ECLI:NL:RBOBR:2013:6944

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
01/839264-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van betrokkenheid bij woningoverval, veroordeling voor bezit vuurwapen met geluiddemper

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een woningoverval en het bezit van een vuurwapen met geluiddemper. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de betrokkenheid bij de woningoverval, omdat er onvoldoende wettig bewijs was om de overtuiging te baseren dat de verdachte bij de overval betrokken was. Hoewel er aanwijzingen waren, zoals telefonische contacten met medeverdachten en het gebruik van een auto die aan de verdachte toebehoorde, was de rechtbank van mening dat deze feiten niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank oordeelde dat de belastende verklaringen niet betrouwbaar genoeg waren om de verdachte te veroordelen voor de overval.

De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het bezit van een vuurwapen met geluiddemper. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 9 december 2012 tot en met 27 maart 2013, samen met anderen, een vuurwapen en een geluiddemper voorhanden had. Dit vuurwapen was gebruikt bij de gewapende overval op 22 februari 2013. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had. De rechtbank oordeelde ook dat de verdachte de kosten van de benadeelde partij diende te vergoeden, maar deze werden begroot op nihil. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben behandeld en de griffier de uitspraak heeft vastgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839264-13
Parketnummer vordering: 13/650876-12
Datum uitspraak: 19 december 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1995],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 juni 2013, 11 september 2013 en 5 december 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 mei 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 5 december 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 22 februari 2013, te Eindhoven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning aan de [adres]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een hoeveelheid geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s):
-meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] met een stroomstootwapen heeft bewerkt, en/of
-meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben getrapt en/of geslagen, en/of
-met een vuurwapen een kogel in de buik, althans lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten, en/of
welk feit heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer];
artikel 312 lid 1 en/of lid 2 van het wetboek van strafrecht
subsidiair indien vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere (tot op heden onbekend gebleven) perso(o)n(en) op of omstreeks 22 februari 2013 te Eindhoven, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning aan de [adres] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan voornoemde perso(o)n(en) en/of verdachte,
-welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer],
-gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan hem/haar/hen hetzij de vlucht mogelijk t maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of een of meer van voornoemde andere (tot op heden onbekend gebleven) perso(o)n(en):
-meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] tegen zijn hoofd en/of lichaam
heeft/hebben getrapt en/of geslagen, en/of
-met een vuurwapen een kogel in de buik, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten, en/of
welk feit heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij voornoemde [slachtoffer];
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 22 februari 2013, althans in of omstreeks de periode van 9 december 2012 tot en met 22 februari 2013,
te Eindhoven en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door de daders het vuurwapen te verschaffen/verstrekken waarmee [slachtoffer] is neergeschoten en/of door de vluchtauto (te weten een Mazda met kenteken [kenteken]) te besturen en/of voornoemde vluchtauto beschikbaar te stellen aan de daders en/of door op de uitkijk te staan voor de daders;
artikel 312 lid 1 en/of lid 2 wetboek van strafrecht juncto artikel 48 wetboek van strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 december 2012 tot en met 27 maart 2013,
te Eindhoven en/of elders in Nederland en/of België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een vuurwapen (merk BBM Bruni) van categorie III en/of munitie van categorie III en/of een geluiddemper van de categorie I, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
artikel 13 en/of 26 en/of 55 WWM
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 13/650876-12 is aangebracht bij vordering van 6 november 2013. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer te Amsterdam d.d. 1 oktober 2012. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair en feit 1 subsidiair.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert vrijspraak voor het onder 1 primair en onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 primair en feit 1 subsidiair.
Het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig bewijs om de overtuiging op te baseren dat verdachte was betrokken bij de ten laste gelegde gewapende woningoverval. Uit het politieonderzoek is weliswaar gebleken van feiten en omstandigheden die in de richting van mogelijke betrokkenheid van verdachte wijzen, doch onvoldoende is gebleken van concrete aanknopingspunten die de nodige duidelijkheid scheppen over welke rol verdachte bij die woningoverval alsdan zou hebben vervuld. Dat er in de bewuste nacht van 22 februari 2013 (veelvuldig) telefonische contacten zijn geweest tussen de mobiele telefoon van verdachte en de mobiele telefoons van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], medeverdachte [medeverdachte 2] voorafgaande aan de overval in die woning is geweest, de auto waarvan verdachte veelvuldig gebruik maakt, is gebruikt als vluchtauto, en verdachte mogelijk een van de donoren is van het DNA-spoor dat is aangetroffen in de bemonstering van het zeer waarschijnlijk bij de overval gebruikte pistool, acht de rechtbank -met name bij gebreke aan bekendheid met de inhoud van al die telefonische contacten- onvoldoende om te concluderen tot enig aandeel van verdachte in dit delict. Evenmin acht de rechtbank de belastende de-auditu verklaringen waarin verdachte als een van de daders wordt aangewezen voldoende redengevend, nu de mate van betrouwbaarheid van deze verklaringen onvoldoende is komen vast te staan. De rechtbank is derhalve – evenals de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan verdachte onder 1 primair en onder 1 subsidiair ten laste gelegde.

