ECLI:NL:RBOBR:2013:BY8454

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
856268
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bindend advies in civiele procedure met betrekking tot eindafrekening en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 17 januari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap INSTALLATIEBURO JANSEN B.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiser, INSTALLATIEBURO JANSEN B.V., vorderde vernietiging van een eerder door een geschillencommissie gegeven bindend advies. Dit advies betrof de eindafrekening van een overeenkomst voor de levering en installatie van een centrale verwarmingsinstallatie. De commissie had in haar bindend advies op 9 maart 2012 geoordeeld dat de ondernemer recht had op een vergoeding van € 5.460,40, inclusief een bedrag voor winstderving en andere kosten. De eiser stelde dat de commissie een rekenfout had gemaakt door geen rekening te houden met de verschuldigde BTW over de door hem opgevoerde posten.

De kantonrechter oordeelde dat de procedure niet ging over de deugdelijkheid van de motivering van het bindend advies, maar of de gebondenheid aan dat advies in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar was. De rechter benadrukte dat vernietiging van een bindend advies alleen mogelijk is als er ernstige gebreken in de motivering zijn. De kantonrechter concludeerde dat de commissie haar advies voldoende had gemotiveerd en dat er geen sprake was van een kennelijke rekenfout. De vordering van INSTALLATIEBURO JANSEN B.V. tot vernietiging van het bindend advies werd afgewezen.

De kantonrechter veroordeelde INSTALLATIEBURO JANSEN B.V. in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde tot dat moment waren begroot op € 250,00. Dit vonnis bevestigt de noodzaak voor partijen om bindende adviezen van geschillencommissies te respecteren, tenzij er sprake is van ernstige tekortkomingen in de motivering.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Kanton ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 856268/417
Rolnummer : 12-9257
Uitspraak : 17 januari 2013
in de zaak van :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INSTALLATIEBURO JANSEN B.V.,
gevestigd te Schaijk, gemeente Landerd,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.A.J. Dappers
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procederend in persoon
Partijen zullen hierna Jansen en [gedaagde] worden genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte tot het in geding brengen van stukken van Jansen
- de conclusie van antwoord
- de comparitie van partijen van 20 december 2012.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de navolgende feiten die vaststaan omdat ze niet, of onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
Partijen hebben op 22 april 2009 een overeenkomst gesloten waarbij Jansen een centrale verwarmingsinstallatie met toebehoren zou leveren en aanbrengen tegen een door [gedaagde] te betalen prijs van € 24.873,00 exclusief BTW.
De overeenkomst is deels uitgevoerd en op verzoek van [gedaagde] in september 2011 beëindigd.
Partijen zijn vervolgens in geschil geraakt omtrent de eindafwikkeling van de overeenkomst. [gedaagde] was het niet eens met de hoogte van de eindafrekening en heeft een geschil aanhangig gemaakt voor de Geschillencommissie installerende bedrijven (hierna: de commissie).
Op 9 maart 2012 heeft de commissie een bindend advies uitgebracht. De commissie heeft, voorzover van belang, het navolgende overwogen:
“… Op grond van artikel 8 lid 1 van de toepasselijke algemene voorwaarden kan de consument de uitvoering van het opgedragen werk te allen tijde geheel of gedeeltelijk beëindigen.
Ook in het geval van een dergelijke voortijdige beëindiging van de overeenkomst is de ondernemer gehouden om een voor de consument inzichtelijke eindafrekening aan de consument te verstrekken. Hiertoe behoort onder meer het tijdig verstrekken van een urenspecificatie, zeker nu de consument op dat punt ernstige twijfels heeft geuit, welke twijfels mogelijkerwijs daarmee zouden zijn weggenomen. De ondernemer heeft deze urenspecificatie echter pas op de zitting van de commissie - en aldus veel te laat- aangereikt.
De ondernemer doet naar het oordeel van de commissie terecht een beroep op artikel 8 lid 5 van de algemene voorwaarden. De ondernemer heeft recht op vergoeding van in redelijkheid te bepalen winstderving en van andere door de ondernemer gemaakte redelijke kosten.
