen. Ook is te zien dat
verdachte kort zwart haar en een soort van ringbaardje heeft.5 Verdachte draagt de navolgende kleding:
-een rode sweater met capuchon en met witte letters op de voorzijde6;
-een blauwe trainingsbroek van het merk Adidas7;
-een kort zwart lederen jasje8;
-sportschoenen.9
Voorts is te zien dat verdachte een heuptasje over zijn schouder draagt.10
De rechtbank neemt waar dat op de prints van de onderhavige pinautomaat, gedateerd van 12 oktober 2011 te 1:09 uur t/m 1:12 uur, rechts naast aangever een licht getinte man met kort zwart haar en een soort van ringbaardje staat. Deze man draagt een blauwe trainingsbroek van het merk Adidas, een kort zwart lederen jasje, sportschoenen en een rode sweater met een capuchon en met witte letters aan de voorzijde. Voorts draagt deze man over zijn schouder een heuptasje.11 Op de linkerhand van de licht getinte man zijn de letters CG te zien.12 Op de prints is in zijn algemeenheid te zien dat de hiervoor beschreven man zich in de onmiddellijke nabijheid van aangever bevindt en zich met het pingedrag van aangever bemoeit.13
Verdachte verklaart dat hij op 12 oktober 2011 omstreeks 01:30 uur op een rode fiets in het centrum van Eindhoven is geweest.14 Hij ontkent echter dat hij de hiervoor beschreven licht getinte man op de prints is.
De rechtbank concludeert dat de hiervoor beschreven licht getinte man op de prints dezelfde persoon betreft als de door de politie gefotografeerde aangehouden man, zijnde verdachte.
Dit oordeel brengt met zich mee dat verdachte de persoon is waarover aangever [slachtoffer 1]
verklaart.
feit 2.
[slachtoffer 2] doet op 11 oktober 2011 te 22:30 uur aangifte van een beroving die kort daarvoor op de Vestdijk te Eindhoven heeft plaatsgevonden (feit 2). Hierbij is de gsm (Blackberry Bold) van aangever [slachtoffer 2] onder bedreiging van geweld weggenomen. Rond voormeld tijdstip loopt aangever op het Stratumseind richting het bruggetje. Hij heeft hierbij zijn telefoon in de hand. Op genoemd bruggetje komt er een man op hem aflopen. De man pakt de telefoon uit de handen van aangever en rent weg. Als aangever achter de man aanrent, hoort hij de man tegen hem zeggen: 'Blijf staan of ik mol je'. Aangever ziet dat de man hierbij met zijn hand in de broekzak gaat alsof hij iets wil pakken. Aangever schrikt hiervan en blijft staan. Aangever geeft onder meer het navolgende signalement van de dader:
-Marokkaans uiterlijk;
-stoppelbaard;
-donker kort haar;
-rode trui met witte letters;
-blauwe trainingsbroek;
-gymschoenen.15,16
Op camerabeelden van 11 oktober 2011 omstreeks 22:15 uur is een man overeenkomstig het hiervoor genoemde signalement te zien op het Stratumseind te Eindhoven. De man loopt in de richting van het bruggetje waarover aangever verklaart.17
Uit de verklaring die verdachte ter zitting van 27 augustus 2012 heeft afgelegd, inhoudende 'Ik heb de telefoon teruggegeven aan [slachtoffer 2]'18 leidt de rechtbank af dat verdachte de persoon betreft waarover aangever [slachtoffer 2] verklaart. Dit oordeel vindt zijn bevestiging in het door aangever [slachtoffer 2] gegeven signalement van de betreffende persoon, hetgeen overeenstemt met de door de politie gefotografeerde aangehouden man, zijnde verdachte (zie hiervoor onder feit 1).
t.a.v. feit 1 en feit 2.
Zoals hiervoor reeds vermeld, acht de rechtbank vaststaan dat verdachte de persoon betreft waarover aangevers verklaren. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om aan de juist-heid van de inhoud van de - elkaar versterkende - verklaringen van aangevers te twijfelen.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor uitgeschreven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, dan ook bewezen dat verdachte aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft beroofd onder bedreiging van geweld.
Hoewel er in het hierna bewezenverklaarde feit 1 strikt genomen sprake is geweest van een afpersing, acht de rechtbank de tenlastegelegde diefstal met bedreiging van geweld bewezen (zie HR d.d. 2 juni 2009, LJN BH5233).
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte tevens een mobiele telefoon van aangever [slachtoffer 1] heeft weggenomen, omdat [slachtoffer 1] dit niet daadwerkelijk heeft waargenomen.
De rechtbank zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging (feit 1) vrijspreken.
De diefstal met (bedreiging) van geweld van [slachtoffer 3] (01/82553011, feit 3).
Het standpunt van de verdediging.
Vrijspraak. De verklaring van aangever [slachtoffer 3] is niet ondertekend en dient slechts te gelden als een ander geschrift ex artikel 344 lid 1 sub 5 Sv. De belastende verklaring die [getuige 1] bij de politie heeft afgelegd dient te worden uitgesloten van het bewijs, omdat hij zich ten overstaan van de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen (EHRM d.d. 10 juli 2012, zaak Vidgen). Het door aangever [slachtoffer 3] en getuige [slachtoffer 4] opgegeven signalement van de dader is volstrekt niet van toepassing op verdachte. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De belastende verklaring die [getuige 1] bij de politie heeft afgelegd, kan worden gebruikt in bewijsvoering. Er is immers voldaan aan het ondervragingsrecht van de verdediging. Dat [getuige 1] zich bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen doet hieraan niet af. De niet ondertekende aangifte van aangever [slachtoffer 3] dient te worden aangemerkt als een 'ander geschrift'. Dit geschrift kan echter in combinatie met de andere bewijsmiddelen gewoon voor het bewijs worden gebezigd. Het feit kan dan ook worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
[slachtoffer 3] doet op 11 oktober 2011 te 18:28 uur aangifte van een beroving die kort daarvoor op de Kleine Berg te Eindhoven heeft plaatsgevonden.
