RECHTBANK OOST-BRABANT
kanton Eindhoven
1. [eiser sub 1] [Reiziger],
2. [eiseres sub 2][Reiziger],
zowel pro se als in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van:
3. [eiseres sub 3] [Reiziger],
4. [eiser sub 4] [Reiziger],
5. [eiseres sub 5] [Reiziger],
allen wonende te [plaats],
eisers,
gemachtigde: mr. S.M. Depmann,
de buitenlandse vennootschap Ryanair Limited,
gevestigd te Dublin, Ireland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.L.R. Beernink.
Partijen zullen hierna worden genoemd "[Reiziger] c.s." en "Ryanair".
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit het volgende:
a. de dagvaarding met producties;
b. de conclusie van antwoord met producties;
c. de comparitie van partijen (zitting) gehouden op 14 februari 2012;
d. de akte houdende bewijs van Ryanair;
e. de antwoordakte van [Reiziger] c.s.
Ten slotte is een datum voor uitspraak bepaald.
[Reiziger] c.s. hebben vijf tickets geboekt met onder meer een heenreis met vlucht [nummer] op 20 december 2009 om 14.30 uur (13.30 UTC) van Eindhoven Airport naar Rome Ciampano.
De vlucht van [Reiziger] c.s. is op 20 december 2009 geannuleerd.
Naar aanleiding van sneeuwval op 20 december 2009 is de start- en landingsbaan van Eindhoven Airport op last van de luchtverkeersleiding, zie productie 8 bij akte Ryanair, gesloten van 14.50 UTC tot 15.05 UTC en van 15.44 UTC tot 17.28 UTC.
Het vliegschema voor 20 december 2009 bevat voor het vliegtuig en de bemanning vier vluchten - kort gezegd - van Rome naar Parijs, van Parijs naar Rome, van Rome naar Eindhoven en van Eindhoven naar Rome.
De eerste vlucht, van Rome naar Parijs, heeft een vertraging van 2 uur opgelopen, zodat de overige vluchten eveneens vertraging hebben opgelopen. Het vliegtuig vanuit Rome is om 15.30 UTC gearriveerd in Eindhoven.
De laatste vlucht vanuit Eindhoven (vlucht [nummer]) is vervolgens niet kunnen vertrekken vanwege sneeuwval en sluiting van de luchthaven. Op het moment dat de vlucht wel kon vertrekken, om 17.28 UTC, was sprake van overschrijding van werkuren van de bemanning van het vliegtuig. De bemanning mocht tot 17.00 UTC vertrekken. Ryanair heeft daarop besloten de vlucht te annuleren.
3.1. [Reiziger] c.s. vorderen betaling van een bedrag van € 1.250,00 te vermeerderen met rente en een bedrag van € 178,50 voor buitengerechtelijke kosten en overige kosten als vermeld in de dagvaarding.
Aan hun vordering leggen [Reiziger] c.s. het volgende ten grondslag. [Reiziger] c.s. hadden een vlucht geboekt van Eindhoven Airport naar Rome Ciampano op 20 december 2009, vertrektijd om 14.30 uur (lokale tijd) met vluchtnummer FR9616. Deze vlucht is geannuleerd. Op grond van de EU-Verordening 261/2004 (verder de Verordening), artikel 5 lid 1 sub c juncto artikel 7 lid 1 sub a van de Verordening hebben [Reiziger] c.s. recht op een vergoeding van € 250,00 per persoon. Het totale bedrag is dan € 1.250,00. Hoewel er die dag sneeuw is gevallen en de luchthaven kortstondig gesloten is geweest, is er geen sprake van een buitengewone omstandigheid als bedoeld in de Verordening. De annulering is uitgeroepen op een moment dat andere vliegtuigen landden en opstegen en was het gevolg van het niet voorhanden zijn van een reserve-bemanning. Enkele leden van de aanwezige bemanning zaten 'buiten hun werkuren' en mochten niet meer vliegen. [Reiziger] c.s. zijn van mening dat Ryanair vroegtijdig, namelijk bij het vertrek in Rome, bekend had kunnen zijn dat zich op Eindhoven Airport een probleem zou kunnen voordoen en Ryanair had dienen zorg te dragen voor een reserve bemanning in Eindhoven.
