ECLI:NL:RBOBR:2013:6943

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
01/839396-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van betrokkenheid bij woningoverval en veroordeling voor vuurwapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een woningoverval en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de betrokkenheid bij de woningoverval die op 22 februari 2013 in Eindhoven plaatsvond. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte bij de overval aanwezig was of dat hij de vluchtauto had bestuurd. Hoewel er contact was tussen de verdachte en een medeverdachte kort voor de overval, was er geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij het delict. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij medepleger of medeplichtige was aan de overval.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Tijdens een doorzoeking op 27 maart 2013 in de woning van de verdachte werd een pistool, munitie en een geluiddemper aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust moest zijn geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen en dat hij dit daadwerkelijk voorhanden had. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op voor het bezit van het vuurwapen, met aftrek van het voorarrest. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van één jaar, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839396-13
Parketnummer vordering: 20/000030-10
Datum uitspraak: 19 december 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 juni 2013, 11 september 2013 en 5 december 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 mei 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 5 december 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 22 februari 2013, te Eindhoven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning aan de [adres]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een hoeveelheid geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of haar mededader(s):
-meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] met een stroomstootwapen heeft bewerkt, en/of
-meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben getrapt en/of geslagen, en/of
-met een vuurwapen een kogel in de buik, althans lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten, en/of
welk feit heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij voornoemde [slachtoffer];
artikel 312 lid 1 en/of lid 2 van het wetboek van strafrecht
subsidiair indien vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere (tot op heden onbekend gebleven) perso(o)n(en) op of omstreeks 22 februari 2013 te Eindhoven, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning aan de [adres] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan voornoemde perso(o)n(en) en/of verdachte,
-welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer],
-gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere (tot op heden onbekend gebleven) perso(o)n(en):
-meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] met een stroomstootwapen heeft bewerkt, en/of
-meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben getrapt en/of geslagen, en/of
-met een vuurwapen een kogel in de buik, althans lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten, en/of
welk feit heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij voornoemde [slachtoffer];
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 22 februari 2013, althans in of omstreeks de periode van 9 december 2012 tot en met 22 februari 2013,
te Eindhoven en/of elders in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de daders te tippen over de aanwezigheid van geld in de woning van [slachtoffer] en/of het woonadres van voornoemde [slachtoffer] aan de daders te verstrekken en/of de daders te informeren over de aanwezigheid van een of meer personen in de woning van [slachtoffer] en/of het tijdstip waarop [medeverdachte 3] de woning zou verlaten en/of [slachtoffer] de voordeur van zijn woning zou openen, en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door de daders het vuurwapen te verschaffen/verstrekken waarmee [slachtoffer] is neergeschoten en/of het vuurwapen waarmee geschoten is te bewaren in de woning aan de [adres] te Eindhoven en/of door de vluchtauto (te weten een Mazda met kenteken [kenteken]) te besturen en/of voornoemde vluchtauto beschikbaar te stellen aan de daders en/of door op de uitkijk te staan voor de daders;
artikel 312 lid 1 en/of lid 2 wetboek van strafrecht juncto artikel 48 wetboek van strafrecht
hij op of omstreeks 27 maart 2013, althans in of omstreeks de periode van 9 december 2012 tot en met 27 maart 2013,
te Eindhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een vuurwapen (merk BBM Bruni) van categorie III en/of munitie van categorie III en/of een geluiddemper van de categorie I, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
artikel 13 en/of 26 en/of 55 WWM.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 20/000030-10 is aangebracht bij vordering van 6 november 2013. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van het gerechtshof te
's-Hertogenbosch d.d. 30 juni 2010. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair en feit 1 subsidiair.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor zowel het onder 1 primair als voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
Het dossier bevat onvoldoende bewijsmiddelen op grond waarvan met zekerheid gesteld kan worden dat verdachte betrokken is bij de overval op 22 februari 2013. Weliswaar is er contact tussen de telefoon die naar het oordeel van de rechtbank bij verdachte in gebruik is en de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] kort voor de overval, maar de rechtbank kan op basis van het dossier niet vast stellen wat er precies is besproken of welke informatie is uitgewisseld. Voorts is er geen bewijsmiddel voor handen waaruit onomstotelijk blijkt dat verdachte op de plaats delict aanwezig was, dan wel dat hij de vluchtauto heeft bestuurd. Weliswaar staat het voor de rechtbank vast, zoals hieronder nog zal worden besproken, dat verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad dat vermoedelijk bij de overval is gebruikt maar hieruit kan op zichzelf beschouwd, noch in samenhang met andere bewijsmiddelen de conclusie worden getrokken dat verdachte dus ook op 22 februari 2013 bij of in de woning is geweest. Ook de analyse van het telefoonverkeer van die nacht en de daarbij aangestraalde zendmasten vormen onvoldoende grondslag voor het trekken van een dergelijke conclusie. De rechtbank zal verdachte vrijspreken bij gebrek aan voldoende wettig bewijs van zijn betrokkenheid bij de overval zowel ten aanzien het medeplegen als de medeplichtigheid.