Als [slachtoffer 3] en zijn vriend [slachtoffer 4] aldaar op een scooter willen wegrijden wordt hen de weg versperd door een andere scooter met daarop twee personen. De bijzitter van die scooter stapt af en pakt de gsm (Blackberry Torch) uit de handen van [slachtoffer 3]. Vervolgens wordt [slachtoffer 3] door dezelfde man geduwd en verbaal bedreigd. De man geeft hierbij aan bewapend te zijn. [slachtoffer 3] omschrijft de dader onder meer als een man met losstaande bruine tanden, een tatoeage op de linkerhand en rode vlekken/ bultjes in het gezicht (bron I, blz. 96-98).
De rechtbank constateert dat de verklaring van aangever [slachtoffer 3] niet is ondertekend en derhalve dient te gelden als 'ander geschrift' ex artikel 344 lid 1 sub 5 Sv. Zulk een geschrift mag slechts in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen worden gebruikt.
[slachtoffer 4] bevestigt in grote lijnen de verklaring van aangever [slachtoffer 3], inclusief diens omschrijving van de dader, waaronder het hebben van scheve rotte tanden (bron I,
blz. 139-141).
De voorzitter van de rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 25 augustus 2012 vastgesteld dat verdachte geen losstaande of bruine tanden heeft.
Verdachte ontkent enige strafbare betrokkenheid bij dit feit. [getuigee 2] en [getuige 1] zouden zelf iets hebben gedaan.
[getuige 2] belast verdachte bij de politie (bron I, blz. 111-113), doch komt hierop terug als getuige bij de rechter-commissaris. Nu [getuige 2] niet als getuige ter terechtzitting is opgeroepen, heeft de rechtbank zich geen oordeel kunnen vormen omtrent de betrouwbaarheid van zijn belastende verklaring dan wel omtrent de redenen van zijn gewijzigde verklaring. Bij deze stand en bij gebrek aan overig overtuigend bewijs kan deze verklaring naar vaste jurisprudentie niet worden gebezigd voor het bewijs. (HR d.d. 1 februari 1994, NJ 1994, 427
en HR d.d. 6 juni 2006, LJN AV4834)
[getuige 1] belast verdachte bij de politie (bron I, blz. 32n-32r), doch beroept zich als getuige bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht. Nu deze belastende verklaring, mede door het wegvallen van de verklaring van [getuigee 2], dient te worden beschouwd als het enige bewijs waaruit verdachtes rechtstreekse betrokkenheid bij het strafbare feit kan worden afgeleid en er geen sprake is van (voldoende) procedurele compenserende factoren voor het nadeel van de verdediging door het niet kunnen effectueren van het ondervragingsrecht, dient ook deze verklaring te worden uitgesloten van de bewijsvoering. (EHRM d.d. 10 juli 2012, zaak-Vidgen, appl. nr. 29353/06).
De rechtbank acht door het wegvallen van de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] en de ontkenning van verdachte niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die deze beroving heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
De diefstal van een gsm van [slachtoffer 5] (01/82553011, feit 4).
Het standpunt van de officier van jusitie.
Vrijspraak bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het standpunt van de verdediging.
Vrijspraak. De belastende verklaring die [getuige 2] bij de politie heeft afgelegd dient te worden uitgesloten van het bewijs, omdat hij deze verklaring bij de rechter-commissaris heeft ingetrokken en hij niet ter zitting is opgeroepen om als getuige te verschijnen. Resteert de enkele niet ondertekende verklaring van aangever [slachtoffer 5] die dient te gelden als een 'ander geschrift' ex artikel 344 lid 1 sub 5 Sv.
Het oordeel van de rechtbank.
[slachtoffer 5] doet op 1 oktober 2011 te 20:40 uur aangifte van diefstal van zijn gsm (Samsung Galaxy). Deze gsm zou diezelfde dag op het Stadhuisplein te Eindhoven, op een tijdstip tussen 18:00 en 18:18:10 uur, door een persoon met een tatoeage GG op de muis van de hand, zijn weggenomen uit aangevers tas. Aangever heeft de feitelijke wegnemingshandeling niet gezien doch heeft die persoon ineens hard zien wegrennen (bron I, blz. 101-102).
De rechtbank constateert dat de verklaring van aangever Ewert niet is ondertekend en derhalve dient te gelden als 'ander geschrift' ex artikel 344 lid 1 sub 5 Sv. Zulk een geschrift mag slechts in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen worden gebruikt.
Verdachte ontkent enige strafbare betrokkenheid bij deze diefstal.
[getuige 2] belast verdachte bij de politie (bron I, blz.113), doch komt hierop terug als getuige bij de rechter-commissaris. Nu [getuige 2] niet als getuige ter terechtzitting is opgeroepen, heeft de rechtbank zich geen oordeel kunnen vormen omtrent de betrouwbaarheid van zijn belastende verklaring dan wel omtrent de redenen van zijn gewijzigde verklaring. Bij deze stand en bij gebrek aan overig overtuigend bewijs kan deze verklaring naar vaste jurisprudentie niet worden gebezigd voor het bewijs. (HR d.d. 1 februari 1994, NJ 1994, 427 en HR d.d. 6 juni 2006, LJN AV4834)
De rechtbank acht door het wegvallen van de verklaring van [getuige 2] en verdachtes ontkenning niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze diefstal heeft gepleegd.
De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
De bedreiging van [slachtoffer 6] (01/82553011, feit 5) en de verduistering van 20 euro van [slachtoffer 7] (01/825530-11, feit 6).
Het standpunt van de officier van justitie.
Beide feiten kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Volgens verdachte hebben aangevers hem gevraagd geld te wisselen en een zwarte taxi te regelen. De camerabeelden ondersteunen deze versie. De wettige bewijsmiddelen overtuigen niet. Verdachte dient dan ook van beide feiten te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de navolgende bewijsmiddelen van belang.
