ECLI:NL:RBOBR:2013:BY9303

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/025385-03
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde met een gronddelict van doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 januari 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1977, die eerder ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor doodslag. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, toegewezen. De terbeschikkinggestelde verblijft in een kliniek en heeft de afgelopen periode vooruitgang geboekt in zijn behandeling. Er zijn verschillende rapporten over zijn situatie opgesteld door deskundigen, waaronder psychologen en psychiaters, die de noodzaak van verlenging van de terbeschikkingstelling onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De deskundigen hebben aangegeven dat de terbeschikkinggestelde nog niet klaar is voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, maar dat er wel stappen gezet kunnen worden richting een voorwaardelijke beëindiging in de toekomst. De rechtbank heeft de officier van justitie verzocht om een rapport op te stellen over de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging voorafgaand aan een eventuele volgende verlengingszitting. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd en benadrukt het belang van toezicht en ondersteuning in het resocialisatietraject van de terbeschikkinggestelde.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/025385-03
Uitspraakdatum: 10 januari 2013
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
verblijvende in [kliniek], [locatie].
Het onderzoek van de zaak.
Bij vonnis van de rechtbank van 24 december 2003 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beschikking van deze rechtbank van 4 januari 2012 met één jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 23 november 2012 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2013.
Hierbij zijn de officier van justitie, deskundige en de ter beschikking gestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
- het advies van [kliniek] d.d. 19 oktober 2012, opgemaakt door drs. (naam hoofd inrichting), hoofd van de inrichting, prof. dr. (naam psychiater), psychiater en drs. (naam klinisch psycholoog), hoofd risicomanagement en behandeling, klinisch psycholoog;
- het rapport d.d. 15 oktober 2012, opgemaakt door psycholoog dr. (naam psycholoog);
- het rapport d.d. 5 oktober 2012, opgemaakt door psychiater (naam psychiater);
- de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
- het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.
De beoordeling.
De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van doodslag, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. Het hiervoor genoemde misdrijf betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
“(…) [terbeschikkinggestelde] is een gemiddeld intelligente man, die opgroeide in een gezin met hardwerkende ouders, maar waar weinig ruimte was voor affectie en praten met elkaar. Op 16 à l7-jarige leeftijd heeft [terbeschikkinggestelde] een periode alcohol gebruikt. Vanaf het 18e jaar trok hij in toenemende mate op met ‘verkeerde vrienden’ en raakte hij verslaafd aan speed. Incidenteel is er ook sprake geweest van gebruik van cannabis, xtc en cocaïne. Om het speedgebruik te bekostigen maakte hij zich schuldig aan auto-inbraken en handel in speed. Behandeling in de verslavingszorg in 2002 was niet succesvol en werd gestaakt wegens een gebrek aan overeenstemming over de problematiek en beperkte openheid van [terbeschikkinggestelde].
Meerdere keren raakte hij zijn baan kwijt als gevolg van zijn druggebruik. Het indexdelict, doodslag op een voor hem onbekende vrouw, werd gepleegd onder invloed van een grote hoeveelheid speed en GHB. Uit persoonlijkheidsonderzoek komen een gering gevoel van eigenwaarde en ontwijkende persoonlijkheidskenmerken naar voren. Het gedrag van [terbeschikkinggestelde] laat vanaf het 18e jaar antisociale kenmerken zien. Een belangrijke rol in de delictdiagnostiek is weggelegd voor seksueel fetisjisme, met name het dragen van vrouwenkleren. Dit gedrag veroorzaakte veel schaamte en leidde tot heimelijk gedrag en spanning, wat weer aanleiding was voor middelengebruik. Samengevat is er diagnostisch sprake van amfetamineafhankelijkheid en een persoonlijkheidsstoornis met ontwijkende en antisociale kenmerken. (…)
[terbeschikkinggestelde] heeft de afgelopen periode inzet laten zien ten aanzien van zijn behandeling. Gedurende zijn behandeling in de kliniek heeft hij onder andere gewerkt aan het vergroten van zijn copingvaardigheden. Daarnaast heeft in de laatste fase van zijn behandeling in de kliniek de overgang naar resocialisatiecentrum de Blink centraal gestaan. Met de overplaatsing naar het resocialisatiecentrum de Blink heeft [terbeschikkinggestelde] een belangrijke stap gezet in zijn resocialisatietraject. Hij heeft laten zien zich bewust te zijn van zijn risicofactoren en bespreekt in toenemende mate wat er in hem om gaat. Desalniettemin blijft de ontwijkende persoonlijkheidsproblematiek een belangrijk aandachtspunt in de behandeling. [terbeschikkinggestelde] kan een stevige presentatie hebben, het kost hem echter nog veel moeite om contact te maken met zijn belevingswereld. De ontwikkeling van zijn identiteit is beperkt, zo zijn de aanwezige seksuele verlangens van [terbeschikkinggestelde] nog onvoldoende geïntegreerd in zijn zelfbeeld.
