Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2013 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
- Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt vóór 1 januari 2013.
- De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
- De Zvw is door inwerkingtreding van de Wet opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering per 15 maart 2011 aangepast. De wijziging houdt in dat wanneer na controle door het CVZ blijkt dat een verplicht verzekerde geen zorgverzekering heeft afgesloten, verweerder hem schriftelijk aan maant om binnen drie maanden na verzending van de aanmaning een zorgverzekering af te sluiten. Blijkt na afloop van die termijn dat de betrokkene niet aan zijn verplichting om een zorgverzekering af te sluiten heeft voldaan, dan legt verweerder hem ingevolge artikel 9b van de Zvw een bestuurlijke boete op.
- Een bestuurlijke boete als hier aan de orde is uit zijn aard een belastend besluit. Het is aan verweerder om, alvorens tot oplegging van een boete over te gaan, te onderzoeken en aannemelijk te maken dat de overtreding waarop de boete is gesteld daadwerkelijk door de geadresseerde van het besluit is begaan.
- De rechtbank kan verweerder niet volgen in diens standpunt dat verweerder in dezen mocht afgaan op de conclusie van de SVB, neergelegd in het besluit van de SVB van 20 september 2011, dat eiser vanaf 12 september 2011 niet van rechtswege verzekerd was ingevolge de AWBZ, waaruit verweerder afleidt dat eiser dus in de periode vóór 12 september 2011 wèl AWBZ-verzekerd was. Uit het besluit van de SVB blijkt namelijk niet welke periode de SVB in zijn onderzoek heeft betrokken. Ook uit de aanvraag onderzoek verzekering AWBZ die door eiser in het geding is gebracht kan niet worden afgeleid dat dit onderzoek van de SVB zich ook heeft gericht op de periode waarin eiser, zoals hij in zijn bezwaarschrift heeft gesteld, werkzaam was in de Verenigde Staten en daar ook woonde met zijn gezin. De gegevens die eiser op het formulier heeft vermeld bevestigen eisers stelling dat hij het onderzoek heeft aangevraagd na zijn terugkeer in Nederland in verband met een nieuw dienstverband van hemzelf in Engeland terwijl zijn gezin in Nederland zou blijven wonen.
- Verweerder heeft dan ook ten onrechte op basis van het besluit van de SVB geconcludeerd dat eiser op 9 mei 2011 respectievelijk 9 augustus 2011 dan wel ten tijde van het besluit van 1 september 2011 van rechtswege verzekerd was ingevolge de AWBZ, uit dien hoofde verplicht was een ziektekostenverzekering af te sluiten en nalatig was gebleven aan deze verplichting te voldoen. Het bestreden besluit is daarmee ondeugdelijk gemotiveerd en moet worden vernietigd.
- De rechtbank is niet in staat om in dezen zelf in de zaak te voorzien. Daarvoor is nodig dat komt vast te staan hoe het zit met eisers verzekeringsplicht in de periode vóór 12 september 2011. Het is aan verweerder om hiernaar onderzoek te (laten) doen, de uitkomsten daarvan aan eiser voor te leggen en met in achtneming van eisers mogelijke opmerkingen een nieuwe beslissing te nemen op eisers bezwaar.
- Het beroep is gegrond. Niet is gebleken dat eiser in verband met deze procedure kosten heeft moeten maken. Voor een proceskostenveroordeling bestaat dan ook geen grond. Wel dient verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- Vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op met in achtneming van wat hiervoor is overwogen een nieuw besluit te nemen op eisers bezwaar.
- Bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 42,00 vergoedt.