Bewijs ten aanzien van feit 2.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Politieagenten gaan op 22 februari 2013 diep in de nacht naar aanleiding van een melding van een overval, naar de woning aan de [adres] te Eindhoven. Nadat aangever [slachtoffer] met een ambulance naar het ziekenhuis is vertrokken, zien zij in de gang van de woning van [slachtoffer] dat de deur van de voorraadkast in de gang open staat en dat in de toegang tot de kast op de grond een huls ligt. [2] De huls wordt in beslag genomen. [3]
Aangever [slachtoffer] heeft meerdere kleine verwondingen aan de borstkas en een schotwond in de linkerzij. De kogel is voelbaar onder de navel. De kogel wordt verwijderd en overgedragen aan de politie. [4]
Op 27 maart 2013 doorzoekt de politie de woning van verdachte, waar behalve verdachte ook medeverdachte [medeverdachte 3] verblijft. In de woning worden een pistool (BBM, kaliber 6.35) met drie scherpe patronen in de houder en een geluiddemper gevonden. Deze voorwerpen worden in beslag genomen. [5] Het pistool (BBM Bruni, omgebouwd naar kaliber 6.35) is een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, de patronen (voorzien van kaliberaanduiding 6.35) zijn munitie van categorie III en zijn geschikt om te worden verschoten met het hiervoor genoemde pistool en de geluiddemper is een wapen in de zin van categorie I Wet wapens en munitie. De geluiddemper kan op de loopmonding van genoemd pistool worden geschroefd. [6]
Op 27 maart 2013 wordt verdachte aangehouden in de woning aan de [adres] te Eindhoven. Daarbij werd door een verbalisant waargenomen dat verdachte na de eerste klap van de bonk op de voordeur, het woonkamerraam aan de achterzijde van de woning, op de eerste verdieping, opende, en aanstalten maakte naar buiten te komen. Verdachte stond gekleed in slechts zijn onderbroek in het raamkozijn en draaide zijn lichaam naar buiten. Verbalisant zag dat verdachte een donkerkleurig heuptasje in zijn linkerhand had. Verbalisant sprak verdachte vanuit de tuin van de woning aan en sommeerde hem om weer naar binnen te gaan, terwijl verbalisant een vuurlijn op verdachte nam. Vervolgens pakte verdachte de rand van de dakgoot vast en zocht zichtbaar een route om te ontsnappen. Hierna heeft verbalisant verdachte wederom gesommeerd om naar binnen te gaan, waaraan de verdachte gehoor gaf. Vervolgens is verdachte uit het zicht van verbalisant verdwenen en in de woning aangehouden door het AOT. [7] Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal opgenomen dat hij op 27 maart 2013 een vuurwapen heeft veiliggesteld ten behoeve van een later in te stellen sporentechnisch onderzoek. Dit vuurwapen was aangetroffen en inbeslaggenomen in de woning aan de [adres] te Eindhoven. Het wapen zat in een grijs zogenaamd polstasje. Dit vuurwapen betrof een BBM, zwart van kleur. In de houder zaten drie scherpe patronen. Tevens zat er bij het wapen, in eerder genoemd tasje, een zwartkleurige demper. [8]
Er vindt een vergelijkend onderzoek plaats met de in de woning van [slachtoffer] aangetroffen huls, de kogel die uit het lichaam van [slachtoffer] is verwijderd en het in de woning van verdachte gevonden en inbeslaggenomen pistool. Uit dit onderzoek blijkt dat de hypotheses dat de kogel is afgevuurd uit de loop van dat pistool en de huls is verschoten met dat pistool waarschijnlijker zijn dan de hypothese dat deze kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop van dat pistool en de hypothese dat de huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en dezelfde systeemkenmerken als dat pistool. [9] Het pistool en de geluidsdemper zijn bemonsterd op sporen. In de bemonsteringen zijn DNA mengprofielen aangetroffen. Uit de rapportgage van het NFI blijkt dat in vier bemonsteringen van respectievelijk de schroefdraad op het pistool voor bevestiging van een geluiddemper (AAEX9620#02), de schroefdraad op de binnenzijde van de geluiddemper (AAEX9620#04), de onderzijde van de patroonhouder die in het pistool zat (AAEX9620#06) en de binnenzijde van de kolfplaten van het pistool (AAEX9620#10) celmateriaal is aangetroffen, bestaande uit DNA mengprofielen van minimaal drie (#02 en #04) / vier (#06 en #10) personen, waarbij verdachte een van de mogelijke donoren van de mengprofielen is. [10]
Het NFI heeft vervolgens een vergelijkend DNA onderzoek uitgevoerd.