De afgeschermde gebrekkige identiteit in combinatie met beperkte copingvaardigheden maakt hem gevoelig voor krenking. Deze kwetsbaarheid onderstreept het belang van een langdurig traject van toezicht en ondersteuning.
Ondanks de blijvende aandachtspunten maakt de huidige mate van samenwerking en overeenstemming dat een volgende stap in het resocialisatietraject op verantwoorde wijze gezet kan gaan worden. Het resocalisatietraject staat in het teken van het opbouwen van een stabiel bestaan en het toewerken naar samenwonen.
Hoewel [terbeschikkinggestelde] nog nooit op zichzelf gewoond heeft, ziet het behandelteam geen indicatie voor een fase van zelfstandig wonen, voorafgaand aan samenwonen. [terbeschikkinggestelde] kan uitstekend voor zichzelf zorgen, tijd alleen doorbrengen en zijn vrije tijd invullen. In de situatie van samenwonen kan getoetst worden hoe zijn seksualiteit zich ontwikkelt en of de prikkelbehoefte een belemmerende rol gaat spelen. De inbedding in zorg vanuit de Blink, het extramuraal forensisch team en polikliniek het Dok bieden daarbij voldoende mogelijkheid voor [terbeschikkinggestelde] om het risicomanagement te borgen. (…)
Het risico op recidive in gewelddadig gedrag is bij [terbeschikkinggestelde] op de (middel)lange termijn gelegen. Deze zijn voornamelijk gelegen in de neiging tot vermijding en passieve omgang met problemen, middelengebruik en fetisjistisch transvestitisme. Indien op dit moment de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] zou worden beëindigd is de verwachting dat zijn ontwijkende attitude op de voorgrond zal komen te staan. [terbeschikkinggestelde] is geneigd weg te lopen van conflictsituaties en te kiezen voor een indirecte aanpak van problemen. Gezien de aanwezige persoonlijkheidspathologie blijft er een risico op vluchten in middelengebruik en heimelijk seksueel gedrag. Binnen een traject waarbij [terbeschikkinggestelde] stapsgewijs meer zelfstandigheid opbouwt worden bovenstaande risicofactoren gemanaged. Gedurende het traject zal het extern risicomanagement bij stabiel functioneren van [terbeschikkinggestelde], stapsgewijs en binnen veilige kaders worden afgebouwd. Doordat [terbeschikkinggestelde] geneigd is tot vermijdend gedrag en het belang van de integratie van zijn seksuele identiteit onderschat, is behandeling binnen een dwingend kader nog nodig. (…)
Op basis van bovenstaande adviseert [kliniek] de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. Ten tijde van het voorlopige verlengingsadvies was het behandelteam nog erg zoekende naar overeenstemming met [terbeschikkinggestelde] over de behandeldoelen en het benodigde risicomanagement. Dit gaf aanleiding voor het voorlopige advies tot twee jaar verlenging. Inmiddels is er meer overeenstemming bereikt over het traject en kan er openlijk gesproken worden over risicofactoren relatie en seksualiteit. Er is daarnaast sprake van een stabiele dagstructuur en abstinentie van middelen. Met [terbeschikkinggestelde] wordt toegewerkt naar een overgang naar samenwonen. Hiermee wordt de zelfstandigheid van [terbeschikkinggestelde] vergroot en kan hij geleidelijk bouwen aan resocialisatiepijlers die duurzaam zijn. Gezien de problematiek van [terbeschikkinggestelde] en de neiging om vermijdend en heimelijk met problemen om te gaan, is extern forensisch toezicht in de komende fases nog dringend aangewezen. Het behandelteam acht de kans dan ook groot dat volgend jaar opnieuw een verlenging noodzakelijk zal zijn. Omdat er echter ook veel veranderingen te verwachten zijn het komende jaar, is het moeilijk om langer dan een jaar vooruit te kijken. [terbeschikkinggestelde] stemt in met het ingezette beleid en sluit nog twee jaar dwangverpleging niet uit, wel heeft hij een sterke voorkeur voor een toetsingsmoment na een jaar.
