ECLI:NL:RBOBR:2013:BY9631

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01-849290-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor bedreiging met vuurwapen en meerdere diefstallen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met een vuurwapen en verschillende diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 juni 2012 op een terras in 's-Hertogenbosch meerdere personen heeft bedreigd met een vuurwapen, wat leidde tot paniek onder de omstanders. De verdachte heeft daarbij geschreeuwd en met een glas gegooid, wat de bedreiging verder heeft versterkt. De rechtbank oordeelde dat deze handelingen, in combinatie met het tonen van een vuurwapen, voldoende zijn om als bedreiging te worden gekwalificeerd.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van een gewapende overval op een juwelier op 30 december 2011, waarbij hij samen met een mededader sieraden en geld heeft gestolen. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen, vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij deze overval. Ook op 21 februari 2012 heeft de verdachte een inbraak gepleegd in een bedrijf, waarbij hij een kluis heeft gestolen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan deze feiten en heeft de straffen in samenhang bezien.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de justitiële documentatie van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, de juwelier, en heeft de verdachte verplicht tot betaling van deze schadevergoeding. De uitspraak is gedaan in het belang van de rechtsorde en ter bescherming van de samenleving.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/849290-12
Datum uitspraak: 28 januari 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 september 2012, 22 november 2012 en 14 januari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 augustus 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 juni 2012 te 's-Hertogenbosch meerdere, althans één
perso(o)n(en) in/nabij [bedrijf 1] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte toen daar opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp gepakt en/of getoond en/of gericht (gehouden) op
één of meerdere personen en/of met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp bewegingen gemaakt (in de lucht) en/of geschreeuwd en/of
met (een) glas/glazen gegooid en/of met dit vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp het café ingelopen;
artikel 285 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 december 2011 te Heusden tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (onder meer)
meerdere sieraden en/of (een) geldbedrag(en) en of (een) bankpas(sen) en/of
een rijbewijs,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die sieraden en/of
geldbedrag(en) en/of bankpas(sen) en/of rijbewijs onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
gewelddadig
- zijn/hun gezicht(en) heeft/hebben bedekt/afgedekt met (een) bivakmuts(en)
en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] meerdere, althans één
vuurwapen, althans (een) op een vuurwapen gelijkend vuurwapen(s)
heeft/hebben getoond en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd (op
dwingende toon) "Liggen" en/of "Hoofd naar beneden en niet kijken, dan
gebeurt er niks." en/of
- die [slachtoffer 1] een klap/tik tegen het hoofd heeft/hebben gegegeven
en/of
- meerdere, althans één vitrinekast(en) heeft/hebben ingeslagen/kapotgeslagen;
artikel 312 lid 2 sub 2 en 3 Wetboek van Strafrecht;
3.
hij op of omstreeks 21 februari 2012 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit [bedrijf 2]
(gevestigd aan [adres]) heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer
1000 Euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders(s) (een)
ruit(en) (van het kantoor van het [bedrijf 2]) vernield en/of meerdere,
althans één lade(s) geopend;
art 310, 311 Wetboek van Strafrecht;
4.
hij op of omstreeks 21 februari 2012 te [adres] tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een kluis en/of een geldbedrag en/of sleutels,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3]
en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s);
artikel 310, 311 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 27 juni 2012 te 's-Hertogenbosch opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit (van een deur), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan Politie Brabant-Noord, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt door tegen die ruit te trappen;
artikel 350 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs ten aanzien van feit 1
Inleiding 1
Op 1 juni 2012 zat een groep vrienden op het terras van [bedrijf 1] te
's-Hertogenbosch. Er kwam een man bij hen op het terras zitten. Op een gegeven moment sloeg de stemming om. De man gooide een glas kapot op de grond. Hij zei dat de groep vrienden weg moest gaan en schreeuwde. De man trok vervolgens een pistool. Hij zwaaide met het pistool in het rond en hield het pistool in de lucht gericht.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent dat hij het onder feit 1 ten laste gelegde heeft gepleegd.