3.2. In reactie op de vordering voert Ryanair het volgende verweer.
Het is juist dat de vlucht van [Reiziger] c.s. van Eindhoven naar Rome op 20 december 2009 is geannuleerd. Ryanair betwist echter dat zij tot betaling van de gevorderde vergoeding is gehouden. Daartoe heeft zij, samengevat en voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende aangevoerd.
Het Europese Hof van Justitie is in het Sturgeon-arrest tot een onjuiste uitleg gekomen van de Verordening. De Verordening dient niet te worden gevolgd, omdat de toekenning van een gestandaardiseerde vergoeding in geval van annulering in strijd is met het Verdrag van Montreal. Ryanair verzoekt de zaak aan te houden in afwachting van beantwoording door het Hof van Justitie van de aan haar gestelde prejudiciële vragen omtrent de uitleg van de Verordening in het licht van het Sturgeon-arrest door het Engelse High Court of Justice.
Daarnaast stelt Ryanair dat er sprake is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vlucht werd geannuleerd als gevolg van weersomstandigheden. De sneeuwval en het sluiten van de luchthaven door de verkeersleiding verhinderden het vertrek van vlucht [nummer]. De bemanning van de vlucht mocht tot 17.00 uur (uit de brief van Ryanair van 22 februari 2010 prod. 7 bij dagvaarding, begrijpt de kantonrechter 17.00 UTC) vertrekken zonder dat er problemen zouden ontstaan met de werkuren. Door de opgelegde sluiting van de luchthaven was er uiteindelijk sprake van overschrijding van de werkuren van de bemanning. Dit kan Ryanair niet worden toegerekend. De Inspectie van Verkeer en Waterstaat (verder IVW) heeft bij besluit van 26 juli 2010 geconcludeerd dat Ryanair de Verordening niet heeft overtreden en dat zij niet verplicht is de vergoeding als vermeld in artikel 7 van de Verordening te betalen. Er is geen bezwaar aangetekend tegen dit besluit, zodat het formele rechtskracht heeft gekregen.
De vorderingen van [Reiziger] c.s. dienen dan ook afgewezen te worden en [Reiziger] c.s. dienen te worden veroordeeld in de proceskosten van Ryanair, waaronder de nakosten.
4.1. De kantonrechter stelt vast dat hij conform de regels in de Verordening (EG) nr. 44/2001 bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
4.2. In deze zaak ligt voor de vraag of [Reiziger] c.s. aanspraak kunnen maken op de in artikel 7 van de Verordening bedoelde compensatie in het geval de vlucht is geannuleerd. Artikel 5, juncto artikel 7 van de Verordening regelt een gestandaardiseerde compensatie in geval van annulering van een vlucht. Van een annulering is in de onderhavige zaak sprake.
4.3. Ryanair voert op hierna te bespreken gronden aan dat het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ EU) in zijn uitspraak in de zaak Sturgeon1 (hierna "Sturgeon") een onjuiste en te ruime uitleg heeft gegeven van de Verordening.
Forfaitaire regeling volgens Sturgeon in strijd met het Verdrag van Montreal
4.4.1. Sturgeon is, aldus Ryanair, in strijd met het Verdrag van Montreal. Het Verdrag van Montreal, dat exclusieve werking heeft, bepaalt immers dat een vordering tot schadevergoeding enkel kan worden toegewezen indien deze betrekking heeft op herstel van de geleden schade. In de uitleg die het HvJEU geeft in de Sturgeon-uitspraak is sprake van een daarmee strijdige forfaitaire regeling, aldus Ryanair.
