ECLI:NL:RBOBR:2013:7856

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2013
Publicatiedatum
17 juli 2014
Zaaknummer
2346508
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling en rectificatie in kort geding

In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. D.I.J. Snijders en mr. N.T.G.M. Stoffelsen-Dings, wedertewerkstelling bij BAM Wegen B.V. en Hoka Verkeerstechniek B.V. na onrechtmatige non-actiefstelling. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 november 2013, waarbij beide gedaagden verschenen en verweer voerden. Eiser stelde dat hij recht had op wedertewerkstelling en rectificatie van onrechtmatige mededelingen aan derden. De kantonrechter oordeelde dat de spoedeisendheid van de vordering niet betwist was en dat de zaak geschikt was voor kort geding. Het verweer van Hoka dat zij niet de werkgever van eiser was, werd gegrond verklaard, waardoor eiser niet ontvankelijk werd verklaard in zijn vorderingen tegen Hoka. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af, wat leidde tot toewijzing van de vordering tot wedertewerkstelling. De rechter bepaalde dat BAM eiser binnen twee weken na betekening van het vonnis in de gelegenheid moest stellen zijn werkzaamheden te hervatten, met een dwangsom van € 2.500 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 25.000. De vorderingen tot rectificatie en schadevergoeding werden afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. BAM werd veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 705,82 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter J.M.J. Godrie op 21 november 2013.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 2346508
Rolnummer : 13-8673
Uitspraak : 21 november 2013
in de zaak van:
[eiser],
wonende te[woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr D.I.J. Snijders en mr N.T.G.M. Stoffelsen-Dings,
t e g e n

1.de besloten vennootschap BAM Wegen B.V.,

gevestigd te Utrecht,
2. de besloten vennootschap
Hoka Verkeerstechniek B.V.,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
gedaagden,
gemachtigde: mr S. van Waegeningh.

