ECLI:NL:RBOBR:2013:BY8968

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845048-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met voorbedachten rade en vrijspraak poging tot moord na steekincident

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 23 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en poging tot doodslag. De verdachte heeft op 14 februari 2012 in Sint Hubert zijn (ex-)vriendin meerdere keren gestoken met een vleesmes, wat leidde tot ernstige verwondingen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de poging tot moord niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot moord, maar achtte de poging tot doodslag wel bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld, gezien de vitale plekken waarop hij stak. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het gebeurde, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer problematisch was, maar dat er ook aanwijzingen waren dat de verdachte kort na het incident hulp heeft ingeroepen voor het slachtoffer. De rechtbank besloot tot teruggave van in beslag genomen goederen aan zowel de verdachte als het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845048-12
Datum uitspraak: 23 januari 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 mei 2012, 24 juli 2012, 19 oktober 2012 en 9 januari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 april 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 februari 2012 te Sint Hubert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, met een mes heeft gestoken in de armen en/of been en/of de hals en/of borst en/of rug, in ieder geval in het lichaam van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) die [slachtoffer] bij haar keel heeft gepakt en deze heeft dicht geknepen/gedrukt en/of dicht gedrukt heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.;
(art 298/287 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.
Op basis van de verklaring van aangeefster kan bewezen worden dat er sprake is van voorbedachten raad. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte heeft gezegd dat hij naar haar woning is gekomen om haar te vermoorden. Hij heeft daarnaast meerdere malen tegen haar gezegd dat hij haar dood zou maken. Dit alles in een tijdsbestek van zondagavond 12 februari 2012 tot dinsdagochtend 14 februari 2012. Aangeefster bleef desondanks in haar woning omdat ze verdachte niet serieus nam en ze hem zielig vond. Na een woordenwisseling over de wachtwoorden van MSN en Facebook zei verdachte dat hij de wachtwoorden moest geven, anders zou hij haar gaan steken.
Daarna zei verdachte dat het hem speet wat hij haar ging aandoen. Hij zei ook nog dat het beter was om spijt te hebben van iets wat je gedaan hebt dan van wat je niet gedaan hebt. Hij zei nog dat ze van hem was en begon haar te steken.
Verdachte heeft voldoende tijd gehad om zich te beraden op zijn besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Het trachten te wurgen van het slachtoffer acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde poging tot moord. Het wijst erop dat het steken voortkomt uit de ogenblikkelijke gemoedsopwelling van dat moment. Zodra verdachte bij zinnen kwam, heeft hij zich ontfermd over [slachtoffer] en de hulpdiensten gebeld.
Verdachte heeft door met een mes in de hals van [slachtoffer] te steken wel de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] aanvaard. Ten aanzien van de poging tot doodslag refereert de verdediging zich dan ook aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.1
Inleiding.
Verdachte heeft op 14 februari 2012 te Sint Hubert [slachtoffer] in haar woning meerdere keren gestoken met een vleesmes in haar lichaam.2 3 4 5 [slachtoffer] heeft daardoor scherpe wonden opgelopen in de rechterzijde van haar hals, de rechterzijde van haar onderbuik, vijf keer in haar linkerpols, -onderarm en binnenzijde hand, in haar linkerschouder, haar rechteronderarm en haar linkerbovenbeen. Het slachtoffer is voor de steekwonden behandeld in het ziekenhuis en kon na een aantal dagen het ziekenhuis verlaten.6
Heeft verdachte het slachtoffer bij de keel gepakt en deze keel dichtgeknepen?
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte op meerdere momenten haar keel dicht heeft geknepen, waaronder ook nog na het steken. Een en ander gebeurde naar zeggen van [slachtoffer] met kracht. Verdachte ontkent [slachtoffer] bij haar keel te hebben gegrepen en deze keel te hebben dichtgeknepen.
Kort na de steekpartij is verdachte onderzocht door de arts in opleiding [arts]. Deze arts heeft geen verwondingen of halsletsel geconstateerd die duiden op mogelijke verwurging.
Nu de verklaring van [slachtoffer] op dit onderdeel niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, acht de rechtbank het bij de keel pakken en dichtknijpen/drukken daarvan niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Is er sprake van voorbedachten rade?
Voor de beantwoording van deze vraag is van belang van welke feitelijke gang van zaken de rechtbank uitgaat.
De feitelijke gang van zaken op 13 februari 2012.
Verdachte onkent het slachtoffer meerdere malen te hebben bedreigd met de dood en naar de woning van [slachtoffer] te zijn gegaan om haar te doden.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte op maandag 13 februari 2012 meerdere malen tegen haar heeft gezegd dat hij haar zou vermoorden. Verdachte zou ook die dag meerdere malen haar keel dicht hebben geknepen. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat de rechtbank het dichtknijpen van de keel niet wettig en overtuigend bewezen acht.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij na het hele gebeuren op maandag nog vrijwillig seks met verdachte heeft gehad. Zij heeft besloten niet weg te gaan en zij is met verdachte gaan slapen. Dit valt naar het oordeel van de rechtbank niet te rijmen met de beweerdelijke uitlatingen van verdachte dat hij [slachtoffer] zou vermoorden.