De raadsvrouwe heeft vrijspraak bepleit.
De raadsvrouwe is van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de man met het vuurwapen was. De raadsvrouwe heeft hiertoe aangevoerd dat de positieve herkenning naar aanleiding van de fotoconfrontatie met getuige [getuige 1], niet kan bijdragen aan het bewijs. Deze getuige heeft het incident namelijk niet zelf gezien. Daarnaast heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte wordt aangezien voor diens broer. Zijn broer lijkt immers erg op hem en heeft lang intensief contact met [persoon 1] gehad. Geen van de getuigen die de man met het vuurwapen hebben gezien, is aan een fotoconfrontatie onderworpen. De raadsvrouwe heeft voorts aangevoerd dat schreeuwen en het kapot gooien van een glas niet gekwalificeerd kunnen worden als bedreiging.
Het oordeel van de rechtbank
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 1 juni 2012 zag dat er een ruzie gaande was op het terras van [bedrijf 1]. Een persoon had ruzie met iemand anders op het terras. Zij herkende de persoon meteen. Ze wist dat hij een vriendin heeft genaamd [persoon 1]. [getuige 1] hoorde van haar collega dat deze persoon een vuurwapen uit zijn broeksband had getrokken waardoor er paniek was ontstaan.3
Verbalisant [[verbalisant 1] heeft gerelateerd dat zij naar aanleiding van het feit dat er op 1 juni 2012 een man met een vuurwapen heeft gestaan bij [bedrijf 1], een enkelvoudige fotoconfrontatie heeft uitgevoerd. Verbalisant [verbalisant 1] heeft een foto van verdachte getoond aan getuige [getuige 1]. Na het tonen van deze foto gaf [getuige 1] direct te kennen dat dit de persoon betrof waar zij eerder over verklaard had.4
Verdachte heeft verklaard dat hij een relatie heeft met [persoon 1].5
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 1 juni 2012 zijn vrouw achter de bar van [bedrijf 1] meehielp. Hij zag op het terras mensen wegspringen en hoorde meerdere mensen zeggen "een geweer, een geweer". Hij hoorde klanten roepen "[naam verdachte] niet doen, [naam verdachte] niet doen".6
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij op 1 juni 2012 aan het werk was in [bedrijf 1]. Ineens was er paniek en kwamen mensen in paniek het café binnen lopen. [getuige 3] zag een man voorbij komen met iets in zijn hand dat leek op een pistool. Zij heeft mensen de naam "[naam verdachte]" tegen de man met het vuurwapen horen roepen. Voor het incident met het vuurwapen was er al eerder "[naam verdachte]" tegen de man gezegd en toen keek hij op.7
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij met een groep vrienden op 1 juni 2012 omstreeks 15:30 uur op het terras van [bedrijf 1] ging zitten en dat er een paar uur later een man bij hen kwam zitten die op een gegeven moment een pistool trok.8
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de man met het vuurwapen is geweest. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de herkenning door getuige [getuige 1] en aan de vaststelling dat verdachte de man was die later het vuurwapen heeft getrokken. Een enkelvoudige fotoconfrontatie kan betrouwbaar zijn in een situatie waarin de getuige heeft aangegeven de verdachte reeds te kennen van vóór het feit waarop een eventuele herkenning betrekking heeft. Getuige [getuige 1] kende verdachte en wist dat hij de vriend was van [persoon 1]. Omdat verdachte de vriend is van [persoon 1] en niet zijn broer acht de rechtbank het uitgesloten dat verdachte wordt verwisseld met zijn broer. De herkenning door getuige [getuige 1] wordt voorts ondersteund door de getuigen [getuige 2} en [getuige 3] die beide verklaren dat zij de naam "[naam verdachte]" hebben horen zeggen tegen de man met het vuurwapen.