Verbalisant [verbalisant 1] gaat op 18 september 2011 rond 05:13 uur naar het Stationsplein te Eindhoven naar aanleiding van een melding dat iemand 20 euro afhandig zou zijn gemaakt door een derde persoon die er nog zou zijn. Ook zou er met een mes zijn gedreigd. Ter plaatse wordt verbalisant door een man met een licht getint uiterlijk en een zwarte driekwart jas met bontkraag aangesproken. Deze man roept iets over een zwarte taxi en wijst naar een jongen gekleed in een horizontaal gestreepte trui met meerdere kleuren.
Deze jongen betreft later te zijn genaamd [slachtoffer 6]. Verbalisant ziet bij [slachtoffer 6] een angstige gelaatsuitdrukking. [slachtoffer 6] geeft aan dat hij zojuist door de man in de zwarte driekwart jas met bontkraag is bedreigd met een mes. Voorts zou de man een vriend van [slachtoffer 6] 20 euro afhandig hebben gemaakt. Verbalisant houdt de man met de driekwart jas met bontkraag aan en treft in diens jaszak een mes aan. De man zegt tegen verbalisant dat hij het mes bij zich mag dragen.19 De aangehouden man betreft verdachte [verdachte].20
[slachtoffer 7] doet op 18 september 2011 te 05:22 uur aangifte van verduistering van 20 euro hetgeen kort daarvoor heeft plaatsgevonden op het Stationsplein te Eindhoven. Rond genoemd tijdstip wil [slachtoffer 7] met onder meer [slachtoffer 6] en [persoon 1] met een taxi naar huis. Aangever [slachtoffer 7] wordt door een man aangesproken met de vraag om geld te wisselen. Aangever geeft de man 20 euro, maar krijgt vervolgens niets terug. De man wisselt helemaal niets en loopt weg. Aangever gaat mede achter de man aan om het geld terug te krijgen. [slachtoffer 6] belt de politie, waarna de man tegen [slachtoffer 6] zegt dat hij hem met een mes neersteekt als hij blijft bellen. Aangever ziet de man een mes uit een van jaszakken halen. [slachtoffer 7] herkent het door verbalisant getoonde mes als zijnde het mes waarmee de man [slachtoffer 6] heeft bedreigd. 21
[slachtoffer 6] doet op 18 september 2011 te 05:30 uur aangifte van bedreiging, gepleegd omstreeks 05:15 uur op het Stationsplein te Eindhoven. Aangever [slachtoffer 6] staat op genoemd tijdstip (samen met zijn vrienden; rechtbank) op een taxi te wachten. Er komt een man en deze vraagt om geld te wisselen. De man krijgt 20 euro van [slachtoffer 7]. De man geeft geen geld terug. Als aangever vervolgens zogenaamd met zijn moeder belt, zegt de man tegen aangever dat hij hem (aangever) neer steekt als hij (aangever) doorgaat met bellen.22
[persoon 1] verklaart dat hij telefonisch van [slachtoffer 6] vernam dat [slachtoffer 7] bij iemand geld wilde wisselen en dat die persoon geen geld teruggaf. [persoon 1] gaat naar hen toe en ziet hen met een derde persoon in gesprek. [slachtoffer 6] belt op enig moment stiekem de politie. [persoon 1] heeft van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] gehoord dat de man een mes bij zich had.23
Verbalisant [verbalisant 2] bekijkt de camerabeelden van het incident van 18 september 2011 omstreeks 05:15 uur. Verbalisant ziet op 15:14:41 uur een man met een zwarte jas en bontkraag om een auto heen lopen op het Stationsplein te Eindhoven. De man heeft contact met twee jongens. Één van de jongens, gekleed in een zwart/wit gestreepte trui, is aan het bellen. Op het tijdstip 05:18:56 uur is de jongen met de zwart/wit gestreepte trui aan het zwaaien terwijl hij de telefoon nog in de hand heeft. Er komt een politieauto aangereden. De man met de zwarte jas met bontkraag wordt aangehouden.24
Verdachte erkent dat hij degene betreft die op de camerabeelden te zien is. Verdacht bevond zich op de bewuste datum op het Stationsplein te Eindhoven en heeft toen met twee jongens gesproken over het wisselen van geld.25
Verdachte ontkent de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd. Bij de politie en de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij een taxi voor de jongens heeft willen regelen en dat hij het (bij hem aangetroffen) mes van een van de jongens heeft afgepakt omdat deze jongen hem ermee wilde steken. Op de zitting van 25 augustus 2012 heeft verdachte verklaard dat hij het mes niet van de jongens heeft afgepakt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte voor wat betreft het mes wisselende verklaringen heeft afgelegd.
De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan de juistheid van de inhoud van de ver klaringen van aangevers [slachtoffer 7] en [slachtoffer 6] te twijfelen. De rechtbank stelt in dit verband vast dat deze verklaringen heel kort na het onderhavige incident zijn afgelegd en op essentiële onderdelen met elkaar overeenstemmen en elkaar versterken. Bovendien worden deze verklaringen ondersteund en versterkt door de hiervoor uitgeschreven verklaring van [persoon 1] en de bevindingen van de diverse verbalisanten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte - kort gezegd - 20 euro heeft verduisterd en aangever [slachtoffer 6] met een mes heeft bedreigd. De rechtbank ziet zich voor wat betreft haar oordeel omtrent de bedreiging met het mes nog gesterkt door de opmerking van verdachte aan de verhorende verbalisant [verbalisant 2] op 19 september 2011, inhoudende: 'Ik kan u wel zeggen dat de eerstvolgende keer dat ik die jongens tegenkom het wel raak is' .....'Ik waarschuw u ook, de wereld is klein he, meneer.' (bron II, blz. 42)
De diefstal/verduistering van een gsm van [slachtoffer 8] (01/174337-11)
Het standpunt van de officier van justitie.
De verduistering van de gsm kan worden bewezen. Vrijspraak van de primair tenlastgelegde diefstal.