  • Ten aanzien van de bemonstering van de schroefdraad op het pistool (#02) concludeert het NFI dat de bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek veel waarschijnlijker zijn als de bemonstering celmateriaal van verdachte bevat dan wanneer de bemonstering géén celmateriaal van verdachte bevat.
  • Ten aanzien van de bemonstering van de binnenzijde van het pistool (#10) concludeert het NFI dat de bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek veel waarschijnlijker zijn als de bemonstering celmateriaal van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] (en twee willekeurige personen) bevat dan wanneer de bemonstering celmateriaal van medeverdachte [medeverdachte 1] en drie willekeurige onbekende personen bevat en
dat de bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek veel waarschijnlijker zijn als de bemonstering celmateriaal bevat van verdachte en drie willekeurig onbekende personen dan wanneer de bemonstering celmateriaal van vier willekeurig onbekende personen bevat. [11]
Verdachte verbleef samen met zijn vriendin tevens medeverdachte [medeverdachte 3] in de woning aan de [adres] te Eindhoven. In deze woning is op 27 maart 2013 kort na de aanhouding van verdachte het vuurwapen met munitie en de geluiddemper aangetroffen. Uit onderzoek aan dit vuurwapen door het NFI blijkt dat op verschillende plekken op dit vuurwapen een DNA-mengprofiel is aangetroffen waarvan zowel verdachte als medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] donor kunnen zijn. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich niet alleen bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid in de woning van het vuurwapen, maar ook dat hij het vuurwapen daadwerkelijk voorhanden heeft gehad.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte, in ieder geval samen met [medeverdachte 3], dit vuurwapen met munitie en geluiddemper in de periode van 22 februari 2013 tot en met 27 maart 2013 opzettelijk voorhanden heeft gehad.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 2.
in de periode van 22 februari 2013 tot en met 27 maart 2013 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander,
een vuurwapen (merk BBM Bruni) van categorie III en munitie van categorie III en een geluiddemper van de categorie I, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden met aftrek van het voorarrest en gehele toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman komt gelet op de bepleite vrijspraak niet toe aan enige strafoplegging.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden vuurwapenbezit in vereniging.
Met het pistool dat verdachte mede voorhanden had, is een gewapende overval op een woning gepleegd.
Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte het onderhavige strafbare feit heeft gepleegd kort na een eerdere veroordeling voor gewelddadige strafbare feiten, waarbij aan hem een grotendeels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf werd opgelegd. Verdachte heeft het onderhavige strafbare feit gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van het medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan de onder 1 ten laste gelegde gewapende overval zal vrijspreken en de rechtbank voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].

Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing - hoofdelijk - van de civiele vordering tot een bedrag van € 3.000,00 materiële en € 5.000,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts requireert de officier van justitie tot niet-ontvankelijkverklaring voor het overige.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering vanwege vrijspraak.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 20/000030-10.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. Verdachte heeft gedurende de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling een nieuw strafbaar feit gepleegd en de rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57;
Wet wapens en munitie art. 13, 26, 55.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het onder 1 primair en onder 1 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte hiervan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Ten aanzien van feit 2:
Gevangenisstrafvoor de duur van
6 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 1 subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 30 juni 2010, gewezen onder parketnummer 20/000030-10, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. M.M.J. Nuijten, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 19 december 2013.
mr. M.M.J. Nuijten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost Brabant, afdeling Eindhoven GRE, onderzoek Witstaartgnoe / 22GRE13013, dossiernummer 27032013.1033.20075, BVH nummer: 2013025485, aantal doorgenummerde bladzijden: 401.
2.Proces-verbaal bevindingen, p. 254.
3.Forensisch dossier, blad 3 onder 7 en bijlage 1.
4.Medische informatie betreffende [slachtoffer], p. 235.
5.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 199 en proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1], p. 207.
6.Forensisch dossier, proces-verbaal van 12 november 2013, bijlage 29 (proces-verbaal onderzoek wapen van 15 juli 2013).
7.Proces-verbaal van aanhouding van verdachte, p. 159, p. 160.
8.Proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1], p. 207.
9.Forensisch dossier, bijlage 21, NFI rapport 23 mei 2013.
10.Forensisch dossier, bijlage 24, NFI rapport 17 juli 2013.
11.Forensisch dossier, bijlage 25, NFI rapport 1 november 2013, p. 2/7.