Voorts wordt de bewering van [slachtoffer] dat verdachte meerdere malen heeft gezegd haar te vermoorden, niet bevestigd door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet bewezen dat verdachte op maandag 13 februari 2012 tegen [slachtoffer] heeft gezegd haar te gaan doodmaken.
De feitelijke gang van zaken op 14 februari 2012.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij wakker werd en dat zij in de woonkamer verdachte achter de laptop zag zitten. Verdachte wilde haar wachtwoorden van MSN en Facebook. Zij gaf deze wachtwoorden niet. Verdachte zei dat hij zou steken als zij het wachtwoord niet gaf.
Binnen een minuut zag het slachtoffer twee messen bij verdachte. Hij zei dat het hem speet wat hij haar ging aandoen. Hij zei dat het beter was spijt te hebben van iets wat je gedaan hebt dan wat je niet gedaan hebt. Hij zei dat zij van hem was en begon te steken. Terwijl het slachtoffer op de bank zat, is hij op haar in gaan steken.
Verdachte heeft meerdere malen bij de politie geweigerd een verklaring af te leggen over de toedracht van het steekincident. Ook bij de rechter-commissaris heeft verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. Pas ter zitting van 9 januari 2013 heeft verdachte een inhoudelijke verklaring afgelegd.
Verdachte heeft verklaard dat er geen ruzie is geweest met [slachtoffer] over de wachtwoorden. Volgens verdachte ging de agressie in eerste instantie uit van [slachtoffer].
Zij stond met een mes in de deuropening. Verdachte heeft het mes van [slachtoffer] afgepakt. Terwijl zij een mes van de tafel wilde pakken, heeft verdachte [slachtoffer] op de bank geduwd. Toen zij omhoog kwam, heeft hij haar vanuit een reflex een aantal keren met gestoken.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van het slachtoffer over de gang van zaken tijdens en kort voor de steekpartij op 14 februari 2012. Het slachtoffer heeft kort na het gebeuren op 14 februari 2012 en op 15 februari 2012 consistent verklaard over de aanleiding van de steekpartij op 14 februari 2012. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat verdachte over de feitelijke gang van zaken pas op de zitting van 9 januari 2013 inhoudelijk heeft willen verklaren. De rechtbank acht, gelet op de verklaring van het slachtoffer, de hiervoor weergegeven verklaring van verdachte dat de agressie van het slachtoffer uit is gegaan en dat hij uit reflex heeft gehandeld toen het slachtoffer uit de bank wilde komen, volstrekt ongeloofwaardig.
Voor de beoordeling of er sprake is van voorbedachten raad, gaat de rechtbank derhalve uit van de verklaring van [slachtoffer] met betrekking tot 14 februari 2012, zoals hiervoor weergegeven.
Het is vaste jurisprudentie dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Aanwijzingen dat met voorbedachten raad is gehandeld, behoeven de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De omstandigheden dat verdachte zei dat hij zou steken als het slachtoffer het wachtwoord niet zou geven, en dat hij korte tijd later ook daadwerkelijk twee messen heeft gepakt en heeft gezegd dat het hem speet wat hij haar ging aandoen, zijn aanwijzingen die erop wijzen dat sprake is van een moment van bezinning en dat verdachte met voorbedachten raad heeft gehandeld.
Het dossier levert, naar het oordeel van de rechtbank, echter ook contra-indicaties op. Vaststaat dat verdachte op 14 februari 2012 meteen na het steken, om 12.30 uur en 12.32 uur, in paniek het alarmnummer heeft gebeld, teneinde hulp voor het slachtoffer in te roepen. Ook heeft verdachte verklaard dat hij, toen hij de wond in de nek van het slachtoffer zag, meteen handdoeken is gaan halen om het bloed te stelpen. Ook het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte een handdoek voor haar nek heeft gepakt.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren deze omstandigheden contra-indicaties op dat verdachte het plan had verdachte te doden en met voorbedachten raad heeft gehandeld.
Alles afwegende acht de rechtbank de voorbedachte raad niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte vrij van de ten laste gelegde poging tot moord.
Is er sprake van poging tot doodslag?
