ECLI:NL:RBOBR:2013:BY9394

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/885027-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan ladingdiefstallen met vrijspraak voor deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan ladingdiefstallen. De verdachte werd beschuldigd van het huren van voertuigen die gebruikt werden bij de diefstallen van LED-tv's en sportschoenen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder diefstal met braak en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zittingen op 9 mei 2012, 15 augustus 2012 en 14 januari 2013 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie eiste een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet direct betrokken was bij de diefstallen, maar dat zijn rol in het huren van voertuigen wel degelijk bijdroeg aan het mogelijk maken van deze misdrijven. De rechtbank achtte de medeplichtigheid aan de diefstallen wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van deelname aan een criminele organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn wetenschap van het oogmerk van de organisatie. De rechtbank legde een werkstraf van 60 uren op, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, onder voorwaarden van reclasseringstoezicht en een behandelverplichting.

De uitspraak benadrukt de ernst van ladingdiefstallen voor de transportsector en de rol van de verdachte in het faciliteren van deze criminaliteit. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de gepleegde feiten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/885027-12
Datum uitspraak: 28 januari 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [adres, woonplaats]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 mei 2012, 15 augustus 2012 en 14 januari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 april 2012. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 14 januari 2013 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijziging is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 januari 2011 op de parkeerplaats "Vossedaal" te/bij Beek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit vrachtwagen op de parkeerplaats "Vossedaal" heeft weggenomen een partij LED-tv's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1]. , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en / of verbreking het opensnijden van een zeil(en);
(artikel 311 wetboek van Strafrecht) (zaakdossier 2);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[persoon 1] en/of [persoon 2] en/of één of meer andere perso(o)nen op of omstreeks 26 januari 2011 op de parkeerplaats "Vossedaal" te/bij Beek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een vrachtwagen heeft weggenomen een partij LED-tv's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1]., in elk geval aan een ander of anderen dan die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of een die andere perso(o)n(en) en/of verdachte, waarbij die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of die andere perso(o)n(en) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten door het opensnijden van een zeil, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25 januari 2011 te Eindhoven en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door het huren en ter beschikking stellen van een bestelbus voorzien van het kenteken [kenteken 1], van welke bus gebruik is gemaakt bij de diefstal van de hierbovengenoemde partij LED-tv's;
(artikel 311 juncto 48 wetboek van Strafrecht) (zaakdossier 2);
2.
hij in of omstreeks 24 februari 2011 tot en met 25 februari 2011 op de parkeerplaats "Tienbaan" te/bij Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een vrachtwagen heeft weggenomen 40 dozen met sportschoenen van het merk Nike, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Nike distributie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en / of verbreking het opensnijden van een zeil(en);
(artikel 311 wetboek van Strafrecht) (zaakdossier 3);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 2] en/of één of meer anderen dan verdachte in of omstreeks 24 februari 2011 tot en met 25 februari 2011 op de parkeerplaats "Tienbaan"te Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een vrachtwagen heeft weggenomen 40 dozen met sportschoenen van het merk Nike, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Nike distributie , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 2] en/of die anderen dan verdachte en/of aan verdachte, waarbij die [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 2] en/of die anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten door het opensnijden van een zeil(en), tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks 23 februari 2011 tot en met 25 februari 2011 te Eindhoven en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door het huren en ter beschikking stellen van een auto van het merk Toyota Yaris waarmee bij de diefstal van voornoemde goederen gebruik is gemaakt;
(artikel 311 juncto 48 wetboek van Strafrecht) (zaakdossier 3);
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2011 te Veldhoven en/of Eindhoven en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 2] en/of [verdachte] en/of één of meer andere perso(o)nen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van (lading) diefstallen en/of het helen van goederen;
(artikel 140 Sr).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing ten aanzien van feit 3.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht dient er sprake te zijn van het deelnemen aan een gestructureerd samenwerkingsverband, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Om te kunnen spreken van een organisatie is verder nodig dat blijkt van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen twee of meer personen/rechtspersonen met een bepaalde organisatiegraad, hetgeen kan blijken uit gemeenschappelijke regels en doelstellingen, maar ook uit een zekere gelaagdheid van het samenwerkingsverband en/of een rolverdeling tussen de individuele deelnemers binnen het samenwerkingsverband. Ook vormen van onderling sanctioneren van overtreden van die regels of een gemeenschappelijk optreden naar buiten kunnen wijzen op het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband. Daarbij geldt dat voor deelneming aan een criminele organisatie is vereist dat de deelnemer in zijn algemeenheid weet, in de zin van onvoorwaardelijke opzet, dat een organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en dat de deelnemer een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie, dan wel dat de deelnemer die gedragingen ondersteunt.