Het standpunt van de verdediging.
Integrale vrijspraak, nu verdachte ter zitting van 25 augustus 2012 is teruggekomen op zijn eerdere bekennende verklaring.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de navolgende bewijsmiddelen van belang.
[slachtoffer 8] doet op 11 augustus 2010 te 04:00 uur aangifte van diefstal van zijn telefoon (Samsung, type Wave). Aangever [slachtoffer 8] bevindt zich op 11 augustus 2010 rond 03:30 uur op het Stationsplein te Eindhoven. Aangever is op zoek naar een taxi en wordt in dat verband door een Turkse man aangesproken. De man geeft aan dat hij bij een zwarte taxi hoort en vraagt aan aangever of hij zijn telefoon mag gebruiken om een taxi voor hem (aangever) te regelen. Aangever geeft de man voor dat doel zijn telefoon. De man weigert vervolgens om de telefoon terug te geven en rent met de telefoon weg. De man wordt kort daarop door de politie aangesproken.26
Verbalisant [verbalisant 3] ziet haar collega [verbalisant 4] een Samsung telefoon, type Wave, uit de broekzak van de door hen staande gehouden man halen. Verbalisant [verbalisant 3] verneemt van een collega dat volgens de gedupeerde er op het display van de Samsung telefoon een afbeelding van een poes/kat moet staan. Verbalisant [verbalisant 3] ziet na ontgrendeling van de telefoon een afbeelding van een poes/kat op het display staan. Verbalisant [verbalisant 3] verneemt voorts van een collega dat de gedupeerde als telefoonnummer van de weggeno-men gsm [telefoonnummer] heeft opgegeven. Verbalisant [verbalisant 3] belt genoemd nummer en ziet dat het nummer overeenkomt met de aangetroffen Samsung telefoon. De staande gehouden man wordt aangehouden en betreft te zijn verdachte [verdachte].27,28
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zich op 11 augustus 2010 omstreeks 04:00 uur op het station van Eindhoven bevond. Hij werd door een jongen aangesproken in verband met een zwarte taxi. Verdachte vroeg en kreeg de telefoon van de jongen, waarna verdachte met medeneming van de telefoon is weggerend. Verdachte verklaart voorts de telefoon te hebben 'afgepakt'.29 Ter zitting van 25 augustus 2012 heeft verdachte verklaard dat hij de telefoon in zijn bezit had en dat hij deze telefoon van de jongen had gekregen.Verdachte ontkent uitdrukkelijk bij de politie te hebben verklaard dat hij de telefoon van de jongen heeft afgepakt cq. heeft gestolen.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd op essentiële onderdelen overeenkomt met de verklaring van aangever [slachtoffer 8].
De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan de juistheid van de inhoud van beide verklaringen te twijfelen en acht de subsidiair tenlastegelegde verduistering van de telefoon dan ook wettig en overtuigend bewezen. Verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde diefstal.
De heling van een beamer (01/821220-11).
Het standpunt van de officier van justitie.
De opzetheling kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Referte.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht op grond van:
*de verklaring van aangever [slachtoffer 9] (bron IV, blz. 4-5);
*het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] (bron IV, bron 2-3);
*de nota/factuur van de Makro (bron IV, blz. 9);
*de kennisgeving van beslag (bron IV, blz. 14);
*de bekennende verklaringen van verdachte (bron IV, blz. 12 en bron V, blz. 3),
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de beamer.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
parketnummer 01/825530-11
1.
op 12 oktober 2011 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (30 euro) toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
-op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ik heb een mes bij me, je moet meer pinnen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
-die [slachtoffer 1] heeft gedwongen met hem, verdachte, mee te lopen teneinde die [slachtoffer 1] buiten het zicht van camera's het geld af te nemen en
-vervolgens op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ik heb een mes in mijn heuptasje, geef me je geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op de openbare weg (te weten Stratumseind).
2.
op 11 oktober 2011 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Blackberry Bold) toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, op dreigende toon tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Blijf staan of ik mol je", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl verdachte zijn hand in zijn broekzak stak alsof hij een voorwerp tevoorschijn wilde halen.
5.
op 18 september 2011 te Eindhoven [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 6] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl hij, verdachte, een mes uit zijn jaszak haalde.
6.
op 18 september 2011 te Eindhoven opzettelijk een geldbedrag (20 euro) toebehorende aan [slachtoffer 7], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten om geld te wisselen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
parketnummer: 01-174337-11
(subsidiair)
op 11 augustus 2010 te Eindhoven opzettelijk een telefoon toebehorende aan [slachtoffer 8], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten op verzoek van hem, verdachte, van genoemde [slachtoffer 8] had ontvangen ten behoeve van het plegen van een telefoongesprek, onder gehoudenheid om, na het plegen van dat telefoongesprek, die GSM weer terug te geven aan genoemde [slachtoffer 8], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
parketnummer: 01/821220-11
op een tijdstip gelegen in de periode van 9 september 2011 tot en met 11 september 2011 te Eindhoven een beamer heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die beamer wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Volgens de gedragsdeskundigen is er bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis, een gebrekkige ontwikkeling en verslavingsproblematiek. Zij beschouwen verdachte als (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar. Verdachte heeft een fors strafblad en zonder behandeling is er sprake van een groot recidiverisico. Eerdere reclasseringscontacten en ambulante behandelingen hebben onvoldoende effect gesorteerd. Een klinische behandeling is dan ook aangewezen. Volgens de gedragsdeskundigen is een TBS met voorwaarden niet aange-wezen nu verdachte geen ziekte-inzicht heeft, niet medicatietrouw is gebleken en de kans op het onttrekken aan de voorwaarden groot is. De reclassering spreekt in haar rapport van 20 augustus 2012 van een gebrek aan intrinsieke en extrinsieke motivatie bij verdachte.