De rechtbank verwerpt het verweer dat het schreeuwen en het kapot gooien van een glas niet als bedreiging kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen in combinatie met het tonen van een vuurwapen moeten worden gezien. De combinatie van deze handelingen kan naar het oordeel van de rechtbank in het algemeen een redelijke vrees opwekken dat men het leven zal verliezen en kan derhalve worden aangemerkt als een bedreiging.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna bewezen is verklaard.
Bewijs ten aanzien van feit 2
Inleiding
Op 30 december 2011 is [bedrijf 4], gevestigd aan de [plaats] overvallen. In de winkel waren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] aanwezig. Opeens stonden er twee mannen in de winkel. Beide mannen droegen een bivakmuts over hun hoofd. Een van de mannen had een pistool in zijn hand. De man riep "Liggen". Vervolgens zei hij "Hoofd naar beneden en niet kijken, dan gebeurt er niks". [slachtoffer 1] kreeg een harde klap op zijn achterhoofd. Er werd een vitrinekast ingeslagen. De daders hebben sieraden, geld, bankpasjes en een rijbewijs weggenomen. De benadeelden zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].9
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het stand van de verdediging
Verdachte ontkent het onder feit 2 ten laste gelegde te hebben begaan.
De raadsvrouwe heeft vrijspraak bepleit. De raadsvrouwe is van mening dat het feit dat er DNA van verdachte is aangetroffen op een gevonden handschoen, niets zegt over zijn betrokkenheid bij de overval. Volgens de raadsvrouwe staat immers niet vast dat dit de handschoen is die bij de overval is gebruikt. De raadsvrouwe heeft hiertoe aangevoerd dat niet vaststaat dat de plek waar de handschoen is aangetroffen op de vluchtroute lag en dat aan de hand van de camerabeelden niet vast valt te stellen of één van de daders dezelfde handschoen droeg. Naar de mening van de raadsvrouwe kan niet worden uitgesloten dat verdachte de handschoen op 30 december 2011 in Heusden is verloren. Verder heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat het niet relevant is dat getuige [slachtoffer 1] tijdens de overval "Hier [naam verdachte]" heeft gehoord, nu getuige [slachtoffer 3] dit niet heeft gehoord en de naam [naam verdachte] veelvuldig voorkomt.
Het oordeel van de rechtbank
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij zich op 30 december 2011 bevond in haar winkel gevestigd aan de [adres]. Zij zag dat een persoon met een bivakmuts de Engstraat uitrende.10 De man liep vanuit de Engstraat de Ridderstraat in, richting de Synagogestraat. Na ongeveer 10 meter rende de man rechts een steeg in.11
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij op 30 december 2011 in zijn auto zat op de hoek van de Engstraat. Hij zag twee personen rennend vanuit de Engstraat de hoek om komen in de richting van de Ridderstraat. Hij zag dat ze het steegje tussen de Ridderstraat en de Wijksestraat in renden.12
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat zij op 30 december 2011 richting de Engstraat liep. Er kwamen twee mannen rennend de Engstraat uit. Ze gingen kort de Ridderstraat in en meteen naar rechts een steegje in.13
Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat zijn vriendin op 30 december 2011 riep "volgens mij is er een overval gepleegd bij de juwelier". [getuige 8] is naar buiten gegaan. Hij liep met een agent mee een steeg in. Hij zag een handschoen liggen. De handschoen heeft hij gevonden twee meter vanaf de kruising van de steeg met de Wijksestraat, dus ongeveer twee meter in de Wijksestraat, gezien vanaf de hoek met de steeg. [getuige 8] heeft de handschoen voorzichtig opgepakt. Hij heeft de handschoen onmiddellijk meegenomen naar de lingeriezaak van zijn vriendin en daar op de toonbank gelegd. De handschoen was zwart en er stond of stonden een wit teken of witte letters op.14