4.4.2. Met Ryanair is de kantonrechter van oordeel dat art. 29 van het Verdrag van Montreal bepaalt dat de vergoedingsplicht van de vervoerder is beperkt tot vergoeding van geleden schade. Anders dan Ryanair, acht de kantonrechter de thans gevorderde vergoeding niet in strijd met het Verdrag van Montreal, aangezien deze vergoeding, zoals ook het HvJ EU in Sturgeon heeft overwogen en is bevestigd door de uitspraak van het HvJEU van 23 oktober 2012 inzake Nelson c.s. ca Lufthansa en TUI ca Civil Aviation Authority2, bestaat in vergoeding van schade bestaande uit het geleden tijdverlies. De enkele omstandigheid dat de maatstaf voor begroting van de geleden schade is geobjectiveerd, brengt niet mee dat sprake is van een met het Verdrag van Montreal strijdige schadevergoeding. De kantonrechter verwerpt derhalve dit verweer van Ryanair.
Formele rechtskracht besluit Inspectie Verkeer en Waterstaat?
4.5. Het verweer van Ryanair, dat het besluit van IVW van 26 juli 2010 formele rechtskracht heeft gekregen en dat de burgerlijk rechter in beginsel moet uitgaan van het besluit van IVW, wordt verworpen.
De procedure bij het IVW is voorgelegd door een zekere heer [K] te [plaats]. Gesteld noch gebleken is dat [K] de procedure (mede) namens [Reiziger] c.s. heeft gevoerd. De kantonrechter vermag dan ook niet in te zien waarom [Reiziger] c.s. gehouden zijn aan het besluit van 26 juli 2010 van IVW, noch dat zij hiertegen bezwaar hadden moeten aantekenen. Het besluit van 26 juli 2010 van IVW heeft ten aanzien van onderhavige procedure dan ook geen formele rechtskracht.
4.6. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat [Reiziger] c.s. in beginsel recht hebben op schadevergoeding op grond van art. 7 van de Verordening.
Beroep van Ryanair op art. 5 lid 3 van de Verordening
4.7. Ryanair voert aan dat de door [Reiziger] c.s. gevorderde vergoeding dient te worden afgewezen omdat er sprake is van buitengewone omstandigheden die niet voorkomen konden worden. De annulering van de vlucht is veroorzaakt door de weersomstandigheden die, aldus Ryanair, uiteindelijk ertoe hebben geleid dat de vlucht dusdanig was vertraagd dat de bemanning haar werkuren zou overschrijden als zij alsnog zou vertrekken.
4.8. In reactie hierop voeren [Reiziger] c.s. aan dat het op de weg van Ryanair had gelegen ervoor te zorgen dat een reserve bemanning gereed stond. Bovendien, zo voert [Reiziger] c.s. aan, was de eerste vlucht van Rome naar Parijs reeds vertraagd zodat Ryanair vroegtijdig op de hoogte had kunnen zijn dat er met de laatste vlucht problemen zouden kunnen ontstaan en had zij maatregelen moeten nemen, namelijk door gebruik te maken van een ander vliegtuig. Op het oorspronkelijke vertrektijdstip (13.30 UTC) was Eindhoven Airport immers (nog) niet gesloten.
4.9. De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.9.1. Blijkens de Verordening 261/2004 (considerans, punt 15) moet geacht worden sprake te zijn van buitengewone omstandigheden indien een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de annulering te voorkomen.
4.9.2. In zijn uitspraak in de zogeheten Air Baltic-zaak3 heeft het HvJEU overwogen dat een luchtvaartmaatschappij, teneinde te voorkomen dat een vertraging die het gevolg is van buitengewone omstandigheden onvermijdelijk tot annulering van de vlucht leidt, haar middelen aldus naar behoren dient te organiseren dat zij over een bepaalde buffer beschikt om de vlucht na het einde van de buitengewone omstandigheden te kunnen uitvoeren. Zij dient, aldus het HvJEU, over een zekere "reservetijd" te beschikken om de vlucht zoveel mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden. Anders gezegd: van de luchtvaartmaatschappij kan worden gevergd, dat zij aan de situatie aangepaste maatregelen treft, dat wil zeggen maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden in overeenstemming zijn met voor de luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische mogelijkheden.
