ECLI:NL:RBOBR:2013:7292

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
13 januari 2014
Zaaknummer
C/01/271404 / FA RK 13-6299
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • O.T. Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking wijziging voorlopige voorzieningen in een familiezakenprocedure met hoger beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 december 2013 een tussenbeschikking gegeven in een verzoek tot wijziging van voorlopige voorzieningen. De man verzocht om wijziging van de beschikking van 21 augustus 2013, die voorlopige voorzieningen betrof met betrekking tot het gebruik van de echtelijke woning en partneralimentatie. De vrouw verweerde zich tegen dit verzoek en bracht een zelfstandig verzoek in. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 december 2013, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De man stelde dat hij niet op de juiste wijze was opgeroepen voor de eerdere zitting, wat volgens hem leidde tot een onjuiste behandeling van zijn zaak. De vrouw betwistte dit en stelde dat de man wel correct was opgeroepen. De rechtbank oordeelde dat, aangezien er hoger beroep was ingesteld tegen de eerdere beschikking, zij haar beslissing over het verzoek tot wijziging van de voorlopige voorzieningen moest aanhouden totdat het gerechtshof een uitspraak had gedaan. Dit is in lijn met artikel 824 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat tegen een beschikking voorlopige voorzieningen geen hoger beroep openstaat, maar dat wijziging wel mogelijk is onder strikte voorwaarden. De rechtbank benadrukte dat het verzoek tot wijziging niet als een verkapt hoger beroep mag worden gebruikt. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdere beslissing aan te houden in afwachting van de eindbeslissing van het gerechtshof.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/271404 / FA RK 13-6299
Uitspraak : 18 december 2013
Tussenbeschikking betreffende wijziging voorlopige voorzieningen in de zaak van

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],
advocaat mr. P.A. Ellenbroek,
tegen:

[verweerster]