Ten aanzien van verdachte is niet meer vastgesteld dan dat hij achtmaal een voertuig heeft gehuurd en ter beschikking gesteld aan [persoon 2] en/of [persoon 1] en dat twee van deze voertuigen zijn gebruikt bij ladingdiefstallen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat voor verdachtes wetenschap van het oogmerk van de criminele organisatie waar de tenlastelegging op doelt. Onvoldoende is komen vast te staan dat de onderlinge contacten en de door verdachte ontplooide activiteiten van dien aard waren dat kan worden gesproken van een structurele en duurzame samenwerking tussen de verdachte en andere personen, zodat om die reden de deelneming aan een criminele organisatie door verdachte niet kan worden bewezen. Het enkele feit dat verdachte meermalen een voertuig heeft gehuurd en ter beschikking heeft gesteld aan [persoon 1] en/of [persoon 1], betekent niet dat verdachte wetenschap had van het oogmerk van de organisatie tot het plegen van misdrijven.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan ten aanzien van feit 1 en feit 2.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor feit 1 primair en feit 2 primair. Hij heeft zich verder op het standpunt gesteld dat, op de gronden zoals door hem in zijn schriftelijk requisitoir omschreven, het onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft, op gronden in haar schriftelijke pleitnota verwoord, integrale vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.1
De rechtbank acht voor haar oordeel de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
Op 26 januari 2011 heeft [persoon 4] namens [benadeelde partij 1]. en [benadeelde] aangifte van diefstal gedaan (feit 1). Hij heeft onder meer het volgende verklaard. Op 26 januari 2011 te 01.00 uur bevond hij zich in zijn vrachtwagen die stond geparkeerd op de parkeerplaats bij tankstation Vossedal te Beek. Hij voelde zijn vrachtwagen schudden. Op het moment dat hij uit de vrachtwagen stapte zag hij twee mannen staan. Toen deze mannen hem zagen sprongen ze in een auto, een witte Mercedes Sprinter, voorzien van kenteken [kenteken 1]. Aangever zag vervolgens dat het zeil van de vrachtwagen was opengesneden. Uit de vrachtwagen is een partij led tv's weggenomen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.2
Gelet op genoemde aangifte acht de rechtbank genoegzaam komen vast te staan dat genoemde Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 1] is gebruikt bij deze ladingdiefstal.
