In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. De verdachte reisde met een groep van acht Syrische personen vanuit Italië met als doel naar Zweden te gaan. Tijdens deze reis heeft zij hen geholpen door onder andere vervoersbewijzen voor hen te kopen en geld op te nemen met haar identiteitsbewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2013 tot en met 8 september 2013, te Bladel en elders in Europa, behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, terwijl zij wist dat deze toegang wederrechtelijk was. De zaak kwam aanhangig door een dagvaarding van 12 september 2013, en de verdachte werd op 8 september 2013 aangehouden door de Koninklijke Marechaussee. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie in overweging genomen, die een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden had geëist. Uiteindelijk heeft de rechtbank een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.