Op de zittingen van 27 augustus 2012 en 17 januari 2013 ontkent verdachte ook enig psychisch probleem. Zijn 'instemming' met een klinische behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden is extrinsiek bepaald, ingegeven door zijn angst voor een TBS met dwangverpleging. Gelet op alle negatieve ervaringen uit het verleden, de vastgestelde triple-problematiek waaraan verdachte lijdt en het (zeer) hoge recidivegevaar met mogelijk letsel bij willekeurige personen, is een klinische behandeling met een zeer hoog beveiligings-niveau op zijn plaats. Alles overziende dient een tbs met dwangverpleging en een gevan-genisstraf overeenkomstig de duur van het ondergane voorarrest opgelegd te worden. (bijlage 2)
Het standpunt van de verdediging.
Het rapport van psycholoog drs. B.Y. van Toorn d.d. 29 mei 2012 is niet ondertekend. Aldus is niet voldaan aan het dwingende vormvoorschrift zoals bepaald bij art. 37 lid 2 Sr. De raadsvrouwe wijst in dit verband op het arrest van de Hoge Raad d.d. 17 juni 1997, LJN ZD0762). Nu er voorts geen andere rapportages voorhanden zijn waarop teruggevallen kan worden, kan er geen TBS worden opgelegd. Gelet op de bepleite vrijspraken is de oplegging van een TBS ook niet aan de orde. Mocht de rechtbank tot bewezenverklaringen komen dan volstaat een gevangenisstraf overeenkomstig de duur van het ondergane voorarrest. Indien de rechtbank ondanks alles de oplegging van een TBS-maatregel overweegt, dan dient er in zwaarwegende mate rekening mee te worden gehouden dat de reclassering en De Woenselse Poort wel degelijk mogelijkheden zien voor een TBS met voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank.
t.a.v de op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee berovingen met bedreiging van geweld, een verbale bedreiging inclusief het tonen van een mes, twee verduisteringen en een opzetheling. De rechtbank tilt met name zwaar aan de twee berovingen en de verbale bedreiging waarbij verdachte er niet voor is teruggeschrokken om een mes aan het slachtoffer te tonen. De aangevers hebben door het handelen van verdachte angstige momenten meegemaakt. Dergelijke feiten zijn een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Door dit soort strafbare feiten, gepleegd op de openbare weg, worden voorts algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving verstrekt. Verdachte heeft hij bij het plegen van de strafbare feiten gehandeld uit puur financieel gewin en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers. Verdachte is bovendien in het verleden eerder veroordeeld vanwege soortgelijke delicten. De hierbij opgelegde voorwaardelijk straffen hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. Verdachte heeft de onderhavige strafbare feiten ook gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling. De rechtbank zal met dit alles ten nadele van verdachte rekening houden.
In matigende zin zal de rechtbank ermee rekening houden dat de hierna te noemen gedragsdeskundigen verdachte als (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen voor de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 01/825530-11. Voorts zal de rechtbank ten faveure van verdachte ermee rekening houden dat er inmiddels een onwenselijk lange termijn is verstreken sedert het door verdachte onder parketnummer 01/174337-11 gepleegde feit.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
t.a.v. de op te leggen maatregel.
Op 29 mei 2012 heeft de psycholoog drs. B.Y. van Toorn een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden, verkort en zakelijk weergegeven:
Er is sprake van ziekelijke stoornis in de zin van schizofrenie met paranoïde en gedesorganiseerde kenmerken. Daarnaast is er sprake van afhankelijkheid van cannabis en cocaïne, mogelijk van het misbruik van xtc. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestaat uit een cognitieve beperking waarbij het onduidelijk is of er sprake is van een zwakbegaafd- of licht zwakzinnig niveau van intellectueel functioneren. Daarnaast voldoet betrokkene aan de criteria van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Indien en voorzover bewezen was dit ook zo ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Bij het advies aangaande de mate van toerekeningsvatbaarheid is meegewogen dat er bij betrokkene sprake is van een zeer ernstige psychiatrische aandoening die zorgt voor ontregeling op alle levensgebieden. Op basis hiervan is het advies om betrokkene als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De kans op recidive is ingeschat met behulp van de DROS, een risicotaxatie-instrument dat speciaal is voor mensen met cognitieve beperking. Op basis van de DROS komt rapporteur tot de inschatting dat de kans op recidive hoog tot zeer hoog is waarbij geweldsescalaties niet denkbeeldig zijn.
Vanuit een gedragskundig forensisch perspectief behoeft de problematiek van betrokkene zeker behandeling om de kans op recidive terug te dringen. Gezien de ernst en het type problematiek en het gegeven dat het beeld over de maanden stabiel slecht blijft ondanks de structuur van het huis van bewaring, is het de verwachting dat een behandeltraject een lange tijd in beslag zal nemen. De behandeling dient klinisch te starten en pas na langdurige stabilisatie en abstinentie van middelen zal betrokkene langzaam weer de stap naar buiten kunnen zetten. Gezien de therapieontrouw van betrokkene en het ontbrekende ziektebesef en ziekte-inzicht kan een dergelijke behandeling alleen gestalte krijgen bij een forensische kliniek met een hoog beveiligingsniveau. Gezien de cognitieve schade die nu al ontstaan is, is het de verwachting dat betrokkene levenslang begeleiding, sturing en ondersteuning nodig zal hebben. Een dergelijke behandeling kan gestalte krijgen binnen verschillende juridische kaders. Het juridische kader van een TBS met dwangverpleging is het enige juridische kader waarbij therapietrouw afgedwongen kan worden, de kans op recidive maximaal teruggedrongen kan worden en aan de zorgbehoefte van betrokkene maximaal kan worden voldaan.
