ECLI:NL:RBOBR:2013:BY8910

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/820891-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor seksueel misbruik van minderjarige kleindochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn kleindochter, die op het moment van de feiten jonger was dan twaalf jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen, in de periode van 1 januari 1999 tot en met augustus 2004, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn kleindochter. De tenlastelegging omvatte onder andere het inbrengen van vingers in de vagina van het slachtoffer en het aanzetten tot het vasthouden van de penis van de verdachte. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de bevoegdheid van de rechtbank om van de zaak kennis te nemen bevestigd.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten zoals ten laste gelegd en heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding en kosten voor naamswijziging vorderde. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 3420,13, bestaande uit € 3000,00 voor immateriële schade en € 420,13 voor materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de impact van de misdragingen op het slachtoffer. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van zijn kleindochter en dat de gepleegde feiten een ernstige aantasting van haar lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer met zich meebrachten. De rechtbank heeft ook de hoge leeftijd en de gezondheidstoestand van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/820891-12
Datum uitspraak: 22 januari 2013
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1933,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 januari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 december 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 8 januari 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 1999 tot en met augustus 2004 te Heeze, gemeente Heeze-Leende, in elk geval in Nederland en/of in Frankrijk, (telkens) met [slachtoffer 1], geboren op [1993], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft
verdachte:
- zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van voornoemde [slachtoffer 1]
gebracht en/of
- de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] gestreeld en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] ertoe bewogen zijn, verdachtes, penis vast te houden
(artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 1999 tot en met augustus 2004 te Heeze, gemeente Heeze-Leende,, (telkens) met [slachtoffer 1], geboren op [1993], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd immers heeft verdachte:
- zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van voornoemde [slachtoffer 1]
gebracht en/of
- de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] gestreeld en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] ertoe bewogen zijn, verdachtes, penis vast te houden
(artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht).
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
meermalen in de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 augustus 2004 in Nederland
met [slachtoffer 1], geboren op [1993], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, telkens een of meer handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft verdachte:
- zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van voornoemde [slachtoffer 1] gebracht en
- de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] gestreeld en
- voornoemde [slachtoffer 1] ertoe bewogen zijn, verdachtes, penis vast te houden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en vordert een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Ook vordert zij toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 3000,00 voor immateriële schade (bij wijze van voorschot) en tot een bedrag van € 840,26 voor materiële schade, met toepassing van de maatregel van schadevergoeding en vergoeding van wettelijke rente. Zij vordert hoofdelijke toewijzing van de vordering voor wat betreft de kosten van naamswijziging (€ 835,00).
Zij concludeert tot niet ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering voor zover die een bedrag van € 3000,00 voor immateriële schade te boven gaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft zijn nog jonge, minderjarige kleindochter, een (vrijwel) onherstelbaar leed aangedaan, te weten een ernstige aantasting van lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer, waarbij verdachte zich om het lot van zijn kleindochter kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd;
- verdachte heeft gedurende een lange periode, te weten van begin 1999 tot en met augustus 2004, op verschillende tijdstippen zijn kleindochter meermalen ernstig misbruikt;
- verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn kleindochter in hem moest kunnen stellen als grootvader en als degene aan wie zij was toevertrouwd. Ze heeft de band met hem verbroken en te kennen gegeven haar achternaam (welke gelijk is aan die van verdachte) te willen wijzigen in die van haar moeder.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte niet eerder terzake strafbare feiten is veroordeeld en dat sedert het tijdstip waarop het door hem gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad geruime tijd verstreken is, terwijl verdachte voor zover bekend in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank overweegt dat voor strafbare feiten als hierna bewezen worden verklaard, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving dan ook niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze straf voor een relatief groot gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft daarbij enerzijds gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten maar anderzijds ook met name in aanmerking genomen de hoge leeftijd en kennelijk broze gezondheid van verdachte. Ook neemt de rechtbank in aanmerking de houding van verdachte, die er ter terechtzitting naar het oordeel van de rechtbank blijk van heeft gegeven de ernst van zijn misdragingen en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer te onderkennen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, rekening houdend met het vorenstaande en nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De benadeelde partij heeft haar vordering ter terechtzitting mondeling toegelicht en vermeerderd met een bedrag van € 835,00 terzake de kosten van naamswijziging.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding voor een bedrag van € 3000,00 en materiële schadevergoeding voor een bederag van € 420,13 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2004 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank wijst de vordering voor wat betreft de kosten van naamswijziging niet hoofdelijk toe omdat er geen sprake is van medeplegen. De rechtbank zal deze kosten naar evenredigheid verdelen tussen verdachte en de andere veroordeelde aan wie het ontstaan van de schade ook kan worden toegerekend. Voor wat betreft de reiskosten verdeelt de rechtbank deze kostenpost ook naar evenredigheid nu de reiskosten niet aan slechts één van beiden kunnen worden toegerekend.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2004 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 57, 244.
DE UITSPRAAK
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan
uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen
gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt verdachte de volgende straf en maatregel op:
Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Maatregel van schadevergoeding van € 3420,13 subsidiair 44 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 3420,13 (zegge: drieduizend vierhonderd en twintig euro en dertien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 44 dagen hechtenis.
Het bedrag betreft een vergoeding van € 3000,00 voor immateriële schade en een vergoeding van € 420,13 voor materiële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2004 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 3420,13
(zegge: drieduizend vierhonderd en twintig euro en dertien eurocent).
Het bedrag betreft een vergoeding van € 3000,00 voor immateriële schade en een vergoeding van € 420,13 voor materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2004 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. W.M. Weerkamp, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 22 januari 2013.