4.9.3. Bij akte heeft Ryanair een brief van het Ministerie van Defensie overgelegd waaruit blijkt dat op 20 december 2009 tussen 12.00 UTC en 17.00 UTC sprake was van hevige sneeuwval. Tengevolge daarvan heeft de luchtverkeersleiding besloten de luchthaven te sluiten van 14.50 UTC tot 15.05 UTC en van 15.44 UTC tot 17.28 UTC. Het vliegtuig waarmee [Reiziger] c.s. naar Rome zouden vliegen is om 15.30 UTC geland op Eindhoven Airport. De aanvankelijke vertrektijd vanaf Eindhoven Airport was 13.30 UTC.
Uitgaande van een geschatte tijd van een half uur om het vliegtuig weer gereed voor vertrek te maken, had het vliegtuig niet eerder dan 16.00 UTC kunnen vertrekken. Op dat tijdstip was de luchthaven echter gesloten. De sneeuwval en de als gevolg daarvan optredende sluiting van de luchthaven is een buitengewone omstandigheid, die niet aan Ryanair te wijten is, noch aan haar kan worden toegerekend.
Door [Reiziger] c.s. is niet gesteld, en dat is ook niet anderszins uit de processtukken gebleken, dat ten tijde van het vertrek uit Rome en/of ten tijde van de landing omstreeks 15.30 UTC voor Ryanair reeds was te voorzien, dat de luchthaven van 15.44 UTC tot 17.28 UTC gesloten zou zijn c.q. dat de bemanning haar werkuren zou gaan overschrijden. Evenmin is gesteld of gebleken dat de duur van het vliegverbod reeds (ruim) van te voren viel te voorzien. Van Ryanair kan onder dergelijke omstandigheden in redelijkheid niet worden gevergd een reserve-bemanning achter de hand te houden tot het -geheel onzekere- tijdstip waarop het vliegtuig alsnog toestemming krijgt om te vertrekken. Ryanair beschikte in voldoende mate over de hierboven in overweging 4.9.2. bedoelde 'buffer' en heeft in haar dienstregeling voldoende mate rekening gehouden met mogelijke buitengewone omstandigheden, nu er een tijdsbestek van 31/2 uur is gelegen tussen het voorziene vertrektijdstip (13.30 UTC) en het tijdstip waarop de werkuren zouden worden overschreden (17.00 UTC). Ook indien rekening wordt gehouden met de reeds bij vertrek uit Rome voorzienbare vertraging van ongeveer twee uur, is nog sprake van voldoende reservetijd.
De door [Reiziger] c.s. gestelde omstandigheid, dat zij na het vrijgeven van de startbaan (na 17.28 UTC) nog korte tijd aan boord van het vliegtuig zijn gegaan en daarna weer moesten uitstappen, kan aan het voorgaande niet afdoen.
4.10. De slotsom is, dat Ryanair zich terecht beroept op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden en dat de vordering van [Reiziger] c.s. dient te worden afgewezen. De nevenvorderingen volgen dit lot.
4.11. [Reiziger] c.s. worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. Bij gebreke van enige gestelde grondslag zal de door Ryanair gevorderde hoofdelijke veroordeling in de proceskosten worden afgewezen. De vordering tot betaling van nakosten wordt eveneens afgewezen, nu niet is komen vast te staan dat Ryanair nakosten zal maken.
veroordeelt [Reiziger] c.s. in de kosten van de procedure, aan de zijde van Ryanair tot heden gevallen en vastgesteld op € 300,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), en, voor het geval voldoening niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over genoemd bedrag tot de dag van betaling;
verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2013.
1 Arrest van 19 november 2009, Sturgeon e.a. (C-402/07 en C-432/07, Jurispr. blz. I-10923)
2 C-581/10 en C-629/10
3 HvJEU 12 mei 2011, zaak C-294/10 inz. Eglitis en Ratnieks, LJN BQ5460