1.Het verloop van het geding

Nadat een dag was bepaald voor de behandeling van deze zaak, heeft eiser, verder te noemen:[eiser], gedaagden, verder te noemen: ‘BAM’ respectievelijk ‘Hoka’, doen dagvaarden. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. BAM en Hoka zijn bij die gelegenheid verschenen en hebben verweer gevoerd tegen de vordering van [eiser]. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling hun standpunten nader doen toelichten bij monde van hun gemachtigden, voornoemd. De gemachtigde van BAM en Hoka heeft daartoe pleitaantekeningen gehanteerd die aan de kantonrechter zijn overgelegd. Vonnis is bepaald op heden.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met een verzoek ex artikel 7:685 BW, aanhangig onder nummer 2392079 EJ VERZ 13-583, waarop heden een beschikking wordt uitgesproken. De stukken uit deze procedures worden geacht te zijn gebezigd in de beide procedures.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wege van voorziening ex artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, uitvoerbaar bij voorraad:
( i) BAM en Hoka zal veroordelen om hem binnen 24 uur na betekening van dit vonnis in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden behorend bij de functie van directeur ten behoeve van Hoka onder de gebruikelijke arbeidsvoorwaardelijke condities te verrichten, en hem weer de toegang te verschaffen tot zijn mail en de server, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,= voor elke dag of gedeelte daarvan dat BAM en Hoka nalaten aan die veroordeling te voldoen;
(ii) BAM en Hoka zal veroordelen om hem binnen 24 uur na betekening van dit vonnis een volledige opgave te verstrekken van de namen en de adresgegevens van alle (rechts)personen, instanties en organisaties die zij hebben benaderd en aan wie zij de gewraakte mededelingen hebben gedaan alsmede de door hen ontvangen reacties daarop, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,= voor elke dag dat BAM en Hoka nalaten aan die veroordeling te voldoen;
(iii) BAM en Hoka zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis over te gaan tot verzending van een rectificatie aan alle (rechts)personen, instanties en organisaties waar zij de gewraakte mededeling hebben gedaan;
(iv) BAM en Hoka zal veroordelen om binnen 24 uur na verzending van de rectificatie kopieën daarvan te overhandigen aan [eiser], op straffe van een dwangsom van € 5.000,= voor elke dag dat BAM en Hoka nalaten aan die veroordeling te voldoen;
( v) BAM en Hoka zal verbieden om verdere onrechtmatige, althans diffamerende, mededelingen omtrent [eiser] te doen aan derden, op straffe van een dwangsom van
€ 5.000,= per overtreding van dit verbod;
(vi) BAM en Hoka hoofdelijk zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis bij wijze van voorschot op een schadevergoeding aan hem wegens inkomensschade te betalen een bedrag van € 50.000,=;
(vii) BAM en Hoka hoofdelijk zal veroordelen om ter zake kosten rechtsbijstand aan hem een bedrag van € 7.500,= te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
(viii) BAM en Hoka hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
2.2.
BAM en Hoka hebben verweer gevoerd.
2.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De spoedeisendheid van de verzochte voorziening is niet betwist, en is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan. Voorts kan niet gezegd worden, dat de zaak ongeschikt is om in kort geding te worden beslist.
3.2.
Als verweer van de verste strekking heeft Hoka aangevoerd dat [eiser] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vorderingen jegens haar omdat Hoka niet de werkgever van [eiser] is.
3.3.
Dit verweer slaagt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat [eiser] een arbeidsovereenkomst met BAM heeft gesloten. [eiser] stelt dit zelf ook in zijn dagvaarding. Het mag zo zijn dat [eiser] zijn werkzaamheden voor Hoka verricht maar dat doet er niet aan af dat BAM heeft te gelden als zijn werkgever. [eiser] kan in deze dan ook enkel BAM aanspreken. [eiser] is in zijn vorderingen jegens Hoka dan ook niet ontvankelijk.
3.4.
Zoals vermeld is ter terechtzitting van 7 november 2013 tevens behandeld het door BAM ingediende verzoek tot ontbinding van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst. Op dat verzoek is bij beschikking van heden beslist. In die beschikking wordt het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen afgewezen. Die beschikking dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Nu het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen komt de vordering tot wedertewerkstelling voor toewijzing in aanmerking, met dien verstande dat de kantonrechter de termijn voor de gevraagde wedertewerkstelling zal vaststellen op 2 weken na betekening van dit vonnis. Voorts wordt de gevorderde dwangsom gesteld op € 2.500,= per dag of gedeelte daarvan dat BAM hieraan geen uitvoering geeft, met een maximum van € 25.000,=.
3.5.
BAM heeft aangegeven dat zij in het licht van de ontstane situatie gelet op de slechte financiële situatie van Hoka in redelijkheid heeft mogen besluiten om [eiser] van zijn werkzaamheden te ontheffen. De reden noch de wijze waarop dat is gebeurd kan echter gehonoreerd worden. De slechte financiële situatie van Hoka is zonder meer zwaarwegend te noemen maar indien niet zou blijken dat [eiser] zich dat persoonlijk aantrok – waartoe hem niet de gelegenheid geboden is - diende BAM om zo plots en ernstig in te grijpen in de onderlinge verhouding ook zwaarwegende persoonlijke bezwaren te hebben. Waar de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht genomen dienden te worden blijkt niet dat daarvan rekenschap gegeven is. Het onaangekondigd onder begeleiding tijdens werktijd het pand uitgedirigeerd worden is niet in verhouding tot de verwijten die [eiser] gemaakt worden.
3.6.
Voor wat betreft de gevorderde rectificatie overweegt de kantonrechter dat voorshands met de afwijzing van het ontbindingsverzoek voldoende tegemoet gekomen wordt aan een interne rectificatie. Voor wat betreft de door BAM naar buiten toe gedane mededelingen met betrekking tot de kwestie [eiser] overweegt de kantonrechter dat niet meer blijkt dan dat er geruchten zijn geweest. Dat BAM zelf onrechtmatige c.q. diffamerende mededelingen heeft gedaan aan derden omtrent [eiser] is niet gebleken. [eiser] geeft ook niet concreet aan welke mededelingen dan precies door BAM gedaan zouden zijn. Bij dagvaarding stelt [eiser] enkel dat BAM zowel in- en extern mededeling heeft gedaan van het feit dat hij op non-actief is gesteld. Meer wordt door [eiser] ter zake niet gesteld. BAM zelf geeft aan dat zij in- en extern de afwezigheid van [eiser] heeft verklaard met de mededeling dat hij als gevolg van een verschil van inzicht is ontheven van zijn taken. Die mededeling kan echter niet als onrechtmatig c.q. diffamerend worden aangemerkt. Dat naar aanleiding van die mededeling vervolgens een geruchtenstroom op gang gekomen is, is vervelend voor [eiser], maar dit kan niet leiden tot de door [eiser] gewenste rectificatie. Uit het vorenstaande volgt dan ook dat het gevorderde onder (ii), (iii), (iv) en (v) niet toewijsbaar is. Deze onderdelen van de vordering worden dan ook afgewezen.
3.7.
Uit hetgeen hiervoor onder 3.6. is overwogen volgt dat ook het door [eiser] gevorderde voorschot op schadevergoeding ad € 50.000,=, welke vordering door [eiser] overigens ook niet nader is uitgewerkt, niet met bewijsstukken is gestaafd en evenmin cijfermatig is onderbouwd, wordt afgewezen.
3.8.
Ook de vordering tot betaling van een bedrag van € 7.500,= ter zake kosten rechtsbijstand is niet toewijsbaar. Los van het feit dat gesteld noch gebleken is dat onverwijlde spoed tot toewijzing daarvan noodzaakt heeft ook voor wat deze vordering betreft te gelden dat deze niet nader onderbouwd is. Evenmin is te beoordelen of een, en zo ja welk, deel daarvan
onder het regiem van de vergoeding van proceskosten dient te vallen.
3.9.
Nu BAM [eiser] op non-actief heeft gesteld, waardoor het onderhavige geschil is ontstaan en de onderhavige procedure noodzakelijk is geworden, dient zij in deze procedure als de in het ongelijk gestelde partij te worden beschouwd en zal zij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

4.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart [eiser] niet ontvankelijk voorzover zijn vorderingen zijn gericht tegen Hoka;
veroordeelt BAM om [eiser] binnen twee weken na betekening van dit vonnis onvoorwaardelijk en zonder enige beperking in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden in de functie van directeur ten behoeve van Hoka met alle daarbij behorende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden te hervatten alsmede hem weer de toegang te verschaffen tot zijn mail en de server, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,= voor elke dag of gedeelte daarvan dat BAM nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met dien verstande dat aan te verbeuren dwangsommen niet meer verschuldigd zal worden dan een bedrag van € 25.000,=;
veroordeelt BAM in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiser] gevallen tot aan deze uitspraak begroot op € 92,82 wegens explootkosten, € 213,= wegens griffierecht en
€ 400,= wegens salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr J.M.J. Godrie, kantonrechter, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.