Op 25 februari 2011 heeft [persoon 4] namens Nike Distributie aangifte van diefstal gedaan (feit 2). Hij heeft onder meer het volgende verklaard. Op 24 februari 2011, omstreeks 22.38 uur, bevond aangever zich met zijn trekker en oplegger, welke laatste was voorzien van kenteken [kenteken 2], op de parkeerplaats Tienbaan te Heerlen. Omstreeks 22.55 uur ging hij slapen. Het dekzeil van de oplegger was op dat moment intact. Op 25 februari 2011, omstreeks 07.30 uur, liep aangever om zijn vrachtwagen heen. Hij zag dat in genoemde oplegger aan de rechterzijde twee sneden waren gemaakt. Door de opening van de snede die het dichtst bij de cabine zat was een paar schoenen weggenomen. De doos waarin de schoenen zaten werd met een scherp voorwerp opengesneden. Aan de achterzijde van de oplegger was een snede gemaakt zo groot dat een volwassen persoon de oplegger in kon gaan. In de dozen zaten sportschoenen van het merk Nike. Aanvulling verbalisant [verbalisant] 04/03/2011: door een medewerker van de transporteur werd medegedeeld dat er 40 dozen waren weggenomen uit de oplegger met kenteken [kenteken 2]. Aan niemand werd het recht of de toestemming verleend tot het plegen van het feit.3
Op 25 maart 2011 werd op genoemde parkeerplaats Tienbaan te Heerlen [persoon 2] aangehouden. Deze [persoon 2] gebruikte op dat moment een auto van de firma Bo-rent die was gehuurd door [persoon 3].4 In een onder [persoon 2] aangetroffen telefoon stond onder de naam 'Bio' het nummer [nummer 2] voorgeprogrammeerd. Genoemde [persoon 3] maakt onder meer gebruik van telefoonnummer [nummer 1].5
Uit een BHV-mutatie van verbalisanten van het KLPD is gebleken dat op 25 februari 2011 te 01.10 uur genoemde [persoon 3] met een Toyota Yaris voorzien van kenteken [kenteken 3] op parkeerplaats Knuvelkes in de gemeente Eijsden-Margraten aanwezig was.6
Op laatstgenoemde datum, om 01.11 uur, straalde genoemd telefoonnummer [nummer 2] aan op een zendmast gelegen aan de [adres] te Eijsden, gelegen op ongeveer twee kilometer van het parkeerterrein Knuvelkes te Heerlen. Uit een proces-verbaal telecommunicatie is gebleken dat het telefoonnummer [nummer 1] van [persoon 3] die nacht om 03.53 uur aanstraalde op een zendmast gelegen aan de [adres] te Heerlen op ongeveer drie kilometer afstand van de plaats delict en op ongeveer twee kilometer afstand van genoemde parkeerplaats Knuvelkes.7
In de woning van [broer van persoon 3] de broer van genoemde [persoon 3], werd een telefoon aangetroffen waarin het nummer [nummer 3] werd gebruikt.8 Dit telefoonnummer straalde op 25 februari 2011, tussen 00.53 uur en 02.21 uur, aan op verschillende zendmasten te Maastricht en had slechts contact met telefoonnummer [nummer 1] (in gebruik van [persoon 3]). Onder meer de telefoonnummers [nummer 2] en [nummer 1] straalden op 25 februari 2011, tussen 00.11 uur en 03.04 uur, verschillende zendmasten langs de autosnelweg A2 te Eijsden en Maastricht aan. Onder meer telefoonnummer [nummer 2] straalde te 03.47 uur en 03.48 uur aan op een zendmast gelegen aan de [adres]. Deze zendmast is gelegen op een afstand van ongeveer 1100 meter van parkeerplaats Tienbaan te Heerlen.9
In de kelder/berging van de woning van [broer persoon 3] werden twee lege schoenendozen aangetroffen afkomstig van de onder feit 2 ten laste gelegde ladingdiefstal.10 [persoon 3] heeft verklaard dat hij deze schoenendozen daar misschien heeft neergezet.11 Medeverdachte [medeve[medeverdachte] heeft verklaard dat hem Nike schoenen door [persoon 3] waren aangeboden.12 [getuige] heeft verklaard dat de hem door [medeverdachte] aangeboden Nike schoenen uit Laakdal kwamen en het opschrift Nike hadden.13
De rechtbank acht gelet op de voorgaande bewijsmiddelen voldoende komen vast te staan dat bij de onder feit 2 ten laste gelegde ladingdiefstal gebruik is gemaakt van voornoemde Toyota Yaris met kenteken [kenteken 3].