Wanneer de terbeschikkingstelling nu al (voorwaardelijk) zou worden beëindigd, neemt de kans op recidive toe, aangezien de voorwaarden voor [terbeschikkinggestelde] om zelfstandig te functioneren op dit moment nog onvoldoende zijn. (…)”
In voornoemd rapport van de psycholoog dr. (naam psycholoog) is onder meer het navolgende gesteld:
“(…) De vraag of er sprake is van delictgevaar dient bevestigend te worden beantwoord. Op basis van de informatie blijkt dat nog steeds sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, die op dit moment onder institutionele controle is, en van ernstige amfetamineafhankelijkheid en polymiddelengebruik die de afgelopen jaren volledig in remissie zijn vanwege de gecontroleerde situatie van de tbs. De kans op recidivering is aanwezig omdat nog onvoldoende getoetst is dat betrokkene ook in een meer vrijere situatie in staat is om zich aan zijn voornemens en aan de gemaakte afspraken te houden. Gezien de ernst van zijn stoornis en de ernst van zijn TBS-delict dient dit mijns inziens terdege getoetst te worden onder veilige condities. Zolang dit niet gebeurd is en er geen zekerheid hieromtrent bestaat
dient betrokkene nog beschouwd te worden als delictgevaarlijk. (…)
Bij betrokkene is sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met vooral ontwijkende en
vermijdende trekken, amfetamine afhankelijkheid volledig in remissie en van fetisjistische
transvestitisme. (…)
De kans op recidivering wordt ingeschat als laag. (…)
Zoals aangegeven heeft de kliniek betrokkene goed in beeld en is het voorgenomen traject een logische aansluiting op de behandeling tot nu toe en de daarbij behaalde resultaten. (…)
De behandeling is in volle gang en er zijn veel stappen op de goede weg gezet. Door zowel de kliniek als door betrokkene wordt intensief met elkaar samengewerkt en de behandeling werpt haar vruchten af. Ook het ingezette risicomanagement is goed en helder beschreven door de kliniek. (…)
Geadviseerd wordt de maatregel terbeschikkingstelling te continueren met een jaar. (…)
Geadviseerd wordt de verpleging van overheidswege nu te continueren en het komend jaar
tevens te gebruiken om een voorwaardelijke beëindiging voor over een jaar voor te bereiden. (…)”
In voornoemd rapport van de psychiater (naam psychiater) is onder meer het navolgende gesteld:
“(…) Destijds werd door ondergetekende en mederapporteur als diagnose benoemd: amfetamineafhankelijkheid, een perversie in de vorm van travestie, en een ontwijkende
persoonlijkheidsstoornis. Deze diagnostiek werd in [kliniek] overgenomen met in de
eerste jaren de toevoeging antisociale trekken in de persoonlijkheid, mede gezien de eerdere
veroordelingen. Dit laatste werd later minder benadrukt. Op basis van de PCL-R werd
vastgesteld dat er geen sprake was van psychopathische kenmerken. In het laatste
verlengingsadvies van de kliniek zijn de antisociale kenmerken geen deel meer van de
diagnostiek.