De commissie begroot deze vergoeding - anders dan de ondernemer- als volgt. De commissie acht een bedrag van € 1.000,- terzake van winstderving redelijk. De opgevoerde kosten betreffende calculaties e.d. van € 671,50 komen niet separaat voor vergoeding in aanmerking, nu deze naar het oordeel van de commissie binnen de post winstderving vallen. De post administratiekosten en accountantskosten acht de commissie evenmin redelijk
De in de eindafrekening opgenomen post terzake van loonkosten ad € 2.241,- acht de commissie, kijkend naar de ter zitting overgelegde specificatie, correct. Ook de posten reiskosten ad € 145,80, materiaalkosten ad € 1.960,- en materialen hoofd cv-leiding ad
€ 113,60 zijn terecht opgevoerd.
Dit leidt tot de volgende rekensom:
- winstderving € 1.000,-
- loonkosten € 2.241,-
- reiskosten € 145,80
- materiaalkosten € 1.960,-
- materialen cv-leiding € 113,60
-------------
€ 5.460,40
Nu de consument reeds een bedrag van € 9.854,29 heeft voldaan aan de ondernemer dient de ondernemer, rekening houdend met het reeds betaalde betaalde bedrag van € 188,08, een bedrag van € 4.205,81 aan de consument terug te betalen.…”
Bij brief van 4 mei 2012 heeft Jansen via zijn raadsman aan de commissie bericht dat de commissie een rekenfout heeft gemaakt, nu de commissie de door Jansen in zijn berekening opgenomen posten heeft overgenomen, maar nagelaten heeft om deze te vermeerderen met BTW, wat de ondernemer in zijn berekening ‘onder de streep’ wel heeft gedaan. Jansen verlangt een aanpassing van het in het bindend advies vastgestelde bedrag dat hij aan [gedaagde] moet betalen tot een bedrag van € 3.293,33.
In reactie op deze brief heeft [X], juridisch medewerker van de geschillencommissie, bij brief van 27 juni 2012 het navolgende bericht: “… De voorzitter is van mening dat er geen sprake is van een kennelijke rekenfout. Echter, gezien het feit dat de termijn voor het marginaal laten toetsen door de rechter van het bindend advies bijna verstreken is, is in overleg met de voorzitter besloten dat er een Vervolg Bindend Advies komt. Dit houdt in dat de commissie (in een andere samenstelling dan de commissie die het bindend advies heeft uitgesproken) op grond van het commentaar van de vertegenwoordiger van de ondernemer, nogmaals zal oordelen over bovengenoemd geschil…”
In het vervolg bindend advies, dat door de commissie op 20 juli 2012 is uitgebracht, heeft de commissie, voorzover van belang, het navolgende overwogen:
“… Het uitgangspunt bij de procedure via een geschillencommissie is dat partijen snel en tegen relatief lage kosten een beslissing kunnen krijgen op een geschil dat hen verdeeld houdt. De uitspraak in dat geschil is in juridische zin een bindend advies en partijen zijn gehouden dat advies uit te voeren. Met die uitspraak is de zaak afgedaan. Hoger beroep tegen een dergelijke beslissing is niet mogelijk.
Dit heeft als voordeel dat partijen snel en tegen relatief lage kosten te weten komen waar zij aan toe zijn. Daar staat tegenover dat fouten die bij het opstellen van een bindend advies worden gemaakt in beginsel niet door het instellen van hoger beroep hersteld kunnen worden. Indien een bindend advies inhoudelijk onjuist is, kan het ter vernietiging voorgelegd worden aan de gewone rechter, in dit geval de kantonrechter.
Het Reglement van de Geschillencommissie Installerende Bedrijven kent hierop één uitzondering in artikel 23. Dit artikel biedt een beperkte mogelijkheid tot het herstellen van fouten in een bindend advies. Die mogelijkheid is beperkt tot de gevallen van een kennelijke reken- of schrijffout of de gegevens genoemd in artikel 16, lid 2 onder a tot en met c. Uitdrukkelijk is hier dus het herstel van gebreken in de motivering (artikel 16, lid 2 onder d) uitgesloten van de mogelijkheid van herstel.