Bewijs ten aanzien van feit 2.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Politieagenten gaan op 22 februari 2013 diep in de nacht naar aanleiding van een melding van een mogelijke overval, naar de woning van aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) aan de [adres] te Eindhoven. Nadat [slachtoffer] met een ambulance naar het ziekenhuis is vertrokken, zien zij in de gang van de woning van [slachtoffer] bloed op de vloer liggen. De deur van de voorraadkast in de gang staat open en in de toegang tot de kast ligt een huls op de grond. [2] De huls wordt in beslag genomen. [3]
[slachtoffer] heeft meerdere kleine verwondingen aan de borstkas en een schotwond in de linkerzij. De kogel is voelbaar onder de navel. De kogel wordt verwijderd en overgedragen aan de politie. [4]
Op 27 maart 2013 doorzoekt de politie de woning waar de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verblijven. In de woning worden een pistool (BBM, kaliber 6.35) met drie scherpe patronen in de houder en een geluiddemper gevonden. Deze voorwerpen worden in beslag genomen. [5] Het pistool (BBM Bruni, omgebouwd naar kaliber 6.35) is een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, de patronen (voorzien van kaliberaanduiding 6.35) zijn munitie van categorie III en zijn geschikt om te worden verschoten met het hiervoor genoemde pistool, en de geluiddemper is een wapen in de zin van categorie I Wet wapens en munitie. De geluiddemper kan op de loopmonding van genoemd pistool worden geschroefd. [6]
Er vindt een vergelijkend onderzoek plaats met de in de woning van [slachtoffer] aangetroffen huls, de kogel die uit het lichaam van [slachtoffer] is verwijderd en het in de woning van de medeverdachten inbeslaggenomen pistool. Uit dit onderzoek blijkt dat de hypotheses dat de kogel is afgevuurd uit de loop van dat pistool en de huls is verschoten met dat pistool waarschijnlijker is zijn dan de hypothese dat deze kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop van dat pistool en de hypothese dat de huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en dezelfde systeemkenmerken als dat pistool. [7] Het pistool en de geluidsdemper zijn bemonsterd op sporen. In de bemonsteringen zijn DNA mengprofielen aangetroffen. Uit de rapportgage van het NFI blijkt dat in vier bemonsteringen van respectievelijk de schroefdraad op het pistool voor bevestiging van een geluiddemper (AAEX9620#02), de schroefdraad op de binnenzijde van de van de geluiddemper (AAEX9620#04), de onderzijde van de patroonhouder die in het pistool zat (AAEX9620#06) en de binnenzijde van de kolfplaten van het pistool (AAEX9620#10) celmateriaal is aangetroffen, bestaande uit DNA-mengprofielen van minimaal drie (#02 en #04) / vier (#06 en #10) personen, waarbij verdachte een van de mogelijke donoren van de mengprofielen is. [8] Het NFI heeft vervolgens een vergelijkend DNA-onderzoek uitgevoerd.
  • Ten aanzien van de bemonstering van de patroonhouder die in het pistool zat (#06) concludeert het NFI dat de bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek extreem veel waarschijnlijker zijn als de bemonstering celmateriaal van verdachte en drie onbekende personen bevat dan wanneer de bemonstering geen celmateriaal van verdachte (maar wel van vier onbekende personen niet aan elkaar verwant of aan verdachte) bevat.
  • Ten aanzien van de bemonstering van de binnenzijde van het pistool (#10) concludeert het NFI dat de bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek extreem veel waarschijnlijker zijn als de bemonstering celmateriaal van verdachte en drie onbekende personen bevat dan wanneer de bemonstering geen celmateriaal van verdachte (maar wel van vier onbekende personen niet aan elkaar verwant of aan verdachte) bevat.