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte in totaal zesmaal een voertuig heeft gehuurd bij autoverhuurbedrijf Adriaanse en tweemaal bij Bo-rent.14 Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij deze voertuigen in opdracht van [persoon 2] en/of [persoon 1] bij genoemde autoverhuurbedrijven heeft gehuurd. Het betroffen onder meer een witte Mercedes bestelbus met laadlift voorzien van kenteken [kenteken 1] en een Toyota Yaris voorzien van kenteken [kenteken 3]. Voor het huren van deze voertuigen kreeg verdachte telkens een geldbedrag variërend van ongeveer 50 tot 100 euro. [persoon 2] en [persoon 1] gingen volgens verdachte nooit mee naar de autoverhuurbedrijven. Verdachte kende [persoon 2] van zijn baan bij een transportbedrijf. Via [persoon 2] heeft verdachte [persoon 1] leren kennen. Hij had van beide personen het telefoonnummer in zijn mobiele telefoon staan. Verdachte heeft verder verklaard dat hij vanwege zijn verslaving aan verdovende middelen er niet bij stilstond wat [persoon 2] en/of [persoon 1] en/of mogelijk andere personen met de door hem gehuurde voertuigen deden, maar er bestond bij hem wel het besef dat het wel eens foute boel kon zijn. In de letterlijke bewoordingen van verdachte "ik wilde het eigenlijk niet weten".15
Ten overstaan van de politie heeft verdachte nog verklaard dat hij zich later heeft gerealiseerd dat de voertuigen die hij moest huren vermoedelijk gebruikt zouden worden bij het plegen van ladingdiefstallen.16
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het bovenstaande dat verdachte, hoewel hij niet zelf direct betrokken is geweest bij de ladingdiefstallen, door het huren van de voertuigen en deze ter beschikking te stellen, deze feiten wel mede mogelijk heeft gemaakt en dat zijn opzet ook telkens was gericht op het verschaffen van deze middelen als bedoeld in artikel 48 aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafrecht.
Door in een relatief korte periode, telkens tegen een geldelijke vergoeding, veelvuldig voertuigen te huren en ter beschikking te stellen aan personen die nimmer bij het ophalen van die voertuigen aanwezig waren of wilden zijn en het besef van verdachte dat het wel eens foute boel kon zijn, heeft verdachte voorts de aanmerkelijke kans, dat met deze voertuigen ladingdiefstallen werden gepleegd, bewust aanvaard en is het opzet van verdachte aldus in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook het ten laste gelegde onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
(1 subsidiair)
[persoon 1] en/of [persoon 2] en/of één of meer andere perso(o)nen op 26 januari 2011 op de parkeerplaats "Vossedal" te/bij Beek, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen heeft/hebben weggenomen een partij LED-tv's, toebehorende aan een ander of anderen dan die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of die andere perso(o)n(en) en/of verdachte, waarbij die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of die andere perso(o)n(en) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak, te weten door het opensnijden van zeil, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25 januari 2011 te Eindhoven opzettelijk middelen heeft verschaft door het huren en ter beschikking stellen van een bestelbus voorzien van het kenteken [kenteken 1], van welke bus gebruik is gemaakt bij de diefstal van de hierboven genoemde partij LED-tv's;
(2 subsidiair)
[persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 2] en/of één of meer anderen dan verdachte in de periode van 24 februari 2011 tot en met 25 februari 2011 op de parkeerplaats "Tienbaan" te Heerlen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen heeft/hebben weggenomen 40 dozen met sportschoenen van het merk Nike, toebehorende aan Nike distributie, waarbij die [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 2] en/of die anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak, te weten door het opensnijden van zeil, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 23 februari 2011 tot en met 25 februari 2011 te Eindhoven opzettelijk middelen heeft verschaft door het huren en ter beschikking stellen van een auto van het merk Toyota Yaris waarmee bij de diefstal van voornoemde goederen gebruik is gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Motivering van de beslissing.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair en feit 3 gevorderd een werkstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod bij de reclassering, een behandelverplichting, alsmede een drugs- en alcoholverbod.