Verbalisant [verbalisant 2] was op 30 december 2011 ter plaatse op de Engstraat 5 te Heusden. Aldaar werd hij aangesproken door getuige [getuige 5]. Zij gaf aan dat haar vriend, [getuige 8], een handschoen had aangetroffen. Op de balie van de winkel van [getuige 5] lag een zwartkleurige handschoen. Verbalisant [verbalisant 2] heeft de handschoen in een papieren zak veiliggesteld en overhandigd aan verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. Zij hebben de handschoen gewaarmerkt met SIN AADZ8573NL.15
Verbalisant [verbalisant 5], forensisch vooronderzoeker en [persoon 2], forensisch vooronderzoeker in opleiding, hebben de handschoen met SIN AADZ8573NL onderzocht. [persoon 2] heeft van de binnenzijde van de handschoen de muis, de aanzet van de vingers en de vingertoppen bemonsterd op mogelijk aanwezig dragermateriaal. De bemonstering is gewaarmerkt met SIN AACM7465NL.16
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 februari 2012 is gebleken dat uit de bemonstering AACM7465NL#1 een DNA-profiel is verkregen. Dit DNA-profiel vertoont een match met het DNA-profiel van verdachte. Dit betekent dat het celmateriaal in de bemonstering afkomstig kan zijn van verdachte. De berekende frequentie is kleiner dan één op één miljard.17 Dit houdt in dat de kans dat een willekeurig gekozen individu hetzelfde DNA-profiel bezit als uit de bemonstering is verkregen, kleiner is dan één op één miljard
Verbalisant [verbalisant 6] heeft de beeldopnamen van de camera's in [bedrijf 4] bekeken en heeft waargenomen dat een van de daders zwarte of donkergekleurde handschoenen droeg met een witte opdruk (soort rechthoekig logo) op de bovenzijde van de hand.18
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij tijdens de overval hoorde "Hier [naam verdachte]".19
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de aangetroffen handschoen bij de overval is gebruikt. De handschoen ziet er wat een specifiek detail betreft hetzelfde uit als de tijdens de overval gebruikte handschoen en is daarnaast kort na de overval gevonden aan het einde van de steeg die door meerdere getuigen als de vluchtroute van de daders wordt aangemerkt. Dat de handschoen twee meter naast de hoek van de steeg is gevonden, is naar het oordeel van de rechtbank van zeer ondergeschikte betekenis.
Aan de binnenzijde van de bij de overval gebruikte handschoen zijn DNA-sporen aangetroffen, die matchen met het DNA-profiel van verdachte. Deze DNA-match biedt een grote mate van zekerheid dat verdachte degene is die de handschoen heeft gedragen en derhalve de overval heeft gepleegd.
Dat verdachte een van de daders van de overval is, wordt ondersteund door de verklaring van aangever [slachtoffer 1]. Hij heeft immers tijdens de overval "Hier [naam verdachte]" gehoord. Dat getuige [slachtoffer 3] niet verklaard heeft dit gehoord te hebben, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1].
De rechtbank acht het tot slot niet aannemelijk dat verdachte de handschoen op 30 december 2011 in Heusden is verloren, nu verdachte geen plausibele verklaring heeft afgelegd voor de aanwezigheid van de handschoen op de vluchtroute. Zo kan hij zich niet herinneren of en waar hij die dag in Heusden is geweest en of hij daar een handschoen is verloren.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna bewezen is verklaard.
Bewijs ten aanzien van feit 3
Inleiding
Op 21 februari 2012 tussen 15:30 uur en 17:10 uur is er ingebroken in [bedrijf 2], gelegen aan de [adres]. De ruit van het kantoor is vernield. Er is een gat ontstaan in de ruit groot genoeg voor een volwassen persoon om naar binnen te klimmen. De lades van het bureau zijn geopend en uit het kantoor is een kluis gestolen met een bedrag van minimaal 1.000 euro als inhoud.20 Op een glasscherf, het bureau en een bureaulade is bloed aangetroffen. Volgens de aangever was dit bloed voor de inbraak niet aanwezig.21
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent het onder feit 3 ten laste gelegde te hebben begaan.