Verdachte heeft op 24 maart 2013 in het kader van het onderhavige onderzoek naar zijn betrokkenheid bij de woningoverval in de nacht van 22 februari 2013 bij de politie onder meer verklaard dat hij van ene [persoon 1] een vuurwapen heeft gekregen, een kleine zwarte. Hij kreeg dit wapen omdat hij [persoon 1] beschermde. [persoon 1] was bang nadat hij was neergestoken. Dat wapen heeft verdachte een tijd onder zich gehad. Later kreeg verdachte ook nog een demper voor op het vuurwapen van die [persoon 1]. [persoon 1] heeft toen alle kogels aan verdachte gegeven om schoon te maken en verdachte moest deze weer in het vuurwapen plaatsen. Dat is volgens verdachte drie maanden geleden geweest. Verdachte heeft voorts verklaard dat zijn vingerafdruk op de huls zit en dat hij durft te wedden dat aangever is neergeschoten met een klein kaliber vuurwapen, zwart van kleur met geluiddemper. [9]
Op 19 april 2013 heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij, toen hij was aangehouden voor de bedreiging op [persoon 1] (naar de rechtbank uit het dossier begrijpt: een aanhouding in verband met een bedreiging op [persoon 1] op 8 maart 2013), in het dossier had gelezen dat er bij de overval op [slachtoffer] een wapen met een demper was gebruikt. Volgens verdachte was dat het wapen van [persoon 1]. Ook in een tapgesprek tussen [persoon 1] en [persoon 2] heeft [persoon 1] het over dat wapen, aldus verdachte. [10] Op 23 maart 2013 heeft verdachte bij de politie verklaard dat een maand of vier geleden (de rechtbank begrijpt uit het dossier dat verdachte refereert aan een steekincident op 9 december 2012 waarbij verdachte en[persoon 1] zijn aangehouden) [persoon 1] is neergestoken en dat verdachte hem toen in de auto heeft geholpen. Ze zijn toen beiden door de politie aangehouden. Daarna heeft verdachte flink ruzie gehad met [persoon 1] via de telefoon. [11]
Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen op de onderzijde van de patroonhouder die in het pistool zat en op de binnenzijde van de kolfplaten van het zeer waarschijnlijk bij de overval op 22 februari 2013 gebruikte pistool. Dit vuurwapen met geluidsdemper is op 27 maart 2013 aangetroffen in de woning van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], vrienden althans kennissen van verdachte. Verder heeft verdachte verklaard dat hij dit vuurwapen voorhanden heeft gehad, in elk geval samen met [persoon 1]. Hij heeft dit vuurwapen en later ook de bijpassende geluiddemper van [persoon 1] gekregen. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte het vuurwapen, de patronen en de geluidsdemper in ieder geval op enig moment tussen 9 december 2012 en 27 maart 2013 voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht op grond van de thans voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet bewezen dat op het moment van het voorhanden hebben van het vuurwapen en de geluiddemper ook munitie in het vuurwapen aanwezig was, zodat verdachte ten aanzien van het voorhanden hebben van de munitie wordt vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 2.
in de periode van 9 december 2012 tot en met 27 maart 2013, in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
een vuurwapen, te weten een pistool (merk BBM Bruni) van categorie III en een geluiddemper van de categorie I, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

Meerderjarigen/minderjarigensanctierecht.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het toepassen van het meerderjarigenstrafrecht arbitrair nu hij een strafeis zal vorderen die korter is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie acht de criteria voor het toepassen van het meerderjarigensanctierecht wel aanwezig, maar formuleert zijn eis op basis van het jeugdrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat meer waarde dient te worden gehecht aan de inhoud van de rapportage op dit punt van de psychiater en de door haar gegeven toelichting ter zitting d.d. 5 december 2013 dan aan de rapportage en de toelichting daarop van de psycholoog, zodat het minderjarigensanctierecht dient te worden toegepast. Ook in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming wordt dit geadviseerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank constateert dat verdachte in de bewezen verklaarde periode voor wat betreft het voorhanden hebben van het vuurwapen, de munitie en de geluiddemper deels nog minderjarig was en dat hij gedurende die pleegperiode de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt. Ten aanzien van de periode waarin verdachte meerderjarig was, ziet de rechtbank in de persoon van verdachte geen grond om van de hoofdregel dat op meerderjarigen in beginsel het meerderjarigensanctierecht wordt toegepast, af te wijken.