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Voor zover de rechtbank echter tot een bewezenverklaring en een strafoplegging mocht komen heeft de verdediging verzocht aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Door deze strafmodaliteit zouden namelijk de baan van verdachte en zijn behandeling in gevaar kunnen komen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een tweetal gekwalificeerde ladingdiefstallen. De rol van verdachte bestond hierin dat hij in opdracht van [persoon 2] en/of [persoon 1] voertuigen huurde en deze vervolgens ter beschikking stelde. Met deze voertuigen werden in de nachtelijke uren parkeerplaatsen bezocht om te kijken of zich in aldaar geparkeerde vrachtwagens goederen bevonden die weggenomen konden worden. Ook werden de voertuigen gebruikt om de weggenomen lading te vervoeren. Weliswaar is verdachte zelf niet direct betrokken geweest bij de ladingdiefstallen, maar zijn rol is wel van wezenlijk belang geweest om deze diefstallen mogelijk te maken. Ladingdiefstallen vormen voor de transportsector een ernstige bron van schade. Niet alleen in de vorm van directe schade, maar ook vanwege verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze criminaliteit.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van hetgeen aan hem onder feit 3 is ten laste gelegd zal vrijspreken en de rechtbank voorts van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank acht, gelijk de officier van justitie, een werkstraf en een gevangenisstraf passend en geboden. Met betrekking tot deze op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de algemene en bijzondere voorwaarden houdt zoals die door de Reclassering Nederland (Novadic-Kentron) in haar rapportage van 6 december 2012 zijn geadviseerd en hierna in het dictum van dit vonnis nader zullen worden omschreven. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 48, 49, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair telkens oplevert:
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht;
een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte voor het einde van een proeftijd van twee jaren één of meer van de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, ook indien dat inhoudt deelname aan een behandeling voor zijn verslavingsproblematiek bij Addiction Care particuliere GGZ-instelling te Veldhoven of een soortgelijke ambulante forensische zorg, en een verbod op het gebruik van alcohol en/of drugs en, indien de reclassering dit nodig acht, zich onderwerpen aan controles hierop, waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de in dit vonnis genoemde algemene en bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd bij Novadic-Kentron, verslavingsreclassering, gevestigd te Dr. Poletlaan 74-76 te Eindhoven, zal melden, zolang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. J.W.H. Renneberg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 28 januari 2013.
1 Voor zover de in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven maken deze bewijsmiddelen deel uit van een eindproces-verbaal van de Bovenregionale Recherche Zuid-Nederland, projectteam ladingdiefstallen, met registratienummer BRZ185 (228C110185), afgesloten op 23 november 2011, in totaal 5.485 doorgenummerde bladzijden (hierna te noemen: eindproces-verbaal). De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
2 Verklaring [persoon 4] d.d. 26 januari 2011, eindproces-verbaal, p. 1888-1889 en 1893.
3 Verklaring [persoon 4] d.d. 25 februari 2011, eindproces-verbaal, p. 2054-2055.
4 Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekend d.d. 7 november 2011 door verbalisant [verbalisant], eindproces-verbaal, p. 2063.
5 Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekend d.d. 20 september 2011 door verbalisant [verbalisant], eindproces-verbaal, p. 2075 en 2077.
6 BHV-mutatie, eindproces-verbaal, p. 2151.
7 Proces-verbaal onderzoek telecommunicatie, opgemaakt en ondertekend d.d. 21 november 2011 door verbalisant [verbalisant], eindproces-verbaal, p. 2170 (tabel) en 2171.
8 Proces-verbaal onderzoek telecommunicatie, opgemaakt en ondertekend d.d. 21 november 2011 door verbalisant [verbalisant], eindproces-verbaal, p. 2168.
9 Proces-verbaal onderzoek telecommunicatie, opgemaakt en ondertekend d.d. 21 november 2011 door verbalisant [verbalisant], eindproces-verbaal, p. 2170 (tabel) en 2171.
10 Proces-verbaal van onderzoek naar de in beslag genomen goederen, opgemaakt en ondertekend d.d. 19 september 2011 door verbalisant [verbalisant] eindproces-verbaal, p. 2178-2181 en 2185-2186.
11 Verklaring [persoon 3] d.d. 13 oktober 2011, eindproces-verbaal, p. 2759.
12 Verklaring [medeverdachte] d.d. 12 oktober 2011, eindproces-verbaal, p. 2199.
13 Verklaring [getuige] d.d. 30 september 2011, eindproces-verbaal, p. 4393.
14 Relaasproces-verbaal zaaksdossier 3, eindproces-verbaal, p. 2052; proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekend d.d. 7 november 2011 door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] eindproces-verbaal, p. 1718-1721 inclusief huurcontracten, p. 1722-1726 en 1743.
15 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2013.
16 Verklaring verdachte d.d. 3 oktober 2011, eindproces-verbaal, p. 1730.