In het huidige onderzoek komt dezelfde diagnostiek naar voren, waarbij voor de amfetamineafhankelijkheid geldt dat die in langdurige remissie is, voor de travestie dat die aanzienlijk beter geïntegreerd is in de identiteit en persoonlijkheid, en voor de ontwijkende
persoonlijkheidsstoornis dat die duidelijk vermilderd is. Samenhangend met die ontwikkeling heeft betrokkene ook in sterkte en identiteit gewonnen.
Daarmee worden dus de diagnostische conclusies van de kliniek onderschreven. (…)
De recidive inschatting kan op twee manieren verricht worden: aan de hand van
gestructureerde risicotaxatie instrumenten (…) of door een meer geïndividualiseerde klinische inschatting. (…)
De beide vormen combinerend leidt dit tot de conclusie dat de recidiverisico’s (…) laag zijn, zeker bij een geleidelijke afbouw van de huidige tbs. (…)
Na een intramurale fase van vier jaar, deels al met onbegeleide verloven, en aansluitend een extramurale fase van ruim een halfjaar kan geconcludeerd worden dat betrokkene een relatief snelle ontwikkeling heeft doorgemaakt.
De kliniek is snel gestart met begeleide, en vervolgens onbegeleide verloven en op dit
moment transmurale verloven. Dit werd ook geschraagd met de actieve participatie aan de
behandeling door betrokkene vanaf enkele maanden na binnenkomst in de kliniek en
duidelijke groei in de probleemvelden. Enige aandachtspunt is dat betrokkene deze groei moet vasthouden en voortzetten in de fase waarin er toenemend geen beperkingen meer zijn vanuit het tbs-kader en ook de begeleiding steeds meer naar de achtergrond gaat. Qua vermijding is opvallend dat hij naar ondergetekende niet aangaf dat de werksituatie door feiten buiten hem om problematisch geworden was, zoals zijn behandelcoördinator onderzoeker aangaf. Een nog steeds spelend aandachtspunt. Daarnaast mogelijk ook in de zin van de noodzaak van het snel vinden van een andere dagvulling/structuur.
Ook de huidige relatie is nog van recente datum, begin juli, en er zal nog moeten blijken of dit blijvend het ankerpunt voor betrokkene kan zijn zoals hij dat op dit moment beschrijft. Van belang is dat betrokkene haar volledig geïnformeerd heeft en ook de behandelaar een positief beeld heeft van de huidige relatie. Ondergetekende is daarmee van mening dat de snelle voortgang in het tbs-traject gehandhaafd dient te blijven en ook verantwoord is gezien de uitkomst van de risico-inschatting. Betrokkene zou daarom zo spoedig mogelijk moeten overgaan naar zelfstandige huisvesting met begeleiding vanuit de forensische polikliniek en ook betrokkenheid van de reclassering in het kader van forensisch psychiatrisch toezicht.
Qua kader wil ondergetekende adviseren dit het komende jaar te doen vanuit de tbs met een
transmuraal verlof en de intentie het kader over één jaar te beëindigen als de ontwikkeling
zoals beschreven doorzet en bestendigd. Foci in dit jaar dienen te blijven/zijn: werk, relatie,
abstinentie, experimenteren met de travestie nu betrokkene daarvoor meer ruimte heeft, en
een niet ontwijkende interpersoonlijke/copingstijl.
