In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 20 december 2013, staat de vraag centraal of eiser recht heeft op een uitkering op basis van hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet (WW) na het beëindigen van zijn stage bij Nederland Studeert B.V. Eiser, die de opleiding ICT Beheerder volgt, had een overeenkomst met Nederland Studeert B.V. voor beroepspraktijkvorming (BPV) en werd gedetacheerd bij Call Center Benelux. Verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), weigerde de achterstallige betalingsverplichtingen van de werkgever over te nemen, stellende dat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking.
De rechtbank oordeelt dat de werkzaamheden van eiser wel degelijk onder de verzekeringsplichtige werkzaamheden vallen. De rechtbank stelt vast dat de overeenkomst met Nederland Studeert B.V. niet als een stage kan worden gekwalificeerd, maar als een arbeidsovereenkomst die strekt tot het verrichten van arbeid in het economische verkeer. De rechtbank wijst erop dat de BPV door de onderwijsinstelling niet als een stage wordt gezien, maar dat de student wordt beschouwd als een startende medewerker die recht heeft op een vergoeding.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de verweerder en oordeelt dat eiser recht heeft op de achterstallige uitkering. Tevens wordt verweerder opgedragen om opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank kent eiser ook een proceskostenvergoeding toe van € 978,60 en gelast de vergoeding van het griffierecht van € 44,00. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.