De raadsvrouwe heeft ten aanzien van feit 3 vrijspraak bepleit. De raadsvrouwe is van mening dat het aantreffen van bloed van verdachte niet onomstotelijk aantoont dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Het oordeel van de rechtbank
Op 21 februari 2012 heeft verbalisant [verbalisant 7] op een glassplinter van de kapotte ruit in [bedrijf 2] bloed aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 7] heeft de glassplinter veiliggesteld en gewaarmerkt met nummer AABM0126NL.22
Verbalisant [verbalisant 8] heeft de glasscherf in de sporendragerzak met nummer 53153/AABM0126NL bemonsterd. De bemonstering is gewaarmerkt met SIN AADZ7774NL.23
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat uit de bemonstering AADZ7774NL#01 een DNA-profiel is verkregen. Dit DNA-profiel vertoont een match met het DNA-profiel van verdachte.24 De matchkans is kleiner dan één op één miljard.25 Dit houdt in dat de kans dat een willekeurig gekozen individu hetzelfde DNA-profiel bezit als uit de bemonstering is verkregen, kleiner is dan één op één miljard
Voornoemde DNA-match biedt een grote mate van zekerheid dat het bloed afkomstig is van verdachte. Verdachte heeft geen plausibele verklaring gegeven hoe het kan dat dit bloed op de kapotte ruit van het kantoor van [bedrijf 2] is terechtgekomen. Gelet op de vindplaats van het bloed, het feit dat dit bloed voor de inbraak niet aanwezig was en het ontbreken van enige plausibele verklaring van verdachte hoe het bloed op die kapotte ruit terecht gekomen kan zijn, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het aangetroffen bloed tijdens de inbraak op de ruit is gekomen. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die de inbraak bij [bedrijf 2] heeft gepleegd.
De rechtbank acht op grond van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van medeplegen en zal verdachte van dat deel van het ten laste gelegde vrijspreken.
Bewijs ten aanzien van feit 4
Inleiding
Op 21 februari 2012 tussen 21:20 uur en 21:30 uur is er een kluis weggenomen in [bedrijf 3], gevestigd aan de [adres]. In de kluis lagen sleutels, 1.000 euro aan muntgeld, 1.000 euro aan briefgeld en circa 300 euro aan prijzengeld.26 Het pand was voorzien van camera's. Op de camerabeelden van 21 februari 2012 is om 21.26.06 uur te zien dat twee mannen het café binnenkomen aan de voorzijde. Om 21.27.32 uur is te zien dat een van de mannen voorop loopt met direct daarachter de andere man met een kluis in zijn handen. De mannen lopen samen in de richting van de nooddeuren. De voorste man opent de nooddeuren, waarna ze samen door de tuin het pand verlaten. 27
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent het onder feit 4 ten laste gelegde te hebben begaan.
De raadsvrouwe refereert zich voor wat betreft feit 4 aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] hebben beide de bewegende beelden van de diefstal van de kluis welke is gepleegd op 21 februari 2012 in [bedrijf 3] te [adres] bekeken.