Verdachte heeft het slachtoffer meerdere malen met een vleesmes gestoken, waaronder in haar hals, onderbuik en pols. De rechtbank is van oordeel dat, door met een vleesmes te steken ter hoogte van deze vitale plekken van het lichaam, de kans aanmerkelijk is dat het slachtoffer door een van de messteken dodelijk wordt getroffen. Bij het steken in de hals van aangeefster is de kans aanmerkelijk dat daarbij de halsslagader wordt geraakt. Uit de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm heeft verdachte deze aanmerkelijke kans ook welbewust aanvaard. De rechtbank acht derhalve het voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht de poging tot doodslag bewezen, zoals hierna is vermeld.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 14 februari 2012 te Sint Hubert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, meermalen, met een mes heeft gestoken in de armen en/of been en/of de hals en/of rug van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van poging tot moord:
- een gevangenisstraf van 8 jaar met aftrek voorarrest.
- teruggave van de goederen vermeld onder 1 tot en met 8 en 11 aan verdachte;
- teruggave van de goederen vermeld onder 9 en 10 aan [slachtoffer].
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Het feit is ernstig. Het lijkt erop dat het letsel uiteindelijk beperkt is gebleven. Verdachte heeft geprobeerd het bloeden te stelpen en heeft meerdere malen om hulp voor [slachtoffer] verzocht. Verdachte heeft geen relevante justitiële documentatie.
Een passende bestraffing is een gevangenisstraf voor de duur van 18 tot 24 maanden.
Het lijkt erop dat [slachtoffer] en verdachte samen verder willen. Het verzoek is daarmee ten voordele van verdachte rekening te houden.
Ten aanzien van de in beslag genomen schoenen wordt teruggave aan verdachte verzocht.
Ten aan zien van de overige in beslag genomen goederen heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft meerdere malen geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek naar zijn geestvermogens. Verdachte is voor onderzoek in het Pieter Baan Centrum opgenomen. Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 28 november 2012 blijkt dat verdachte consequent heeft geweigerd aan een onderzoek naar zijn geestvermogens mee te werken. De deskundigen zijn, gelet op deze weigering, niet in staat te rapporteren omtrent een eventuele psychische stoornis dan wel de toerekeningsvatbaarheid.
Door het niet meewerken aan een onderzoek naar de geestvermogens door verdachte heeft de rechtbank geen zicht kunnen krijgen op eventuele achterliggende problematiek.
Het bewezen verklaarde feit betreft een zeer ernstig feit. Verdachte heeft [slachtoffer] in haar woning na een ruzie meerdere malen gestoken met een mes, waaronder in haar hals. Verdachte is er niet voor teruggeschrikt dergelijk zwaar geweld tegen zijn (ex)vriendin te gebruiken.
De ouders en zus van het slachtoffer kwamen kort na het steekincident ter plaatse en hebben hun dochter en zus badend in het bloed aangetroffen, hetgeen voor hen zeer traumatisch moet zijn geweest.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte kort na zijn handelen diverse malen de hulpdiensten heeft gebeld, teneinde hulp voor het slachtoffer in te roepen.
Daarnaast blijkt uit de documentatie betreffende verdachte dat hij niet eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van het voorarrest passend en geboden. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte van één jaar voorwaardelijk opleggen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de relatie tussen verdachte en het slachtoffer niet voorbij lijkt te zijn. Eerder is gebleken dat de relatie tussen beiden zich heeft gemanifesteerd als een relatie met pieken en dalen, waarbij uiteindelijk het steekincident heeft plaatsgevonden. De relatie tussen verdachte en het slachtoffer kan als zeer wispelturig worden gekwalificeerd. De rechtbank acht een lang voorwaardelijk deel op zijn plaats, teneinde verdachte ervan te weerhouden, in het algemeen maar ook binnen de relatie met [slachtoffer], opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht daarbij een proeftijd van drie jaren op zijn plaats.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van de ten laste gelegde poging tot moord en van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte respectievelijk het slachtoffer, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 27, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Spreekt verdachte vrij van de ten eerste ten laste gelegde poging tot moord.
Verklaart het ten tweede ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Poging tot doodslag.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 (één) jaar gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Teruggave aan verdachte van de in beslag genomen goederen vermeld onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 11 op de lijst van in beslag genomen goederen in deze zaak .
Teruggave aan [slachtoffer] van de in beslag genomen goederen vermeld onder 9 en 10 op de lijst van in beslag genomen goederen in deze zaak.
Voornoemde lijst van in beslag genomen goederen is aan dit vonnis gehecht en dient als hier ingevoegd en herhaald te worden beschouwd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. M.Th. van Vliet en mr. A.B. Baumgarten, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 23 januari 2013.
Mr. Baumgarten is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politieregio Brabant-Noord, district Maas en Leijgraaf, D3, team Cuijk, genummerd PL21ZO 2012016278.
2 Verklaring [slachtoffer], pag.
3 Verklaring verdachte ter terechtzitting
4 Bevindingen verbalisant pag. 87
5 Bevindingen verbalisant pag. 109
6 Verklaring [arts], arts in opleiding, pag. 82-83