Ondergetekende onderschrijft daarmee ook de door de kliniek ingezette lijn. (…)
Zoals hierboven geschetst adviseert ondergetekende de tbs met één jaar te verlengen en de
verpleging te handhaven om in dat jaar in het kader van transmuraal verlof te komen tot
zelfstandige huisvesting. In dit jaar kan ook getoetst of de recente positieve ontwikkelingen
ook in steeds lossere toezichtkaders beklijven. Ook kan dat jaar te gebruiken om de
behandeling/begeleiding over te dragen aan de reclassering en de forensische polikliniek in de regio. Bij voortzetting van de huidige positieve ontwikkeling kan na dat jaar gekomen worden tot beëindiging van de tbs. (…)”
De ter beschikking gestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Het gaat goed met mij. Ik ben uitbehandeld. Ik zou heel graag met mijn vriendin willen gaan samenwonen. Als het goed is mogen wij over een halfjaar gaan samenwonen. Ik zou het liefst zo snel mogelijk zelfstandig met mijn vriendin samenwonen. Het liefst wil ik van de tbs af.
Op de vorige zitting werd gezegd dat indien deze lijn werd vastgehouden een voorwaardelijke beëindiging mogelijk zou moeten worden gemaakt.
Ik ben niet bang dat ik het zonder de tbs niet zou kunnen.
Ik zou niet weten wat er anders zal zijn, als ik het zelf zal moeten doen.
Ik ben er wel klaar mee.
Als de tbs nu met een jaar wordt verlengd, dan is het niet anders, maar ik wil proberen om van de tbs af te komen.
De deskundige mevrouw (naam deskundige), optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Het is het afgelopen jaar heel goed gegaan.
Ik ben het er niet mee eens dat er niet veel meer gebeurt. De inhoud en omvang van de feitelijke begeleiding (inclusief controle op afstand) door de medewerkers wordt door betrokkene vaak onderschat.
Betrokkene verblijft op de leefgroep Blink. Hij heeft veel zelfstandigheid en dat kan hij ook aan. Hij wordt gevolgd.
We vinden het belangrijk te toetsen in hoeverre de vaardigheden waar hij nu over beschikt toereikend zijn buiten de tbs-structuur. Met betrekking tot het samenwonen is het de bedoeling dat met twee overnachtingen per week wordt gestart en dat dit binnen enkele maanden wordt uitgebreid tot volledig samenwonen. Het is de bedoeling dat in maart 2013 wordt gestart en dat betrokkene in juni 2013 volledig met zijn vriendin samenwoont,in het kader van het transmuraal verlof.
We willen gedurende wat langere tijd bekijken hoe betrokkene met de sleur en de dagelijkse dingen omgaat.
Als hij zich verder ontwikkelt zoals hij nu heeft gedaan, dan is een voorwaardelijke beëindiging over een jaar zeker een optie. Het ligt er aan hoe het gaat. Als er onverwachte moeilijkheden/tegenslagen blijken te zijn, dan kunnen we mogelijk nog kiezen voor een periode van proefverlof.
Betrokkene verblijft op de leefgroep en hij wordt gezien. Hij wordt gevolgd. Hij heeft van nature de neiging zaken te vermijden. Er is toezicht van de afdeling uit. Op het moment dat betrokkene over meer vrijheden beschikt, is het voor hem makkelijker om dingen te vermijden. Het risico zit hem wat ons betreft daar in en niet in de openheid.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Volgens mij gaat het heel goed met betrokkene.
De psycholoog, psychiater en de kliniek hebben aangegeven dat voldaan is aan het gevaarscriterium, zodat de terbeschikkingstelling behoort te worden verlengd.
Betrokkene zit nu nog in de fase van transmuraal verlof. Ik denk dat het van belang is dat de stappen naar beëindiging van de dwangverpleging goed worden doorlopen en dat hij het komende jaar nog wordt gevolgd. Betrokkene, maar ook de kliniek, verdienen een compliment dat het zo goed gaat.
Ik persisteer bij vordering tot verlenging van de tbs met dwangverpleging met één jaar.