Verbalisant [verbalisant 9] heeft verklaard dat hij op de bewegende beelden twee personen het café binnen ziet komen lopen. De personen zijn ongeveer twee minuten in het café en lopen vervolgens met een kluis naar buiten. Verbalisant [verbalisant 9] heeft verklaard de man die als tweede binnen komt gelopen te herkennen als de hem ambtshalve bekende verdachte. Hij herkende verdachte aan zijn gelaat en postuur en manier van lopen.28 Verbalisant [verbalisant 9] heeft verklaard reeds meer dan negen jaar werkzaam te zijn bij de politie 's-Hertogenbosch in het team Noord-West. Hij heeft verdachte meerdere malen getroffen binnen zijn diensten en is meerdere malen op het woonadres van de moeder van verdachte geweest en heeft aldaar verdachte en diens broers getroffen.29
Ook verbalisant [verbalisant 10] heeft de persoon die als tweede het café binnenkwam, herkend als verdachte. Verbalisant [verbalisant 10] is verdachte diverse keren tegengekomen tijdens zijn werkzaamheden als begeleider van de harde kern supporters van [voetbalclub] en als coördinator van het horecedetachement [voetbalclub]. Hij heeft verdachte herkend aan zijn gelaat.30
Tijdens de terechtzitting van 14 januari 2013 zijn voornoemde camerabeelden door de rechtbank, de officier van justitie en de verdediging bekeken. De rechtbank heeft op de camerabeelden waargenomen dat de persoon die op 21 februari 2012 omstreeks 21:26 uur als tweede [bedrijf 3] binnenkomt lopen, zijnde de persoon die verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] aanwijzen als verdachte, iets wits om zijn rechterhand heeft zitten.31
Aangever [slachtoffer 4] heeft in zijn aangifte van feit 3 verklaard dat een van de mannen die hij op 21 februari 2012 omstreeks 17:00 uur gezien heeft, iets wits om zijn hand had.32
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een van de daders van de diefstal van de kluis is. Verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] hebben beide op ambtseed verklaard dat zij op de camerabeelden van de diefstal in [bedrijf 3] een van de daders ambtshalve herkennen als verdachte. De rechtbank heeft geen reden om aan deze herkenningen te twijfelen. De rechtbank wordt in deze overtuiging gesterkt door haar waarneming dat de persoon die op de beelden is herkend als verdachte iets wits om zijn hand heeft, terwijl aangever [slachtoffer 4] enkele uren eerder eveneens iets wits heeft gezien om de hand van de dader van feit 3, terwijl de rechtbank de betrokkenheid van verdachte bij dat feit hiervoor bewezen heeft geacht.
Bewijs ten aanzien van feit 5
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting33 en de aangifte van [slachtoffer 6] namens Politie Brabant-Noord van 28 juni 201234 acht de rechtbank het onder feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna is vermeld.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering volstaat de rechtbank ten aanzien van dit feit met een opgave van bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 1 juni 2012 te 's-Hertogenbosch meerdere personen in/nabij [bedrijf 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft
verdachte toen daar opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp gepakt en getoond aan meerdere personen en
met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
bewegingen gemaakt, geschreeuwd en met een glas gegooid.
2.
op 30 december 2011 te Heusden tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
meerdere sieraden en een geldbedrag en bankpassen en
een rijbewijs, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
waarbij verdachte en zijn mededader die sieraden en dat geldbedrag en, die
bankpassen en dat rijbewijs onder hun bereik hebben gebracht
door middel van verbreking en welke diefstal werd voorafgegaan en
vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat
verdachte en zijn mededader opzettelijk gewelddadig
- hun gezichten hebben bedekt/afgedekt met bivakmutsen en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond en
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] hebben gezegd (op
dwingende toon) "Liggen" en "Hoofd naar beneden en niet kijken, dan
gebeurt er niks." en
- die [slachtoffer 1] een klap tegen het hoofd hebben gegeven en
- een vitrinekast hebben ingeslagen.
3.
op 21 februari 2012 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in [bedrijf 2]
(gevestigd aan [adres]) heeft weggenomen een geldbedrag,
toebehorende aan [bedrijf 2] en/of [slachtoffer 4], waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak en inklimming, immers heeft verdachte een ruit
van het kantoor van het [bedrijf 2] vernield en lades
geopend.