Psychiater drs. G.C.M. van den Broek heeft een rapport, gedagtekend 14 juni 2012, omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden, verkort en zakelijk weergegeven:
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie van het paranoïde en gedesorganiseerde type. Differentiaal diagnostisch kan nog gedacht worden aan een schizoaffectieve stoornis. Voorts is er sprake van cannabis- en cocaïneafhankelijkheid. Hij heeft een antisociale persoonlijkheidsstoornis en is zwakbegaafd en mogelijk zelfs zwakzinnig. Indien en voorzover bewezen was van bovenstaande stoornissen ook sprake tijdens het tenlastegelegde. Het is waarschijnlijk dat hij ten tijde van het tenlastegelegde, indien bewezen, psychotisch was. Het advies aan uw College is om betrokkene de tenlastegelegde feiten, indien bewezen, niet volledig toe te rekenen. Bij betrokkene is geen sprake van ziektebesef of ziekte-inzicht, waardoor hij zich niet coöperatief zal opstellen in een behandeling. Hij stopt zijn medicatie wanneer hij er mogelijkheid toe ziet, wanneer een dwangbehandeling wegvalt of Rechterlijke Machtiging afloopt, en wordt dan weer psychotisch. Verder heeft betrokkene gebrek aan empathie, kan dreigend en manipulatief zijn en is reeds uitgebreid bekend met geweldsrecidives. Verder is betrokkene impulsief en lijkt hij de consequenties van zijn handelen niet volledig te overzien. Ook zijn middelmisbruik is een risico voor recidive. Druggebruik verhoogt de roekeloosheid en impulsiviteit en kan tevens een drijfveer zijn voor herhaling van crimineel gedrag. Gebleken is dat betrokkene zich niet houdt aan afspraken die voortvloeien uit voorwaardelijke kaders. Niet in justitiële zin en ook niet in het reguliere GGZ circuit. Zelfs toen hij depotmedicatie kreeg in het kader van voorwaarden bij een Rechterlijke Machtiging, is dit op den duur gestaakt omdat hij zich niet kon houden aan de afspraken. Ook aan de voorwaarden die betrokkene zijn opgelegd in het kader van een deels voorwaardelijke straf naar aanleiding van zijn laatste veroordeling, houdt betrokkene zich niet. Het recidiverisico is alleen terug te dringen na langdurige klinische behandeling waarbij antipsychotische therapie (door middel van depot antipsychotica in het kader van dwangbehandeling) en behandeling van zijn drugsgebruik van belang zijn. Pas daarna kan gedacht worden aan eventuele resocialisatie. De aard van zijn stoornis voorspelt levenslange zorg. Een dergelijke klinische behandeling moet structuur bieden en niet al te zeer afhankelijk zijn van de motivatie van betrokkene om kans van slagen te hebben; hij heeft namelijk meermalen laten zien dat hij zich onttrekt aan behandeling en begeleiding. Een alternatief (van een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde binnen een deels voorwaardelijk strafdeel; rechtbank) is binnen het juridische kader van TBS, waarbij de voorwaarde is dat hij behandeld wordt in een Forensisch Psychiatrische Kliniek ofwel een TBS met dwangverpleging. Hierin zou hij door de sterke structuur en het langduriger karakter optimaal psychiatrisch behandeld kunnen worden. Ook is het risico op onttrekking aan behandeling minimaal. Ondersteunend voor een TBS-maatregel is dat betrokkene bij minder zwaar- wegende maatregelen recidiveerde.
De rechtbank constateert dat het rapport van GZ-psycholoog drs. B.Y. van Toorn d.d. 29 mei 2012 niet is ondertekend. Vanuit het oogpunt van een op te leggen vrijheidsbenemende maatregel betekent dit een schending van het, bij artikel 37a lid 3 Sr. van overeenkomstige toepassing verklaarde, bij artikel 37 lid 2 Sr. uitdrukkelijk bepaalde voorschrift dat er sprake moet zijn van een ondertekend advies. De strekking van dit voorschrift is dat het onomstotelijk vaststaat dat de betrokken rapporteur het advies heeft opgesteld en zich achter de inhoud van dat advies schaart. De rechtbank heeft overwogen om de zaak te heropenen en het onderzoek te schorsen teneinde het advies van psycholoog drs. B.Y. van Toorn te laten ondertekenen zodat in formele zin aan genoemd vormvereiste is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank zal een heropening evenwel tot een - ook voor verdachte - zinloze vertraging leiden nu het niet ondertekende advies van de psycholoog in materiële zin dusdanig is gewaarborgd dat het - ondanks het formele gebrek- kan bijdragen aan de beoordeling van een op te leggen TBS-maatregel.
De rechtbank overweegt daartoe het navolgende:
*de rechter-commissaris heeft psycholoog B. van Toorn op 16 maart 2012 benoemd als gedragsdeskundige teneinde in zaak [verdachte] met parketnummer 01/82553011 een gedrags deskundig onderzoek in te stellen en daaromtrent te rapporteren;
*de rechter-commissaris heeft op diezelfde dag psychiater G.C.M. van de Broek benoemd met een identieke opdracht;
*het psychologisch onderzoek van GZ-psycholoog drs. B.Y. van Toorn in de zaak [verdachte], met parketnummer 01/825530-11, is gedateerd op 29 mei 2012. Op blz. 17 van dit rapport staat vermeld dat er verschillende keren overleg is geweest met mederapporteur en dat zij tot dezelfde conclusies kwamen;
*het psychiatrisch onderzoek van drs. G.C.M. van den Broek in de zaak [verdachte], met parketnummer 01/825530-11, is gedagtekend op 14 juni 2012 (blz. 18). Op blz. 17 van dit rapport staat opgetekend dat rapporteur herhaaldelijk overleg heeft gehad met mederapporteur B. van Toorn (psycholoog) en dat er tussen hen sprake is van overeenstemming in de diagnostiek en interventieadviezen;
*middels een mail van het kabinet van de rechter-commissaris d.d. 26 juni 2012 te 16:32 uur is aan de rechtbank een in JD-online beschikbare dubbelrapportage opgeleverd in de zaak [verdachte] met parketnummer 01/825530-11.