Het is niet enkel de kliniek die heeft aangegeven dat de tbs met één jaar dient te worden verlengd en dat een voorwaardelijke beëindiging nu nog niet wordt geadviseerd. Ook de twee onafhankelijke deskundigen hebben aangegeven dat een verlenging met één jaar noodzakelijk en geboden is.
Er zit nog een aantal fasen aan te komen. Ik wil de adviezen volgen en persisteer bij de vordering.
De raadsman van de ter beschikking gestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Er is het gezond verlangen van mijn cliënt om bij zijn vriendin te gaan wonen. Maar er is ook een zeker wantrouwen richting de kliniek. Op de vorige zitting is gezegd dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging waar moet worden gemaakt. Ik heb tegen mijn cliënt gezegd dat je de kliniek niet aan een dergelijke uitspraak kunt houden, maar er is zeker een verwachting gewekt.
Het traject van het proefverlof ziet er praktisch hetzelfde uit als het traject van een voorwaardelijke beëindiging. Het is niet zo dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging een hele onverantwoorde stap zou zijn. Het delictgevaar is laag en beperkt genoeg om de stap naar een voorwaardelijke beëindiging te kunnen maken.
De travestie is besproken en heeft mijn cliënt heeft dit in de kern aanvaard.
Ik heb vernomen dat mijn cliënt na het delict geen speed meer heeft gebruikt.
Die risicofactoren zijn eigenlijk heel beperkt. Hij is uitbehandeld. Het gaat nu puur om begeleiding.
Mijn cliënt heeft een baan. Er is een reële kans dat hij daar mag blijven werken. Hij werkt in een beroepsgroep waar veel werk is. Hij heeft er de papieren voor. Hij kan bij zijn vriendin wonen.
Ik verzoek u te overwegen de tbs met één jaar te verlengen en reeds nu de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging te onderzoeken.
De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting en dat van de twee externe deskundigen, met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Uit de rapporten van de kliniek, de onafhankelijke psycholoog en de onafhankelijke psychiater volgt dat zij adviseren de tbs met dwangverpleging met één jaar te verlengen en de dwangverpleging niet voorwaardelijk te beëindigen. De psycholoog en de psychiater hebben aangegeven dat het komende jaar gebruikt kan worden om naar een voorwaardelijke beëindiging toe te werken. De kliniek heeft ook aangegeven dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging thans prematuur is. De deskundige heeft ter terechtzitting aangegeven dat nog een start met het samenwonen moet worden gemaakt en dat het van belang is dat onder meer wordt bezien hoe betrokkene met de dagelijkse dingen en de sleur omgaat. Voorts heeft betrokkene de neiging zaken te vermijden en bij meer vrijheden is het makkelijker zaken te vermijden. Beide aspecten staan indirect in relatie tot het delictrisico. Het komend jaar moet gebruikt worden om vast te stellen dat de vaardigheden waar betrokkene thans over beschikt ook voldoende zijn om deze risico-aspecten structureel te ondervangen.
De rechtbank is gelet op het advies van de inrichting, met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting van de deskundige, alsmede gezien de rapportages van de onafhankelijke psycholoog en psychiater, van oordeel dat een voorwaardelijke beëindiging thans nog niet aan de orde kan zijn.
Er zal komend jaar echter naar het oordeel van de rechtbank - bij gelijkblijvende positieve omstandigheden en ontwikkeling - dienen te worden toegewerkt naar een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De rechtbank verzoekt de officier van justitie er zorg voor te dragen dat de reclassering voorafgaand aan een eventuele volgende verlengingszitting een rapport opmaakt met betrekking tot de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging en de voorwaarden waaronder dit zou kunnen plaatsvinden.
DE BESLISSING
De rechtbank:
- verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met één jaar;
- verzoekt de officier van justitie er voor zorg te dragen dat de reclassering voorafgaand aan een (eventueel) volgende verlengingszitting een rapport met betrekking tot de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en de voorwaarden waaronder dit zou kunnen plaatsvinden opmaakt.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.M. Klinkenbijl, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. drs. W.A.F. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2013.