4.
op 21 februari 2012 te Boxtel tezamen en in vereniging met een
ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft
weggenomen een kluis en een geldbedrag en sleutels, toebehorende
aan [bedrijf 3]
5.
op 27 juni 2012 te 's-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit (van een deur) toebehorende aan Politie Brabant-Noord heeft
vernield door tegen die ruit te trappen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn verder geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar geëist.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar eis rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en de justitiële documentatie van verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft vrijspraak bepleit van de feiten 1,2 en 3. De raadsvrouwe is van mening dat de tijd die verdachte thans in hechtenis heeft doorgebracht langer is dan doorgaans voor de feiten 4 en 5 wordt opgelegd. De raadsvrouwe heeft de rechtbank verzocht de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen. Subsidiair heeft de raadsvrouwe verzocht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in een korte periode een groot aantal strafbare feiten gepleegd.
Hij heeft onder andere een gewapende overval op een juwelier gepleegd. Samen met een mededader is hij met een bivakmuts over zijn hoofd en een getrokken vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, de juwelierszaak ingelopen. Hij heeft de twee aanwezige medewerkers bedreigd met het (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), hen gedwongen op de grond te gaan liggen en hen bevolen niet te kijken. De heer [slachtoffer 1] is daarbij op het hoofd geslagen. De medewerkers hebben niet kunnen zien wat er om hen heen gebeurde en hebben moeten aanhoren hoe de juwelierszaak werd leeggeroofd. Verdachte en zijn mededader hebben onder andere een aanzienlijk aantal sieraden, met een grote waarde, ontvreemd.
Naast het materiële verlies dat de juwelier heeft geleden, heeft de overval vooral immateriële schade veroorzaakt. De overval heeft op de slachtoffers een grote impact gehad. Zij hebben zich ernstig bedreigd gevoeld. Niet alleen de slachtoffers zullen nog lang een gevoel van onveiligheid met zich meedragen, maar ook in de plaatselijke gemeenschap is veel onrust veroorzaakt. Veel omstanders hebben de overval zien gebeuren en zullen zich hierdoor in hun gevoel van veiligheid aangetast voelen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij enkel uit oogpunt van persoonlijk gewin heeft gehandeld en geen rekening heeft gehouden met de gevolgen voor zijn slachtoffers.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan een ernstige bedreiging. Zonder duidelijke aanleiding heeft verdachte op een vol terras een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, getrokken en omstanders hiermee bedreigd. Verdachte heeft daarbij geschreeuwd, met een glas gegooid en is met het (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) een café ingelopen. Er is hierdoor paniek ontstaan op het plein en in de omliggende cafés.
Verdachte heeft met zijn roekeloze gedrag een beangstigende situatie gecreëerd en de aanwezigen schrik aangejaagd.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij tot tweemaal toe op een openbare plek en onder het oog van publiek, een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft gebruikt. Veel mensen zijn getuigen geweest van de incidenten en hebben zich hierdoor bedreigd gevoeld.
Verdachte heeft zich naast voornoemde feiten nog schuldig gemaakt aan een inbraak, een diefstal en een vernieling. Ook hiermee heeft verdachte schade berokkend en een gevoel van onveiligheid veroorzaakt bij de slachtoffers van deze feiten.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij veelvuldig voor soortgelijke delicten, alsmede voor andere delicten is veroordeeld. Voornoemde feiten zijn bovendien gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling. Blijkbaar heeft verdachte niet geleerd van zijn eerdere veroordelingen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte zich in een korte periode en kort na eerdere veroordelingen strafbaar heeft gemaakt aan een veeltal feiten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming van een aanzienlijke duur meebrengt.
Nu er geen omstandigheden bekend zijn geworden die in het voordeel van verdachte meegewogen dienen te worden, ziet de rechtbank geen reden om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie geëist. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenis van vijf jaar passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft verzocht de vordering gedeeltelijk af te wijzen. De raadsvrouwe heeft hiertoe aangevoerd dat de beschrijving van de inhoud van de kluis zoals vermeld in het proces-verbaal van aangifte, niet overeenkomt met de beschrijving van de inhoud bij het voegingsformulier.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank acht het niet relevant dat de samenstelling van het bedrag zoals vermeld in het proces-verbaal van aangifte, niet geheel overeenkomt met de uiteindelijk gebleken inhoud, nu deze bedragen nagenoeg gelijk zijn.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Beslag
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het overige in beslag genomen voorwerp aan de rechthebbende nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dit in beslag genomen goed.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 63, 285, 310, 311, 312,
350.
