In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 december 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1985 en verblijvende in een kliniek. De terbeschikkingstelling was eerder opgelegd vanwege bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de TBS met één jaar te verlengen, ingewilligd. De beslissing om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen is aangehouden, zodat de reclassering een rapport kan opstellen over de mogelijkheden en voorwaarden voor een eventuele beëindiging van de verpleging.
De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde en haar raadsman gehoord, evenals deskundigen die betrokken zijn bij haar behandeling. Het advies van de psychiater en de directeur van de inrichting, waarin de voortgang van de terbeschikkinggestelde wordt besproken, is meegenomen in de beoordeling. De terbeschikkinggestelde heeft positieve ontwikkelingen doorgemaakt, zoals medicatietrouw en het verkrijgen van onbegeleid verlof, maar er zijn ook zorgen over haar beperkte draagkracht en de kans op terugval in middelengebruik.
De rechtbank heeft besloten dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de TBS-maatregel vereisen. De beslissing om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen is aangehouden voor maximaal drie maanden, in afwachting van het rapport van de reclassering. De rechtbank heeft de reclassering opgedragen om de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging te onderzoeken, en zal de terbeschikkinggestelde en de rapporteur van de reclassering oproepen voor een nadere zitting.