In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 31 december 2013, staat de verantwoordelijkheid van de burgemeester en wethouders centraal in relatie tot de gezondheidsrisico's van een intensieve veehouderij. De rechtbank oordeelt dat de reactie op de tussenuitspraak voldoende informatie biedt over de hygiënemaatregelen die door de vergunninghoudster zijn getroffen. De rechtbank concludeert dat, mits deze maatregelen worden nageleefd, er geen onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid bestaat. Echter, de vergunninghoudster is niet verplicht om de inrichting in werking te houden met inachtneming van deze maatregelen, aangezien deze niet als onderdeel van de aanvraag zijn opgenomen en er geen voorschrift aan het besluit is verbonden.
De rechtbank benadrukt dat de verweerder, in dit geval de burgemeester en wethouders, een eigen verantwoordelijkheid heeft om te waarborgen dat er geen volksgezondheidsrisico's ontstaan door de verspreiding van ziektekiemen buiten de inrichting. De rechtbank heeft eerder in een tussenuitspraak aangegeven dat er bindende eindbeslissingen zijn genomen, en dat partijen deze als vaststaand moeten beschouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gezondheidsrisico's en dat de hygiënemaatregelen niet adequaat zijn beschreven in de aanvraag.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om zelf in de zaak te voorzien door een voorschrift op te nemen dat de vergunninghoudster verplicht om de inrichting in werking te hebben conform de beschreven hygiënemaatregelen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit voor zover er geen voorschriften zijn verbonden aan de omgevingsvergunning, en veroordeelt de verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de eiser. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor adequate regelgeving en handhaving om de volksgezondheid te beschermen in het kader van intensieve veehouderij.