DE UITSPRAAK
De rechtbank verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
T.a.v. feit 2:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking en voorafgegaan en vergezeld van geweld en
bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal
gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het
feit wordt gepleegd door twee personen of meer personen.
T.a.v. feit 3:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak en inklimming.
T.a.v. feit 4:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
T.a.v. feit 5:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort vernielen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:
Gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 4:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.450,=.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [bedrijf 3] van een bedrag van EUR 2.450,=.
(zegge: tweeduizend vierhonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en
verhaal te vervangen door 34 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële
schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 3], van een bedrag
van EUR 2.450,= (zegge: tweeduizend vierhonderd vijftig euro), te weten
materiële schadevergoeding (post: geldbedrag en kluis).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
In beslag genomen goederen
Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten: een
jammer, hennep en een kogelpunt.
De rechtbank gelast de teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en mr. C.P.J. Scheele, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Boer, griffier,
en is uitgesproken op 28 januari 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant-Noord, genummerd 2011137012-290712.
2 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 9] d.d. 19 juni 2012, p. 354-355.
3 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 1 juni 2012, p. 295.
4 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juli 2012, p. 383.
5 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 14 januari 2013.
6 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 3 juni 2012, p. 312-313, 318.
7 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 7 juni 2012, p. 338-340.
8 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] d.d. 21 juni 2012, p. 349-350.
9 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 30 december 2011, p. 103, 105, 108-109 en proces-verbaal verhoor benadeelde [slachtoffer 1] d.d. 14 mei 2012, p. 113.
10 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] d.d. 30 december 2011, p. 133.
11 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 mei 2012, p. 135.
12 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 6] d.d. 9 januari 2012, p. 143.
13 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 7] d.d. 29 mei 2012, p. 147-148.
14 Aanvullend verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 18 december 2012.
15 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 mei 2012, p. 101-102 en proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 31 december 2011, p. 155 en 157.
16 Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 27 januari 2012, p. 160-161.
17 NFI rapportage d.d. 16 februari 2012, p. 171 en deskundigenrapport d.d. 21 november 2006, p. 176.
18 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2012, p. 177-178.
19 Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 30 december 2011, p. 105 en 111.
20 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2012, p. 239, proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 22 februari 2012, p. 240-241.
21 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2012, p. 250 en proces-verbaal veiligstellen en overdracht DNA-sporendrager t.b.v. DNA-kit d.d. 21 februari 2012, p. 253 en proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 22 februari 2012, p. 240-241.
22 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2012, p. 239 en proces-verbaal veiligstellen en overdracht DNA-sporendrager t.b.v. DNA-kit d.d. 21 februari 2012, p. 253.
23 Proces-verbaal ontvangen DNA-Kit d.d. 28 februari 2012, p. 254.
24 NFI rapportage 2012, p. 264 en deskundigenrapport d.d. 21 november 2006, p. 265.
25 NFI rapportage d.d. 16 februari 2012, p. 171 en deskundigenrapport d.d. 21 november 2006, p. 176.
26 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5] d.d. 24 februari 2012, p. 196-197.
27 Proces-verbaal van bevindingen d.d, 15 mei 2012, p. 225-228.
28 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juni 2012, p. 229.
29 Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2013.
30 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2012, p. 230.
31 Eigen waarneming rechtbank ter terechtzitting van 14 januari 2013.
32 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 22 februari 2012, p. 240-241.
33 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 14 januari 2013.
34 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] d.d. 28 juni 2012, p. 397-398.