ECLI:NL:RBOBR:2013:6982
Rechtbank Oost-Brabant
- Raadkamer
- M. Damen
- A. Renneberg
- M. Wiertz-Wezenbeek
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot het horen van getuige in strafzaak met betrekking tot beëindiging van de strafzaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 18 december 2013, is een bezwaarschrift ingediend door de raadsman van de verdachte tegen de afwijzing van een verzoek om één getuige te horen, zoals bedoeld in artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verdachte, geboren in 1963 en thans gedetineerd in de P.I. Limburg-Zuid, had op 11 oktober 2013 dit verzoek ingediend bij de rechter-commissaris, die het verzoek echter afwees. De raadsman heeft hiertegen op 11 november 2013 bezwaar aangetekend, dat op 18 december 2013 in raadkamer is behandeld.
Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift heeft de raadsman de standpunten uit het bezwaarschrift gehandhaafd, terwijl de officier van justitie het bezwaar tegengesproken heeft en verwees naar een eerdere schriftelijke reactie van 25 oktober 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaar tijdig was ingesteld en dus inhoudelijk kon worden behandeld. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de strafzaak tegen de verdachte op 22 oktober 2010 was geëindigd, wat van belang is voor de beoordeling van het bezwaarschrift.
De rechtbank heeft artikel 255 Sv. als wettelijk kader voor eventuele nadere vervolging en opsporingsonderzoek in deze strafzaak gebruikt. De leden 3 en 4 van artikel 255 Sv. zijn cruciaal voor de beoordeling. Artikel 255 lid 3 Sv. stelt dat een verdachte niet kan worden gedagvaard zonder een nieuw opsporingsonderzoek, terwijl lid 4 vereist dat de rechter-commissaris een machtiging verleent voor een dergelijk onderzoek. Aangezien de verdachte na de beëindiging van de strafzaak op 22 oktober 2010 niet opnieuw als verdachte is gehoord en er geen machtiging was verleend, heeft de rechtbank geoordeeld dat niet voldaan was aan de eisen van artikel 182 Sv. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek van de verdachte terecht was afgewezen en het bezwaar ongegrond moest worden verklaard.
De rechtbank heeft derhalve het bezwaar ongegrond verklaard, en deze beslissing is genomen in raadkamer door de voorzitter, mr. Damen, en de leden mrs. Renneberg en Wiertz-Wezenbeek, in aanwezigheid van de griffier Kneepkens.