wonende te [woonplaats],
advocaat mr. C.C.J. Aarts,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de man en de vrouw.
De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ontvangen ter griffie op 25 november 2013;
  • de brief van mr. Aarts, gedateerd 6 december 2013, met als bijlage het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek zoals ingediend in de bodemprocedure;
  • de brief met bijlagen van mr. Ellenbroek, gedateerd 6 december 2013;
  • de brief met bijlagen van mr. Ellenbroek, gedateerd 10 december 2013;
  • de brief met bijlagen van mr. Aarts, gedateerd 10 december 2013.
De man verzoekt wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 21 augustus 2013 voor wat betreft de daarbij getroffen voorlopige voorzieningen tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de partneralimentatie, zulks op de grond en op de wijze zoals in het verzoekschrift is vermeld.
De vrouw verweert zich tegen voormeld verzoek, waarbij zij het door haar ingediende verweerschrift tevens zelfstandig verzoek in de bodemprocedure, in deze procedure inbrengt.
De zaak is behandeld ter zitting van 11 december 2013. Verschenen zijn de man, bijgestaan door mr. Ellenbroek, en de vrouw, bijgestaan door mr. Reinacher kantoorgenoot van mr. Aarts. Voorts is verschenen mw. van der Klei, tolk in de Engelse taal.
De beoordeling
De ontvankelijkheid
De man is primair van mening dat bij de totstandkoming van de uitspraak van
21 augustus 2013 geen sprake is geweest van een eerlijke en onpartijdige behandeling nu hij niet op juiste wijze voor de zitting is opgeroepen en derhalve niet op de hoogte is geweest van het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen.
Voorts stelt de man dat de vrouw ter zitting van 14 augustus 2013 de rechtbank onjuist heeft ingelicht over haar contacten met de man op dat moment.
Op grond van het voorgaande is door de man hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof
’s-Hertogenbosch.
De vrouw is van mening dat de man op de juiste wijze is opgeroepen. Omdat door de man hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking waarvan hij nu wijziging vraagt, is de vrouw van mening dat de man niet ontvankelijk is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Door de man is tegen de beschikking voorlopige voorzieningen van deze rechtbank van
21 augustus 2013, waarvan de man in de onderhavige procedure wijziging verzoekt, hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Dit brengt met zich dat het gerechtshof enerzijds zal oordelen over de vraag of de man in zijn hoger beroep ontvankelijk is en, zo de man ontvankelijk is, anderzijds zal oordelen over de getroffen voorlopige voorzieningen. Daarbij zal het gerechtshof de voorlopige voorzieningen bekrachtigen of vernietigen, waarbij in het laatste geval door het gerechtshof zelf nieuwe voorlopige voorzieningen worden getroffen.
De man heeft er voor gekozen om tegelijkertijd een verzoekschrift tot wijziging voorlopige voorzieningen in te dienen, omdat niet met zekerheid is te zeggen of hij zal worden ontvangen in zijn hoger beroep. Hoewel deze keuze begrijpelijk is brengt het feit dat een procedure in hoger beroep aanhangig is met zich, dat de rechtbank nog geen oordeel kan geven over het verzoek tot wijziging van de voorlopige voorzieningen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op grond van artikel 824, lid 1, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RV) staat tegen een beschikking voorlopige voorzieningen ingevolge artikel 822 RV geen hoger beroep open. Op grond van jurisprudentie kan deze uitsluiting worden doorbroken.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever bij de keuze om hoger beroep tegen een beschikking voorlopige voorzieningen uit te sluiten in overweging heeft genomen er voldoende waarborgen moeten zijn om het wegvallen van de mogelijkheid van hoger beroep te ondervangen. Deze waarborgen hebben hun beslag gekregen in artikel 824, lid 2, RV. Daarin is bepaald dat een beschikking voorlopige voorzieningen door de rechter kan worden gewijzigd. De wijzigingsmogelijkheid is echter aan een streng criterium gebonden. De beschikking voorlopige voorzieningen kan worden gewijzigd wegens een wijziging van omstandigheden na dagtekening van die beschikking of indien bij het geven van die beschikking is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens dat de getroffen voorziening, doch enkel indien alle betrokken belangen in aanmerking nemend de beschikking niet in stand kan blijven.
Het wegvallen van de mogelijkheid tot hoger beroep is door de wetgever aldus gecompenseerd dat wijziging kan worden verzocht van getroffen voorlopige voorzieningen, doch dat niet iedere wijzigingsgrond ook daadwerkelijk tot een wijziging leidt. Het voorgaande brengt ook met zich dat artikel 824, lid 2, RV er niet toe mag leiden dat het verzoek tot wijziging wordt gebruikt als een verkapt hoger beroep. Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de wetgever ten aanzien van de (rechts) middelen om te komen tot wijziging van getroffen voorlopige voorzieningen slechts één procedure voor ogen heeft gehad.
Indien hoger beroep wordt ingesteld tegen een beschikking voorlopige voorzieningen en tegelijkertijd wordt verzocht die beschikking op grond van artikel 824, lid 2, RV te wijzigen betekent dit dat ten aanzien van dezelfde partijen dezelfde voorlopige voorzieningen gelijktijdig zijn onderworpen aan het oordeel van twee verschillende rechters. Mede gelet op voormelde wetsgeschiedenis is de rechtbank van oordeel dat zij in deze haar beslissing zal moeten aanhouden totdat het gerechtshof een eindoordeel heeft gegeven in het hoger beroep. Eerst daarna kan door de rechtbank worden geoordeeld of op grond van artikel 824, lid 2, RV redenen aanwezig zijn om over het verzoek tot wijziging van de voorlopige voorzieningen van de man te oordelen.
De rechtbank zal derhalve haar beslissing aanhouden zoals hierna te melden.
De beslissing
De rechtbank:
houdt de verdere beslissing
pro formaaan tot
5 maart 2014in afwachting van de eindbeslissing van het gerechtshof in hoger beroep en bepaalt dat de advocaat van de man de rechtbank
uiterlijk 26 februari 2014zal berichten hieromtrent;
bepaalt dat indien het gerechtshof eerder dan voormelde pro forma datum een eindbeslissing neemt de advocaat van de man de rechtbank hiervan ter stond op de hoogte stelt;
bepaalt dat beide advocaten nadat het gerechtshof een eindbeslissing heeft genomen de rechtbank berichten over de verdere voortgang van deze procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.T. Brouwer, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 18 december 2013.
Conc: AW