De rechtbank ziet op grond van het voorgaande geen enkele aanleiding eraan te twijfelen dat het niet ondertekende rapport door psycholoog drs. B.Y. van Toorn is opgesteld en dat zij zich achter de inhoud van het rapport schaart. De rechtbank concludeert dan ook dat het vormvoorschrift weliswaar in formele zin is geschonden doch dat er in materiële zin aan het vormvoorschrift is voldaan. Gelet hierop zal de rechtbank het rapport van genoemde psycholoog dan ook bij de beoordeling van een op te leggen TBS-maatregel betrekken. De rechtbank merkt tot slot nog op dat het arrest van de Hoge Raad waaraan de raads-vrouwe refereert niet een vergelijkbare casus als de onderhavige zaak betreft.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies van de gedragsdeskundigen over. Met de psycholoog en de psychiater is de rechtbank van oordeel dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling en dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De hierna te kwalificeren feiten 1 en 2 van parketnummer 01/825530-11 betreffen misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en het te kwalificeren feit 5 van parketnummer 01/825530-11 betreft een misdrijf als vermeld in artikel 37a lid 1 sub 1 Sr. Voorts overweegt de rechtbank
dat laatstgenoemd misdrijf, gelet op de feiten en omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden, dient te worden aangemerkt als een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar ver- oorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is in welke vorm de terbeschikkingstelling dient te worden gegoten. De rechtbank heeft in dit verband op de zitting van 27 augustus 2012 tot het opstellen van een maatregelenrapport door de reclassering bevolen.
Op 29 oktober 2012 heeft de Reclassering Nederland een advies ten behoeve van een TBS met voorwaarden uitgebracht. De conclusie en het advies luiden, verkort en zakelijk weergegeven:
Op 23 oktober 2012 heeft IFZ Den Bosch een concept plaatsingsbesluit opgesteld voor FPK De Woenselse Poort te Eindhoven. Op 14 november 2012 heeft er een intakegesprek plaatsgevonden. Op 27 november 2012 heeft de reclassering vernomen dat betrokkene geplaatst kan worden in FPK De Woenselse Poort. De wachttijd bedraagt vier maanden. De reclassering wil de Meervoudige strafkamer te 's-Hertogenbosch in overweging geven om betrokkene de maatregel TBS met voorwaarden (klinische variant) op te leggen, gezien het hoge recidive- en gevaarsrisico, het labiele psychiatrische toestandsbeeld van betrokkene, het ontbreken van ziekte-inzicht bij betrokkene, de afhankelijkheid van middelen (met name drugs) en de extrinsieke motivatie van betrokkene voor klinische behandeling. Geadviseerd wordt om betrokkene in aanmerking te laten komen voor TBS met voorwaarden. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: meldingsgebod, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, opname in een zorginstelling, drugs- of alcoholverbod, locatieverbod en andere voorwaarden het gedrag van betrokkene betreffende.
Toelichting bijzondere voorwaarden.
Meldingsgebod.
De veroordeelde/verdachte moet zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde/verdachte moet zich melden bij Reclassering Nederland, momenteel op het adres Polluxstraat 114, 5631 ES Eindhoven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De veroordeelde/verdachte wordt verplicht om, indien na de forensische klinische behandeling, een 24-uurs woonvoorziening is geïndiceerd of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Opname in een zorginstelling
De veroordeelde/verdachte wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in Forensisch Psychiatrische Kliniek De Woenselse Poort of een soortgelijke intramurale instelling, zulks te beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde/verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem/haar in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Drugs- of alcoholverbod
De veroordeelde/verdachte wordt verboden om alcohol en drugs te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van bloedonderzoeken/ of urineonderzoek en/of ander controle middel.
Locatiegebod
De veroordeelde/verdachte wordt geboden om zich op het adres van de Forensisch Psychiatrische Kliniek De Woenselse Poort te Eindhoven te bevinden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Andere voorwaarden het gedrag van de veroordeelde betreffende.
De veroordeelde/verdachte wordt verplicht om zich te conformeren aan de bijkomende bijzondere voorwaarde(n), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht:
-betrokkene dient zich te houden aan de aanwijzingen en afspraken die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden;
-indien een medicamenteuze behandeling wordt geïndiceerd door de behandelaar/ psychiater dient betrokkene zijn medewerking te verlenen;
-betrokkene dient de overeenkomst zorgreclassering-cliënt waarin de behandelafspraken worden opgenomen, te ondertekenen. Dit is in het kader van het Forensisch Psychiatrisch Toezicht;
-indien betrokkene zich bevindt in een ambulant resocialisatietraject en een time-out in de FPK is geïndiceerd, dan dient betrokkene zijn medewerking te verlenen aan de opname in het kader van de time-out.
Verdachte heeft ter zitting van 17 januari 2013 ingestemd met een klinische behandeling en met de voorwaarden zoals geformuleerd in voornoemd maatregelenrapport.
De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat verdachte naar verwachting in maart 2013 geplaatst kan worden in FPK De Woenselse Poort.
Met de officier van justitie en de gedragsdeskundigen is de rechtbank van oordeel dat de bij verdachte vastgestelde triple-problematiek, het ingeschatte (hoge) recidiverisico, zijn gebrek aan ziektebesef, zijn eerder gebleken medicatieontrouw en de hoge inschatting van het risico op onttrekken aan voorwaarden, een TBS met dwangverpleging rechtvaardigen. Vanuit deze optiek acht de rechtbank de vordering van de officier van justitie dan ook begrijpelijk en verdedigbaar. Aan de andere kant is een TBS met dwangverpleging een ultimum remedium waartoe niet lichtvaardig dient te worden overgegaan. Nu de reclassering en De Woenselse Poort mogelijkheden zien voor een klinische variant van een TBS met voorwaarden en verdachte met de geformuleerde voorwaarden heeft ingestemd, ziet de rechtbank voldoende aanknopingspunten voor de oplegging van een TBS met voorwaarden. De rechtbank zal dan ook in doorslaggevende mate met de positieve opstelling van de reclassering en De Woenselse Poort rekening houden en verdachte een ultieme kans geven in de vorm van een TBS met voorwaarden in plaats van de gevorderde TBS met dwangverpleging.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]. (01/825530-11 feit 3)
Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing van de vordering (559 euro) met daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met inachtneming van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]. (01/825530-11, feit 6)
Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing van de vordering (20 euro) met daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met inachtneming van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar en zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil terzake van kosten rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief kantonzaken. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp van welke het feit 5 van parketnummer 01/825530-11 is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/830145-09.