De rechtbank wordt in dit oordeel gesterkt door de bevindingen van de psychologe, bevindingen die de rechtbank herkent, evenals door de volwassen (proces)houding van verdachte ter zitting. De rechtbank neemt de bevindingen van de psycholoog over en maakt deze tot de hare. Psychologe Breuker, deskundige, heeft verdachte onderzocht en op haar maakt verdachte een vrij volwassen en zelfbepalende indruk tijdens het onderzoek. Er is volgens haar sprake van een bijna uitgekristalliseerde persoonlijkheid. Verdachte is niet meer afhankelijk van zijn moeder en gaat volledig zijn eigen gang. Verdachte is volgens haar goed op de hoogte van de strafrechtelijke mogelijkheden, waaronder ook van de mogelijkheid het volwassen strafrecht toe te passen.
Alles overziend zal de rechtbank het meerderjarigensanctierecht toepassen op de bewezenverklaring (aldus ook voor het deel dat ziet op verdachtes minderjarige leeftijd), gelet op de ernst van het bewezen verklaarde strafbare feit en de persoon van de verdachte.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert zes maanden jeugddetentie en verlenging van de proeftijd van de gevorderde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling met een jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is van mening dat bij een bewezenverklaring hooguit het rechterlijk pardon ex artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht dient te worden uitgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden vuurwapenbezit; het pistool is gebruikt bij een gewapende overval in een woning.
Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte het onderhavige strafbare feit heeft gepleegd kort na een eerdere veroordeling voor een soortgelijk feit. Verdachte heeft het onderhavige strafbare feit gepleegd tijdens de proeftijd van die eerdere veroordeling. Verdachte is kennelijk niet of onvoldoende bereid zijn gedrag te veranderen.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat uit het omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapport door D. Breuker, forensisch psycholoog, van 12 juni 2013 en het omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapport door drs. L. Berkens, psychiater, van 13 juni 2013, blijkt, dat het hem onder 1 ten laste gelegde strafbare feit in geval van bewezenverklaring enigszins verminderd kan worden toegerekend. De rechtbank ziet in de bevindingen van beide deskundigen aanleiding om aan te nemen dat deze conclusies ook gelden in geval van bewezenverklaring van feit 2. Gelet hierop neemt de rechtbank deze conclusie van de rapporteurs ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Daarbij komt dat verdachte eerder is veroordeeld voor verboden wapenbezit.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming op zijn plaats.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 13/650876-12.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. Verdachte heeft gedurende de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling een nieuw strafbaar feit gepleegd en de rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57, 77b
Wet wapens en munitie art. 13, 26, 55.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het onder 1 primair en onder 1 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Ten aanzien van feit 2:
Gevangenisstrafvoor de duur van
6 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 1 subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Amsterdam d.d. 1 oktober 2012, gewezen onder parketnummer 13/650876-12, te weten:

werkstraf van 40 uur subsidiair 20 dagen jeugddetentie.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. M.M.J. Nuijten, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 19 december 2013.
mr. M.M.J. Nuijten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost Brabant, afdeling Eindhoven GRE, onderzoek Witstaartgnoe / 22GRE13013, dossiernummer: 27032013.1033.20075, BVH nummer: 2013025485, aantal doorgenummerde bladzijden: 401.
2.Proces-verbaal bevindingen, p. 254.
3.Forensisch dossier, blad 3 onder 7 en bijlage 1.
4.Medische informatie betreffende [slachtoffer], p. 235.
5.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 199 en proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1], p. 207.
6.Forensisch dossier, proces-verbaal van 12 november 2013, bijlage 29 (proces-verbaal onderzoek wapen van 15 juli 2013).
7.Forensisch dossier, bijlage 21, NFI rapport 23 mei 2013.
8.Forensisch dossier, bijlage 24, NFI rapport 17 juli 2013, p. 2/7.
9.Proces-verbaal van bevindingen over de verklaring van verdachte d.d. 24 maart 2013, p. 59 en p. 60 en verklaring verdachte d.d. 24 maart 2013, p. 91-92, 97, 106.
10.Verklaring van verdachte d.d. 19 april 2013, p. 122 tot en met p. 125.
11.Verklaring van verdachte d.d. 23 maart 2013, p. 55 tot en met p. 58