In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 november 2013 uitspraak gedaan over de vernietiging van de erkenning van vaderschap. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Gerrand, verzocht om vernietiging van de erkenning van de minderjarige, omdat hij niet de biologische vader is. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaten mr. M.A.M. Kools en mr. J. Stappaerts-Zijlmans, heeft dit verzoek ondersteund, waarbij werd gesteld dat de man niet de biologische vader is, zoals bevestigd door een DNA-test. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Engelse recht geen rechtsfiguur kent voor de erkenning en vernietiging daarvan, en dat de ambtenaar van de burgerlijke stand ten onrechte het Engelse recht heeft toegepast. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot vernietiging van de erkenning beoordeeld moest worden naar Nederlands recht, waarbij artikel 1:205 BW van toepassing is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel de man niet de biologische vader is, het belang van het kind voorop staat. De rechtbank heeft besloten dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden, zodat de minderjarige op een passende manier afscheid kan nemen van de man als haar juridische vader, met begeleiding van Bureau Jeugdzorg. De rechtbank heeft de partijen verzocht om voor 11 februari 2014 te rapporteren over de wijze waarop dit afscheid heeft plaatsgevonden.