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de gevorderde tenuitvoerlegging (gevangenisstraf 3 weken).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich niet over de vordering uitgelaten.
Het oordeel van de rechtbank.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen omdat de rechtbank de tenuitvoerlegging niet opportuun acht gelet op de in de hoofdzaak op te leggen maat-regel.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 37a, 38, 38a, 57, 63, 285, 310, 312, 321 en 416.
t.a.v. 01/825530-11 feit 3, feit 4, 01/174337-11 primair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. 01/825530-11 feit 1:
diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
t.a.v. 01/825530-11 feit 2:
diefstal, gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
t.a.v. 01/825530-11 feit 5:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
t.a.v. 01/825530-11 feit 6:
verduistering.
T.a.v. 01/174337-11 subsidiair:
verduistering.
T.a.v. 01/821220-11:
Opzetheling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen.
T.a.v. 01/825530-11 feit 1, feit 2, feit 5, feit 6, 01/174337-11 subsidiair en
01/821220-11:
Gevangenisstraf voor de duur van 487 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
T.a.v. 01/825530-11 feit 1, feit 2, feit 5:
Terbeschikkingstelling met voorwaarden voor de duur van 2 jaar. Stelt als voorwaarden betreffende het gedrag van terbeschikkinggestelde:
-Betrokkene pleegt geen strafbare feiten;
-Betrokkene verleent zijn medewerking aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt ter inzage aan een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;
-Betrokkene verleent zijn medewerking aan het reclasseringstoezicht, als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daar onder begrepen;
-Betrokkene moet zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Betrokkene moet zich melden bij Reclassering Nederland, momenteel op adres Polluxstraat 114, 5613 ES Eindhoven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-Betrokkene wordt verplicht om zich op te laten nemen in Forensisch Psychiatrische Kliniek De Woenselse Poort te Eindhoven, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur zullen worden gegeven;
-Betrokkene wordt geboden om zich op het adres van de Forensisch Psychiatrische Kliniek De Woenselse Poort te Eindhoven te bevinden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-Betrokkene wordt verplicht om, indien na de forensische klinische behandeling een 24-uurs woonvoorziening is geïndiceerd of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering daar te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit nood zakelijk acht;
-Betrokkene wordt verboden om alcohol en drugs te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze voorwaarde zal ondersteund worden door middel van bloedonderzoeken of urineonderzoek en/of een ander controlemiddel;
-Indien een medicamenteuze behandeling wordt geïndiceerd door de behandelaar/psychiater dient betrokkene zijn medewerking te verlenen;
-Betrokkene dient de overeenkomst zorg-reclassering-cliënt waarin de behandelafspraken worden opgenomen, te ondertekenen. Dit is in het kader van het Forensisch Psychiatrisch Toezicht;
-Indien betrokkene zich bevindt in een ambulant resocialisatietraject en een time-out in de FPK is geïndiceerd, dan dient betrokkene zijn medewerking te verlenen aan de opname in het kader van de time-out.
T.a.v. 01/825530-11 feit 5:
Onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen goed, te weten: een mes.
T.a.v. 01/825530-11 feit 3:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 3] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. 01/825530-11 feit 6:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 20,= subsidiair 1 dag hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] van een bedrag van EUR 20,= (zegge: twintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis. Het bedrag bestaat uit een materiële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7], van een bedrag van EUR 20,= (zegge: twintig euro), te weten een materiële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Afwijzing van de vordering met parketnummer 01/830145-09 van de officier van justitie d.d. 2 mei 2012.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. S.J.O. de Vries en mr. P.T. Heblij, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 31 januari 2013.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1verklaring aangever [slachtoffer 1] (bron I, blz. 40-41)
2pv-aanhouding verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] (bron I., blz. 14)
3relaas bevindingen verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] (bron I, blz. 45)
4foto's (bron I, blz. 52, 59, 69, 71 en 75)
5foto (bron I, pag. 51)
6foto's (bron I, blz. 60-68)
7foto's (bron I, blz. 55, 65)
8foto (bron I, blz. 72)
9foto's (bron I, blz. 69, 72, 73 en 74)
10foto's (bron I, blz. 65-66)
11prints geldautomaat (bron I, blz. 120-123)
12print geldautomaat (bron I, blz. 130)
13prints geldautomaat (blz. 120-138)
14verklaring verdachte (bron I, blz. 28 midden)
15verklaring aangever [slachtoffer 2] (bron I, blz. 34-35)
16 goederenbijlage (bron I, blz. 36)
17relaas bevindingen verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] (bron I, blz. 37-38); foto's (bron I, blz. 38a-
38i)
18verklaring verdachte (bron V, blz. 3 midden)
19relaas van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] (bron II, blz. 11-12)
20proces-verbaal van aanhouding (bron II, blz. 13)
21verklaring (aangever) [slachtoffer 7] (bron II, blz. 31-32)
22verklaring (aangever) [slachtoffer 6] (bron II, blz. 28-29)
23verklaring [persoon 1] (bron II, blz. 35-36)
24relaas bevindingen verbalisant [verbalisant 2] (bron II, blz. 37-38)
25verklaring verdachte (bron V, blz. 4 midden; bron II, blz. 39).
26verklaring van (aangever) [slachtoffer 8] (bron III, blz. 9-10)
27relaas bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 10] (bron III, blz. 14-15)
28proces-verbaal van aanhouding (bron III, blz. 5-6)
29verklaring verdachte (bron III, blz. 16-17)