De klacht van de ondernemer ziet naar het oordeel van de commissie niet op een kennelijke rekenfout. De klacht behelst in wezen de opmerking dat de commissie bij haar beslissing is vergeten om een post mee te nemen die zij wel had moeten nemen. Daarmee richt de klacht zich tegen de beslissing zelf en tegen de motivering waarop deze berust. Herstel van gebreken in de motivering of de beslissing is echter op grond van het Reglement van de commissie niet mogelijk. Het voorgaande betekent dat de commissie niet in kan gaan op het verzoek van de ondernemer …”
Het geschil
Jansen vordert vernietiging van het door de commissie gewezen bindend advies en dat de kantonrechter ter vervanging van het bindend advies een nieuwe beslissing neemt, inhoudende dat Jansen gehouden is aan [gedaagde] een bedrag van € 3.168,33 terug te betalen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
[gedaagde] voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voorzover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
De kantonrechter stelt voorop, dat in deze procedure niet de vraag ter beoordeling voorligt of de motivering van het bindend advies deugdelijk is, doch uitsluitend of gebondenheid van partijen aan het bindend advies, in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming ervan, in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Vernietiging van een bindend advies op grond van artikel 7:904 lid 1 BW is uitsluitend mogelijk als een motivering ontbreekt of als het bindend advies zo gebrekkig is gemotiveerd dat het met een ongemotiveerd bindend advies op één lijn moet worden gesteld. De kantonrechter moet de beslissing van de commissie dus marginaal toetsen, en niet vol, zoals een appelrechter. Uitsluitend ernstige gebreken in de motivering van de beslissing van de commissie kunnen aanleiding geven tot vernietiging.
Jansen heeft gesteld dat de commissie in haar advies van 9 maart 2012 een aperte fout heeft gemaakt omdat zij in haar berekening ten onrechte geen rekening gehouden heeft met de BTW over de door Jansen opgevoerde posten, terwijl de commissie deze posten wel voor het daadwerkelijke bedrag (dus met inbegrip van de BTW) had willen meenemen. Dit blijkt uit de omstandigheid dat de commissie de hoogte van de posten die zij correct heeft geacht één op één heeft overgenomen van de door Jansen opgestelde eindafrekening maar heeft nagelaten daarbij de verschuldigde BTW op te tellen.
De commissie heeft geoordeeld dat Jansen recht heeft op vergoeding van in redelijkheid te bepalen winstderving en van andere door hem gemaakte redelijke kosten. De commissie heeft vervolgens deze vergoeding begroot. Zij heeft daarbij acht geslagen op de posten in de eindafrekening van Jansen. De posten die zij correct heeft geacht heeft zij één op één overgenomen in haar berekening. Bij de aldus begrote vergoeding heeft de commissie echter nagelaten deze te vermeerderen met de daarover verschuldigde BTW. Deze omstandigheid leidt op zichzelf beschouwd evenwel nog niet tot de conclusie dat het advies van de commissie vernietigd dient te worden. Niet de vraag of op het oordeel van de commissie inhoudelijk iets valt af te dingen ligt voor, doch slechts de vraagpunten zoals geformuleerd in r.o. 4.1. van dit vonnis. De commissie heeft haar advies afdoende gemotiveerd en zij heeft voldoende inzicht gegeven in de begroting van de vergoeding. Het advies geeft evenmin blijk van apert onjuiste of ten ene male onhoudbare standpunten, ook al is de BTW bij de begroting van de aan Jansen toekomende vergoeding buiten beschouwing gelaten. Gemeten langs de maatstaf zoals genoemd in r.o. 4.1. moet de vordering tot vernietiging van het advies en tot het nemen van een nieuwe beslissing ter vervanging daarvan dus worden afgewezen.
Jansen zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 250,00 aan
noodzakelijke reis- en verblijfkosten en verletkosten.
De beslissing
De kantonrechter
wijst het gevorderde af
veroordeelt Jansen in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 250,-
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Bartels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2013.
Zaaknummer: 856268 CV EXPL 12-9257 blad 4
vonnis